Heel wat mensen maken wel eens een tijdelijke hapering door in het eetgedrag. Vaak kan je deze verandering begrijpen vanuit de ontwikkelingsfase waarin het kind zit. Schommelingen in de hoeveelheid die een kind of jongere eet zijn eigen aan de normale ontwikkeling van eetgedrag.   

Voedingsproblemen  

Een voedingsprobleem gaat over moeilijkheden in de ontwikkeling van bepaalde eetvaardigheden bij jonge kinderen, vaak in interactie met de context van het jonge kind. Een klassiek voedingsprobleem bij jonge kinderen is selectief of kieskeurig eten. 

Eetproblemen 

Een eetprobleem is een verstoring in het eetgedrag dat wat langer duurt. Het gaat niet meer om een ‘normale’ hapering in het eetgedrag. Het eetgedrag verloopt gespannen. Het eetprobleem concentreert zich vooral aan tafel en tijdens de eetmomenten, maar heeft geen invloed op de activiteiten in de tijd buiten het tafelen.  

Een eet- of voedingsprobleem kan op zichzelf staan, maar kan ook kaderen binnen een eetstoornis of een voedingsstoornis.  

Hieronder staan verschillende voedings- en eetproblemen beschreven die zich kunnen voordoen bij kinderen, jongeren en volwassenen. Elk van deze problemen moet bekeken worden binnen het totaalbeeld van (de evolutie van) het kind. Enkel binnen een totaalbeeld kan een inschatting gemaakt worden van een eventueel risico, een nood aan verdere screening of een nood aan interventie.  

Te weinig (gevarieerd) eten

Vormen van voedselweigering zijn problematisch als ze een ernstig gelimiteerd eetpatroon betreffen, met of zonder verstoring van de groei, sinds verschillende weken. 


Bij voedselaversie is er een afkeer van bepaalde soorten voedsel of drank. De inname ervan wordt vermeden of zelfs geweigerd, of gaat gepaard met (neiging tot) misselijkheid, braken, angst of andere ongemakken. 
Selectief/eenzijdig eten betekent dat een veelheid aan smaken, temperaturen en texturen niet wordt geaccepteerd. Dit kan zijn oorsprong hebben in een leeftijdsgerelateerde neofobie (angst voor nieuw voedsel) waar inadequaat mee werd omgegaan, of te maken hebben met het temperament van het kind. Ook bij kinderen met ASS of andere ontwikkelingsstoornissen komt dit regelmatig voor. 

Te veel eten

Te frequent eten

Als gezond eetpatroon wordt aanbevolen: drie hoofdmaaltijden per dag en twee tot drie tussendoortjes. Frequenter eten, tussen de maaltijden door, zal er vaak toe leiden dat de eetlust vermindert, zodat er minder gegeten wordt tijdens de maaltijden. Omdat dit meestal de gelegenheid is waarop groenten en fruit worden aangeboden, zal tussendoor eten ten nadele van een gezond voedingspatroon zijn. Kinderen drinken bovendien geregeld tussendoor frisdrank of gesuikerde melkdranken, wat ook zal leiden tot vermindering van de eetlust. 

Te snel of traag eten

Te snel of te traag eten is relatief. Wanneer het kind en de ouders hiervan zelf geen hinder ondervinden, is er eigenlijk geen probleem. 

Te snel eten kan echter leiden tot verteringsongemakken of tot overeten, aangezien het een twintigtal minuten duurt vooraleer het verzadigingssignaal optreedt. Te snel eten kan ook kaderen binnen een eetbui en dus een signaal zijn van een eetprobleem. 
Te traag eten kan een teken zijn van verschillende, al dan niet ernstige eetproblemen. Algemeen kan men stellen dat een maaltijd niet langer mag duren dan 30 minuten. Wanneer het te traag eten sporadisch voorkomt, is het waarschijnlijk eerder een kwestie van „niet lusten‟. Bij een kind dat systematisch te traag eet kan men denken aan voedselweigering of slikproblemen. 

Te veel snoepen

Met snoepen bedoelen we het eten of drinken van voedingsmiddelen die men lekker vindt, maar die behoren tot de restgroep van de voedingsdriehoek en dus niet noodzakelijk zijn voor een gezonde voeding (chocolade, cola, chips…). Snoepen mag met mate. Voor kinderen is het een goede gewoonte om snoepen enkel toe te laten in bepaalde situaties of in bijzondere omstandigheden, zoals in het weekend of op een feestje. Het is dus niet eenduidig vast te leggen wanneer iemand te veel snoept. Men zou kunnen stellen dat wanneer de eetlust erdoor vermindert, er sprake is van te veel snoepen. Dit kan uiteraard ook leiden tot gewichtstoename. 

Sensorische voedselaversie 

(Jonge) kinderen met Sensorische voedselaversie (SVA) accepteren slechts één of enkele type(n) van voedingsmiddelen ondanks allerlei goedbedoelde inspanningen van zorgfiguren. Het aanbieden van nieuwe producten levert (extreme) spanning, angst en verzet op bij het kind. Het gaat hierbij om een constante weigering van voedsel met een specifieke smaak, textuur, temperatuur, geur of uitzicht. De weigering uit zich in het gezichten trekken, kokhalzen, braken of uitspuwen van het aversieve voedsel. Deze kinderen hebben doorgaans ook andere sensorische overgevoeligheden. Het gaat hier veel verder dan de ontwikkelingsgerelateerde neofobie, die een hoogtepunt kent rond de leeftijd van 1,5 tot 2 jaar, vaak nog in sterke mate aanwezig blijft in de kleutertijd en geleidelijk afneemt bij lagereschoolkinderen. Sensorische voedselaversie komt vaker voor bij kinderen met een austismespectrumstoornis (ASS).  

Meer uitgediepte informatie kan je vinden in het stappenplan Basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen en het stappenplan Basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen.  

Eetstoornissen 

Eetstoornissen zijn syndromen en bevatten dus verschillende componenten, waarbij verstoord eetgedrag centraal staat. Zo is er bij een eetstoornis niet alleen sprake van een aanhoudende verstoring in het eetgedrag die leidt tot gewijzigde voedselopname (een eetprobleem), maar ook  

Het afwijkend eetgedrag is wel het meest opvallende kenmerk (hoewel niet steeds observeerbaar), maar mag geen gevolg zijn van een lichamelijke aandoening of een psychose.   

Een eetstoornis kan zich uiten in een gewichtsprobleem, maar dat is niet noodzakelijk zo. Sommige eetproblemen en eetstoornissen hebben geen zichtbaar effect op het gewicht. De afwezigheid van een gewichtsprobleem wil dus niet per definitie zeggen dat er geen eetprobleem is. Bovendien is het zo dat een uitspraak doen over het gewicht, slechts over één dimensie gaat. Bij een eetstoornis zijn meerdere dimensies betrokken. 

  • Ongeveer 1% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan anorexia nervosa, met een hogere prevalentie bij tienermeisjes en jongvolwassen vrouwen.
  • Ongeveer 1% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan boulimia nervosa, en de stoornis treedt meestal voor het eerst op tussen 16 en 25 jaar. De stoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
  • Ongeveer 1,4% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan de eetbuistoornis en deze ontstaat doorgaans tussen de leeftijd van 16 en 25 jaar.
  • Anorexia nervosa is de derde meest voorkomende chronische ziekte bij adolescente meisjes.
  • Naar schatting ontwikkelt in ons land één op de tien vrouwen tussen 10 en 30 jaar ooit een eetstoornis.

Soorten eetstoornissen 

Hieronder volgt een vrije vertaling van de DSM-5 categorieën van voedings- en eetstoornissen. Anorexia nervosa, boulimia nervosa en eetbuistoornis komen vaker voor vanaf de adolescentie. Pica, ruminatiestoornis en vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis zijn diagnoses die voornamelijk bij kinderen worden gesteld. 

Een persoon kan in de loop van de tijd evolueren van het ene naar het andere type eetstoornis, zeker als het gaat over AN, BN en BED. Maar de basisproblematiek blijft vaak dezelfde, ook al veranderen de uiterlijke kenmerken. Eetstoornissen moeten dan ook als een samenhangend geheel worden beschouwd: we spreken daarom van een spectrum van eetstoornissen.  

Checklist anorexia nervosa

Signalen van anorexia nervosa.

Materialen en tools

– 1,63GB

Checklist boulimia nervosa

Signalen van boulimia nervosa.

Materialen en tools

– 1,63GB

Checklist eetbuistoornis

Signalen van eetbuistoornis.

Materialen en tools

– 1,63GB

Checklist ARFID

Signalen van ARFID.

Materialen en tools

– 1,63GB

Anorexia nervosa 

Ongeveer 1% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan anorexia nervosa, met een hogere prevalentie bij tienermeisjes en jongvolwassen vrouwen (14-20 jaar). In DSM-5 worden volgende criteria opgesomd om te zien of iemand voldoet aan de diagnose ‘anorexia nervosa’ (vrije vertaling van de Engelstalige criteria): 

Er worden 2 types onderscheiden, namelijk het eetbuien/purgerende type, waarbij er sprake is van eetbuien en purgeergedrag (bv. zelfopgewekt braken, misbruik van laxeermiddelen, misbruik van diuretica) en het restrictieve type, waarbij eetbuien en purgeergedrag niet voorkwamen de voorbije 3 maanden, en het ondergewicht voornamelijk gecreëerd wordt door lijnen, vasten en overmatige lichaamsbeweging. 

Boulimia nervosa 

Ongeveer 1% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan boulimia nervosa, en de stoornis treedt meestal voor het eerst op tussen 16 en 25 jaar. De stoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. In de DSM-5 worden volgende criteria onderscheiden (vrije vertaling):

Wat is een eetbui?

Eten in een afgebakende periode (bijvoorbeeld 2 uur) van een heel grote hoeveelheid voedsel, terwijl er lichamelijk geen honger is. De eetbui gebeurt meestal stiekem, iemand wil alleen eten door schaamte over hoeveel men eet 

Iemand die een eetbui heeft, ervaart een gevoel van controleverlies over het eten gedurende die episode.  Het eten gebeurt sneller dan gewoonlijk (schrokken), totdat er een onaangenaam vol gevoel optreedt.

Eetbuistoornis 

Deze groep eetstoornissen (ook bekend als “binge eating disorder‟) vertoont enige overlap met boulimia nervosa. Patiënten met deze eetstoornis hebben alle kenmerken van boulimia nervosa wat eetbuien betreft, maar compenseren niet. Ook de wens om slank(er) te zijn delen ze met andere eetstoornissen. De eetbuistoornis gaat vaak gepaard met overgewicht/obesitas.   

Sinds kort wordt de eetbuistoornis als een afgebakende eetstoornis gedefinieerd. De DSM-5 lijst naast anorexia nervosa en boulimia nervosa ook voor deze groep specifieke criteria op: 

Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis of ARFID 

Deze stoornis was voordien de ‘voedingsstoornis tijdens de zuigelingenleeftijd of vroege kindertijd’. De criteria werden uitgebreid, en ook volwassenen kunnen deze diagnose krijgen, maar de diagnose wordt vaker gesteld bij kinderen. De criteria zijn: 

Meer over ARFID 

Andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis 

A-typische Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa met lage frequentie en/of van beperkte duur, Purgeerstoornis, Eetbuistoornis met lage frequentie en/of van beperkte duur en Nachtelijk eetsyndroom vallen onder de categorie ‘andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis’. Ze worden gekenmerkt door een deel van de symptomen van Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa of de Eetbuistoornis, en werden vroeger geplaatst binnen de categorie ‘Eetstoornis Niet Anderszins Omschreven’.  

Het klinische beeld hoeft echter niet minder ernstig te zijn. In een aantal gevallen kan een dergelijke eetstoornis zich ontwikkelen tot een volledig beeld van de klassieke eetstoornissen. Enkele voorbeelden: 

Pica 

Is het herhaald eten van stoffen die niet eetbaar zijn en dit gedurende een periode van minstens een maand, waarbij het eten van deze stoffen niet past bij het ontwikkelingsniveau (dit komt vrij vaak voor bij kinderen tussen 18 en 36 maanden, maar wordt daarna steeds zeldzamer). Daarom wordt de leeftijd van 2 jaar als minimumleeftijd voorgesteld voor de diagnose. Het gedrag maakt geen deel uit van culturele of sociale gebruiken. Wanneer het gedrag samen voorkomt met andere mentale stoornissen (bv. ASS) of medische condities (bv. zwangerschap), is het ernstig genoeg om aparte klinische aandacht te vereisen. Pica komt vaak voor in combinatie met mentale stoornissen die geassocieerd zijn met beperkingen in het functioneren. 

Ruminatiestoornis 

Halfverteerd voedsel wordt herhaaldelijk en zonder inspanning uit de maag naar boven gewerkt, herkauwd en weer ingeslikt of uitgespuwd, in de afwezigheid van een gekende causale, organische stoornis (bv. gastro-oesofagale reflux). Het wordt dikwijls gerapporteerd bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand, maar de diagnose kan het hele leven worden gesteld (bijvoorbeeld bij personen met een mentale beperking). Om de diagnose te stellen, moet dit gedrag zich minstens een maand voordoen. Het gedrag past niet uitsluitend binnen het verloop van Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa, de Eetbuistoornis, of de Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis. Wanneer het gedrag samen voorkomt met een andere mentale stoornis (bv. intellectuele ontwikkelingsstoornis), is het ernstig genoeg om aparte klinische aandacht te vereisen. 

Ongespecificeerde voedings- of eetstoornis 

Dit is een algemene diagnostische categorie die gebruikt wordt wanneer er onvoldoende informatie is om tot een betere diagnose te komen. 

Meer informatie over de kenmerken van de verschillende eetstoornissen, de typologie volgens de DSM 5 en de relatie met gewichtsproblemen kan je terugvinden in het stappenplan Basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen volwassenen.  

De prevalentie van eetstoornissen verschilt per leeftijd, geslacht en regio. Anorexia nervosa ontstaat doorgaans vroeg of halfweg in de adolescentie. Bij ongeveer 1/5 van de patiënten starten de symptomen tussen 10-14 jaar, bij ongeveer 1/2 van de patiënten vangt de stoornis aan tussen 15 en 19 jaar. Boulimia nervosa en de eetbuistoornis ontstaan vaker aan het einde van de adolescentie of bij jongvolwassenen, meestal tussen 16 en 25 jaar. De eetbuistoornis volgt het patroon van boulimia nervosa, maar kan ook al vóór de puberteit beginnen. Uit internationaal prevalentie-onderzoek blijkt dat anorexia nervosa en boulimia nervosa veel vaker voorkomen bij vrouwen, maar dat de geslachtsratio min of meer gelijk is als het gaat over eetbuien/de eetbuistoornis. Bij de kinderen jonger dan 12 jaar met anorexia nervosa komen relatief meer jongens voor dan op latere leeftijd, maar meisjes vormen nog steeds de grootste groep. Meer specifieke cijfers vind je terug in het stappenplan op onze cijferpagina. 

Datum laatste aanpassing: 11 september 2023