Een groei-ondersteunende context creëren in de eerstelijn

Als groeien zo spannend is hebben jongeren soms extra nood aan ondersteuning waarbij groeien wordt genormaliseerd en samen met de jongeren wordt nagedacht hoe ze kunnen omgaan met de uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden. 

Jongeren zijn op zoek naar houvast en richting, ze proberen een eigen leven, levensstijl en routine uit te bouwen. Jongeren hebben nood aan een ondersteunende context waarbij ze de ruimte krijgen om te verkennen hoe ze met uitdagingen kunnen omgaan en waar ze terecht kunnen met betrouwbare informatie rond de uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden. De ELP-praktijk is één van de plekken waar we hen dat kunnen bieden. Bovendien kunnen we ook de ouders van de jongeren ondersteunen zodat ook zij thuis een context kunnen creëren waarin jongeren een evenwichtig antwoord kunnen vinden op de uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden. 

Een groei-ondersteunende context kan op verschillende manieren gecreëerd worden en zal altijd tot stand komen in de interactie tussen de hulpverlener en de jongere waarbij we ons zoveel mogelijk afstemmen op de noden en behoeften van de jongere. Er bestaan echter wel wat kaders die ons als hulpverlener houvast kunnen bieden. Kaders die ons helpen om ons af te stemmen en in te voegen bij de jongere en zijn/haar context maar ook inhoudelijke kaders die handvaten en een overzicht geven bij wat jongeren nodig hebben en die kunnen helpen om te detecteren wanneer een uitdaging niet langer een uitdaging is maar een probleem en wanneer jongeren meer nood hebben dan een ondersteuning. 

Autonomie, Betrokkenheid en Competentie: het ABC van een groei-ondersteunende context

Om goed te kunnen groeien moeten 3 universele basisbehoeften ingevuld zijn: het gaat om de behoefte aan autonomie, de behoefte aan betrokkenheid en de behoefte aan competentie. Groei ondersteunen wil dus ook zeggen dat we in onze bejegening ten opzicht van jongeren zo goed mogelijk tegemoet komen aan deze behoeften. 


Autonomie 

De nood aan autonomie is het gevoel hebben zichzelf te mogen zijn en zelf beslissingen te kunnen nemen over het eigen gedrag, i.t.t. gecontroleerd worden door anderen. Aan de behoefte van autonomie voldoen doen we door de jongere kapitein te laten zijn van zijn/haar leven. Maak de jongere daarom deelgenoot van het begeleidingsproces: 

  • Wat is het probleem volgens de jongere? Hoe denkt hij/zij dat de problemen zijn ontstaan? 
  • Wat vindt de jongere van begeleiding? Wat verwacht hij/zij van de begeleiding? 
  • Hoe denkt de jongere dat de problemen aangepakt moeten worden? 
  • Wanneer heeft hij/zij haar doelen bereikt? Hoe ziet het einddoel er voor hem haar uit? • Waar wil hij/zij mee aan de slag? 
  • Heeft cliënt een idee hoe hij/zij hiermee aan de slag zou willen gaan? 
  • Wanneer wil hij/zij bepaalde doelen bereikt hebben? 

Geef daarnaast voldoende duiding en uitleg. Een autonomie ondersteunende aanpak is geen ‘laisser faire’-aanpak. Verduidelijk waarom bepaalde afspraken of regels belangrijk zijn, help jongeren begrijpen waarom deze er zijn zodat de jongere zelf kan kiezen om ‘toe te stemmen’. In plaats van druk te zetten en autoriteit te gebruiken wordt in deze aanpak gekozen voor informeren. 


Betrokkenheid 

De nood aan betrokkenheid en verbondenheid gaat over het gevoel ergens bij te horen, het gevoel hebben dat je geeft om anderen en dat anderen geven om jou. Aan de behoefte van betrokkenheid voldoen doen we door interesse te tonen in de leefwereld van de jongere en door ze onvoorwaardelijk te accepteren ook al begrijpen we niet goed waarom ze bepaalde beslissingen nemen. Op die manier krijgen jongeren het gevoel dat ze bij je terecht kunnen ook bij fouten en wanneer het moeilijk gaat. 


Competentie 

De nood aan competentie is het gevoel op een effectieve manier te kunnen omgaan met de omgeving, het ervaren van successen en het gevoel hebben gedrag tot een goed einde te kunnen brengen. Aan de nood aan competentie kan voldaan worden door: 

  • Een context te creëren waarbinnen de jongere een duidelijk zicht heeft op wat er van hem of haar verwacht wordt. 
  • Verken wat de jongere al geprobeerd heeft: benadruk successen en vergroot uit wat goed ging 
  • Vraag of de jongere zelf goede ideeën heeft om met uitdagingen om te gaan 
  • Deel nieuw gedrag op in stappen 
  • Bespreek wat nodig is om de volgende stap te zetten 
  • Vraag wie kan helpen bij de volgende stappen en wat je zelf kan doen 
  • Benadruk de krachten, talenten en capaciteiten van de cliënt.

Kies voor een neutrale en niet stigmatiserende taal en bejegening

Als we jongeren op een evenwichtige manier willen ondersteunen is het belangrijk om resoluut te kiezen voor eigen neutraal en niet stigmatiserend taalgebruik. Daarvoor is het belangrijk om ons bewust te zijn van de eigen en de maatschappelijke ideeën en vooroordelen, in het bijzonder rond eten en gewicht. 

Er heersen verschillende (voor)oordelen over lichte of zwaardere mensen: er wordt bijvoorbeeld vanuit gegaan dat iemand met een afwijkend gewicht per definitie een ongezonde leefstijl heeft, niet gemotiveerd is tot een gezonde leefstijl, en zelf de volle verantwoordelijkheid draagt voor het afwijkend gewicht. Dergelijke stigma’s rond gewicht zijn niet alleen fout, ze hebben ook een impact op de gezondheid van mensen, en vormen een barrière voor de behandeling. Stigmatisering zorgt ervoor dat velen van ons zich heel snel ‘te dik’ voelen, en dat ook jongeren met overgewicht en obesitas zich schamen en van het ene dieet naar het andere springen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel, want dit lijngedrag brengt hen net verder van een gezond gewicht. Dit mag niet gestimuleerd worden. 

Daarnaast is binnen onze maatschappij “er goed uitzien” erg belangrijk. Het belang dat maatschappijbreed gehecht wordt aan “er goed uitzien” heeft niet alleen een invloed op mensen die onze hulp vragen maar ook op onszelf als hulpverlener. Ons te sterk identificeren met dit maatschappijbeeld maakt dat we ongewild het belang dat onze cliënt hecht aan uiterlijk en gewicht kunnen aanmoedigen en bekrachtigen.

Het is daarom belangrijk om je als psycholoog bewust te zijn van deze thema’s en hierover op een
correcte, voorzichtige en genuanceerde manier te communiceren. Wees je daarom bewust dat:

  • Algemeen aanvaarde maatschappelijke ideeën rond eten en gewicht schadelijk kunnen zijn:
    bevraag en daag je zelf uit in deze thema’s
  • Eet- en gewichtsproblemen multifactorieel tot stand komen. Het is nooit een “eigen schuld,
    dikke bult”-verhaal
  • Het slankheidsideaal voor de meeste mensen onhaalbaar is
  • Dieethypes zelden leiden tot langdurige positieve resultaten maar wel een risico hebben op
    de ontwikkeling van verstoord eetgedrag
  • Iemands gewicht geen goede parameter is voor de gezondheid van die persoon
  • Tussen mensen er sterke verschillen zijn in het gewicht dat men verliest bij gezonder leven

Handvaten voor goede communicatie

  • Focus op een brede gezonde leefstijl en help dit te concretiseren via het acroniem
    A.L.L.E.S.: Afwisselend eten, Leuk bewegen, Lief zijn voor jezelf, Emoties hanteren,
    Slapen (zie ook hieronder)
  • Focus op gezonde leefstijl als een manier om goed voor zichzelf te zorgen en belangrijke
    doelen na te komen in plaats van gewicht verliezen
  • Focus op de gezondheidsvoordelen van een gezonde leefstijl (en niet op veranderingen
    in gewicht of uiterlijk)
  • Focus op gedrag (wat kan jongere zelf doen) in plaats van resultaat
  • Stimuleer via taal goede zelfzorg: “Wat heeft je lichaam nodig?”.
  • Gebruik geen taal die schuldgevoelens kan geven.
  • Leg geen verband tussen gewicht en gezondheid
  • Gebruik lichaamsvorm en gewicht NIET als motivator voor gedragsverandering. Bv.: bij
    iemand met obesitas “een mooier lichaam” gebruiken als motivator om meer te gaan
    bewegen of op voeding te letten.
  • Antwoord niet bevestigend als de persoon klaagt over zijn of haar lichaamsvormen.
  • Adviseer geen diëten om lichaamsvorm te veranderen.

Meer tips vind je op deze fiche

Versterken

Binnen een groei-ondersteunende context ligt de nadruk in de eerste plaats op het versterken van wat al goed gaat. Het is niet omdat de jongere nu even wat meer uitgedaagd wordt dat alles slecht gaat.
Bij het versterken vertrek je vanuit het verhaal en de ervaring van je cliënt: Wat doet hij/zij al dat groei versterkt en beschermend werkt? Moedig aan, bevestig en supporter wat in de goede richting gaat.
Vraag hoe men kan vermeerderen bij zaken die beschermen en deugd doen (Hoe zou je er voor kunnen zorgen dat je dit vaker zou kunnen doen?).

Groei-ondersteunend thema’s

Door in te zetten op bepaalde thema’s kunnen we jongeren ondersteunen in het uitbouwen van een evenwichtige levensstijl die hen op korte en lange termijn zowel fysiek als mentaal zal beschermen tegen problemen. Belangrijke thema’s zijn o.a. een brede gezonde leefstijl als basis, uitbouw van een goed sociaal netwerk en mediaweerbaarheid.

Uitwerking van een brede gezonde leefstijl als basis

Bij een gezonde leefstijl wordt traditioneel vaak gedacht aan gezond eten en meer bewegen. Een gezonde leefstijl bevat echter veel meer dan eten en bewegen alleen maar omvat ALLES (acroniem voor: Afwisselend eten, Leuk bewegen, Lief zijn voor jezelf, Emoties hanteren en Slapen)

Afwisselend eten

Afwisselend eten staat voor eetgedrag dat gebaseerd is op goede eetvaardigheden of de 4 eetcompetenties: Gevarieerd, Genoeg volgens de groeibehoefte, Gestructureerd in de dag, en Genieten
(Onthou ze als ‘de G’s) : Meer info en tips zijn geconcretiseerd op de fiche ‘eetcompetentie‘ en op VIGL ‘voedingsdriehoek’.

  • Gestructureerd: heeft te maken met alles rond het plannen en organiseren van maaltijden.
  • Genieten: heeft te maken met alles rond het plezier dat eten en voeding mag geven.
  • Gevarieerd: heeft te maken met de mate van variatie in het voedingspatroon.
  • Genoeg: heeft te maken met het luisteren naar interne honger en verzadigingssignalen van ons
    lichaam.

De vier vaardigheden kunnen niet zonder elkaar: allen zijn nodig om te kunnen spreken van eetcompetent eetgedrag. Het zorgt ervoor dat de balans bewaard blijft en dat de cliënt niet op één
van de vaardigheden gaat doorschieten ten koste van de andere vaardigheden. Eetcompetenties zorgen daardoor voor een beschermend jasje op vlak van voeding en eten. Het helpt bij het uitbouwen van een gezonde houding t.o.v. eten en het kan bijsturen bij cognities die eet-en gewichtsproblemen in de hand kunnen werken, bijvoorbeeld: een sterk zwart-wit denken over wat gezond is of een te rigide vasthouden aan wat men wel of niet eet.
Wanneer men met jongeren aan de slag gaat rond eten en eetvaardigheden kan het nodig zijn om ook de ouders en het gezin te betrekken. Jongeren hebben nog niet de volledige autonomie over de eetstructuur en maaltijden. Werken aan de eetvaardigheden gebeurt dan best in afstemming met de jongere en de ouders: Wat is er mogelijk binnen hun gezin en hun gewoontes? Wat zijn elementen waar binnen hun gezin wat extra aandacht voor nodig is? Tegelijkertijd kan er samen nagedacht worden over strategieën die de ouders kunnen gebruiken om hun kind te ondersteunen bij wat moeilijker gaat.


a) Structuur – Gestructureerd 

Haperingen op vlak van “gestructureerd” kunnen bestaan uit moeite hebben met het aanbrengen van een structuur op vlak van eten, geen tijd maken om te eten, problemen hebben bij het plannen van wat er gegeten wordt, moeilijkheden met het vertalen van een eetplan in een boodschappenlijstje, niet weten hoe men een voedzame maaltijd kan samenstellen. Idealiter wordt er elke dag drie maaltijden aangevuld met twee à drie tussendoortjes gegeten. Men zorgt daarbij best voor lekkere en voedzame maaltijden die ervoor zorgen dat men verzadigd blijft tot het volgende eetmoment. Op die manier is het gemakkelijker om vast te houden aan het eetschema en heeft men minder de neiging om te snoepen tussendoor. Kijk voor inspiratie naar de voedingsdriehoek en op de website ‘Zeker Gezond‘. 

  • Denk met de jongere (en gezin) na over hoe structuur kan worden aangebracht en wat zou helpen om de structuur vast te houden?
  • Denk met de jongere (en gezin) na over lekkere en voedzame maaltijden die passen binnen de eetstructuur van het gezin en de jongere. Bvb een snelle maar voedzame maaltijd wanneer weinig tijd. 
  • Oefen met het opstellen van een dagplanning rond eten of het opstellen van een weekmenu. 
  • Oefen op het maken van boodschappenlijstjes
  • Helpen bij het samenstellen van evenwichtige maaltijden. Geef informatie over de voedingsdriehoek of verwijs door naar een diëtist wanneer iemand zoekend is

b) Attitude – Genieten 

Haperingen op vlak van “genieten” kunnen bestaan uit het zich niet kunnen toestaan van verboden voedsel, niet kunnen/durven genieten van eten, schuldgevoelens hebben bij wat men eet. 

  • Maak de jongere en zijn/haar gezin ervan bewust dat eten gezellig moet blijven en dat men mag genieten van wat er op het bord ligt. 
  • Moedig aan om van de maaltijd een gezellig gebeuren te maken. Denk samen na hoe men hier voor kan zorgen, bijvoorbeeld: hoe we kunnen zorgen voor afleiding als eten wat spanning geeft, moeilijke gesprekken pas na het eten voeren, praten over de dag 
  • Helpen zoeken naar gezelligheid, van eten iets leuks maken: hoe een gezellig momentje creëren aan tafel: samen rond de tafel, kaarsje, mooi serviesje, enz. 
  • Geef psycho educatie rond de gevolgen van diëten, deprivatie van voedingsmiddelen, enz. 
  • Leren de jongere en zijn/haar gezin loslaten van het labelen van voedsel als slecht of goed. 
  • Help de jongere stilstaan bij hoe hij/zij zijn/haar lichaam kan geven wat het nodig heeft. 
  • Moedig aan om de tijd te nemen om bewust te eten en ervan te genieten: 
  • Moedig aan om te zorgen dat voedzame maaltijden ook lekker zijn. Help nadenken hoe men groenten en andere ingrediënten kan bereiden op een manier die wel smaakt. Op die manier is evenwichtig eten geen moetje maar iets om elke maaltijd naar uit te kijken. 

c) Variatie – Gevarieerd 

Haperingen op vlak van variatie kunnen bestaan uit een te éénzijdig voedingspatroon, moeilijkheden met het eten van ‘onbekende’ voedingsmiddelen, of vasthangen aan het idee dat voeding altijd lekker moet zijn. 

  • Help de jongere (en gezin) nadenken hoe men dagelijks verschillende soorten producten (groenten, fruit, aardappelen, vlees, vis, noten) kan eten, en voldoende kan variëren binnen die productgroepen (bv. niet alleen appels maar ook aardbeien, niet alleen bloemkool maar ook wortel). 
  • Moedig aan om te experimenteren met voeding: wat zijn kleine stapjes voor de jongere/voor het gezin? 
  • Samen zoeken naar andere manieren waarop voedzame voedingsmiddelen op een lekkere manier kunnen verwerkt worden in het voedingspatroon. Misschien vindt men gewone gekookte groenten niet zo lekker, maar vindt men het wel heerlijk om van deze groenten te genieten in een stoofpotje? 
  • Leren accepteren dat het soms ook met minder gezonde of minder lekkere voeding moet omdat de situatie dat nu eenmaal vereist of wanneer andere belangrijke waarden en doelen voorop staan. 
  • Hoe kan men de jongere/ elkaar ondersteunen? Samen koken, elkaar uitdagen bij het proberen van nieuwe dingen, samen naar de winkel gaan om ingrediënten uit te kiezen.
  • Voor kinderen: Het gezelschapsspel ‘De Lekkerbekjes’ daagt kinderen en hun vrienden en familie uit om grappige, vreemde en vooral gezonde hapjes te proeven. Zo leren ze ook spelenderwijs de voedingsdriehoek kennen. 
  • Moedig aan om te experimenteren met kleuren en exotische gerechten, kijk voor inspiratie naar vrienden en familie of kijk op de website ‘Zeker Gezond‘. 
  • Maaltijdboxen zijn een leuke manier om in contact komen met nieuwe ingrediënten en te leren hoe men deze kan klaarmaken. 

Sommige mensen vinden het gemakkelijk om nieuwe voedingsmiddelen te proberen. Bij anderen kan experimenteren veel spanning geven. Het kan dan soms helpen om het proces van proeven en experimenteren in comfortabelere kleine stapjes op te delen: starten met 1 voedingsmiddel, combineren met iets dat men graag eet, klaarmaken m.b.v. de favoriete bereidingswijze, enz. Mensen die erg veel moeite ervaren om hun voedingspatroon uit te breiden, kunnen ook beroep doen op professionele hulp van een gespecialiseerde diëtiste of psycholoog. 

d) Regulatie – Genoeg 

Haperingen op vlak van regulatie kunnen bestaan uit het negeren van honger- of verzadigingssignalen, eten om andere redenen dan fysieke honger, het niet kunnen verdragen van een kleine honger. Naargelang de hapering kunnen verschillende interventies interessant zijn: 

  • Moedig aan om aandacht te hebben voor het eten tijdens de maaltijd: afleidingen (tv, smartphone) aan de kant zodat men optimaal aandacht kan geven aan de maaltijd en signalen van honger- en verzadiging. 
  • Moedig aan om aandacht te geven aan de verschillende aspecten van het eten: geur, smaak, zicht,… . 
  • Help om Signalen voor fysieke honger bij zichzelf leren herkennen: grommende maag, zich slap voelen, pijnlijke maag. 
  • Help om fysieke honger te leren onderscheiden van andere soorten honger: honger getriggerd door omgevingssignalen of emotionele honger: 
  • Help om omgevingstriggers die eten oproepen (omgevingshonger) te leren herkennen 
  • Help om bewust te worden van momenten waarop er gegeten wordt vanuit een emotionele behoefte, moedig aan om andere manieren te zoeken om met emoties om te gaan: een bad nemen, gaan wandelen of iets leuks voor jezelf om te belonen of te troosten. 
  • Help om verzadigingssignalen te leren herkennen 
  • Moedig aan om tijd te nemen om bewust te eten en ervan te genieten. 

e) Andere aandachtspunten op vlak van afwisselend eten 

  • Beschouw voedingsmiddelen op zich niet als gezond of ongezond: alles is oké maar het ene heeft het lichaam meer nodig dan het andere. Spreek niet over gezond/ongezond t.o.v. de jongere 
  • Ga niet mee in de hypes of diëten. Deze hypes of diëten zijn niet bewezen of vaak gebaseerd op incorrecte interpretaties van wetenschappelijke studies. Wees oplettend voor zelfverklaarde experts zonder achtergrond in de principes van wetenschappelijk onderzoek. 
  • Gebruik de principes van de voedingsdriehoek. De voedingsdriehoek is gebaseerd op sterke wetenschappelijk evidentie en is opgesteld door experten op vlak van voeding.

Leuk bewegen en lang stilzitten onderbreken

Bij ‘bewegen’ denkt men spontaan aan intensieve trainingsprogramma’s en het lopen van een marathon. Veranderingen in fysieke activiteit hoeven echter niet zo “groots” te zijn: ook kleine dagdagelijkse veranderingen kunnen een winst in fysieke activiteit betekenen. “Elke stap telt” is in deze dus erg letterlijk te nemen. 

Maar bij een gezonde leefstijl zijn er ook restricties rond bewegen: gezond bewegen is afgestemd op wat het lichaam goed doet, en in die zin ‘leuk’ bewegen. Toch is het van belang om te weten wat de functie van het bewegen is voor de jongere: beweegt hij/zij uit plezier? Omwille van de sociale contacten? Voor de uitdaging? Prima! Beweegt de jongere hoofdzakelijk om zijn lichaam te veranderen en/of te compenseren voor de geconsumeerde calorieën, dan is aanmoedigen geen goed idee! Het is beter om in dat geval in te zetten op lichaamstevredenheid. 

Naast beweeggedrag blijkt ook de hoeveelheid ‘zittijd’ belangrijk voor gezondheidsinschatting: Ook al wordt er sommige dagen goed bewogen, ons lichaam is niet aangepast aan de grote hoeveelheid sedentaire tijd die vaak achter ‘schermen’ wordt doorgebracht. 

Op vlak van beweeggedrag zijn er verschillende mogelijk doelen, afhankelijk van de situatie van de jongere: meer bewegen, minder bewegen (bv. Bij bewegingsdrang), plezierig bewegen waarbij men contact maakt met het lichaam en de eigen grenzen verkent, het versterken van beweegvaardigheden. 

  • Ga na hoe er meer beweging kan worden ingebouwd: wandelen of fietsen naar school, een avondwandeling maken. Zijn er sporten die hij/zij (terug) wil opnemen? 
  • Help zoeken naar een sport die men graag doet, die blij maakt. Kiezen voor een sport die je graag doet, zorgt ervoor dat je meer gemotiveerd bent om te sporten, dat je met plezier beweegt en dat je het sporten ook kan volhouden. 
  • Help zoeken naar manieren waarop men het sporten voor zichzelf leuk kan maken: een leuke playlist voor tijdens het lopen, stippel een mooie looproute uit, sport met een vriend/vriendin, een leuke sportoutfit, sport in team om optimaal te genieten van sociaal contact. 
  • Moedig aan om het lichaam te leren kennen: zoek naar een juiste dosering van inspanning en geef tijd voor herstel nadien. Moedig aan om tijd te maken voor opwarming en cooling-down. Zorg voor gepaste ondersteuning met stevige schoenen en aangepaste kledij. 
  • Moedig aan om rust of de intensiteit te verlagen wanneer nodig. Het lichaam te veel onder druk zetten of een hele sportsessie lang “afzien” verhoogt de kans op blessures en zorgt ervoor dat men het sporten niet lang zal volhouden. Een conditie opbouwen doet men door het lichaam systematisch in kleine stapjes uit te dagen. Voldoende uitdaging om progressie te maken maar niet zoveel dat blessures kunnen ontstaan. 
  • Moedig attitudes t.o.v. beweging aan die gezondheid centraal stellen i.p.v. gewicht en uiterlijk. 
  • Moedig aan om beweging te zien als onderdeel van een gezonde leefstijl i.p.v. om gewicht te verliezen. 

Meer informatie is terug te vinden op de bewegingsdriehoek van het Gezond Leven en op de fiche ‘Leuk bewegen’. Voor kinderen en jongeren gelden deze adviezen op vlak van beweging en stilzitten. 

Lief zijn voor jezelf

Een gezonde leefstijl zet ook in op het lief zijn voor zichzelf en zijn/haar lichaam. Iemand met een gezond lichaamsbeeld en gezonde zelfwaarde heeft een duidelijk zicht op wat fysisch en psychologisch goed gaat, maar kan ook minder goede kanten accepteren. Dit leidt tot vertrouwen in zichzelf en in zijn mogelijkheden om moeilijkheden te overwinnen. Lichaamstevredenheid en een gezonde zelfwaarde beschermt tegen heel wat psychische problemen o.a. de ontwikkeling van eet- en gewichtsstoornissen.

Het zelfbeeld is de manier waarop men over zichzelf denkt. Het zelfbeeld geeft aan wie men is en wat er bij zichzelf past en wat niet. Weten wie je bent is erg belangrijk maar het vraagt vaak tijd om te ontdekken wie je precies bent. De ontwikkeling van het zelfbeeld kan ondersteund worden door nieuwe ervaringen en te ontdekken wat men leuk vindt, wat er bij zichzelf past en wie men is. Ideaal is een zelfbeeld dat bestaat uit zowel positieve als negatieve elementen: men weet waar men goed in is en wat men minder goed kan.

Zelfwaardering gaat dan weer over de manier waarop men zijn/haar zelfbeeld waardeert. De zelfwaardering wordt niet enkel bepaald door hoe we onszelf zien maar ook door hoe anderen ons zien en hoe de maatschappij ons ziet. De evaluatie van bepaalde kenmerken van onszelf kan ook beïnvloed worden door hoe anderen of de maatschappij deze kenmerken beoordelen. Iemand met een gezonde zelfwaardering heeft een duidelijk zicht op zijn sterktes maar kan ook zijn minder goede kanten en zwaktes accepteren. Dit leidt tot vertrouwen in zichzelf en in zijn mogelijkheden om moeilijkheden te overwinnen. 

Het lichaamsbeeld is een deel van het zelfbeeld. Om van een evenwichtig en positief lichaamsbeeld te spreken moet er bovendien voor meer zaken aandacht zijn dan voor uiterlijk alleen. Een positief lichaamsbeeld omvat thema’s zoals uiterlijk, gezondheid, bewustzijn, functie, plezier en diversiteit. Werken aan een positief lichaamsbeeld kan dan ook binnen elk van deze thema’s. 

Mogelijke doelen in het versterken van jongeren zijn het werken aan het zelfbeeld, werken aan het lichaamsbeeld, bijsturen van negatieve zelfwaardering, het opsporen van maladaptieve cognities en selftalk, aanpak van perfectionisme, het verminderen van de preoccupatie met gewicht en lichaamsvormen en de jongere leren naar zijn persoonlijke vooruitgang te kijken in plaats van zich te vergelijken met anderen. 

  • Hecht belang aan procesgerichte feedback en moedig de jongere aan om op een procesgerichte manier naar zichzelf kijken: stilstaan bij de manier waarop iets gedaan wordt in plaats van een oordeel over de persoon of de prestatie. 
  • Sta samen met de jongere stil bij zijn/haar krachten, talenten en domeinen van goed functioneren: Wat vindt hij/zij dat zij goed doet als kind/zus/broer/vriend(in)? Wat waarderen anderen heel erg in hem/haar? Zijn er hobby’s die de jongere leuk vindt om te doen? 
  • Verken samen met de jongere andere domeinen van zelfwaardering. Wat zijn dromen van de jongere? Wat zou hij/zij graag willen bereiken? Zijn er bepaalde hobby’s waar de jongere al langer van droomt om te doen. Welke domeinen van zelfwaardering waren vroeger aanwezig? Moedig hobby’s en specifieke interesses aan. Denk samen met de jongere na hoe hij/zij (opnieuw) aan de slag kan gaan met deze domeinen. 
  • Uitbouwen van een waardesysteem met de jongere. Wat vindt de jongere belangrijk? Op welke waarden en domeinen wil de jongere inzetten? Wat hoopt de cliënt dat mensen op het einde van zijn leven over hem/haar zouden zeggen? 
  • Uitdagen en relativeren van schoonheidsideaal 

Meer informatie is terug te vinden op de fiche ‘Lief zijn voor je lichaam’.

Emoties hanteren

Emoties nemen sterk toe in de puberteit. Hoewel ze horen bij het leven, wordt er vaak op zoek gegaan naar manieren om negatieve emoties niet te hoeven voelen en deze te onderdrukken. Maar ook met sterke positieve gevoelens weet men niet altijd raad. Hoewel emoties onderdrukken op korte termijn goed werkt, kan het op lange termijn voor gezondheidsproblemen zorgen. Leren om emoties te accepteren en op een adaptieve manier te leren reguleren is dan ook een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl en een belangrijke beschermende factor die het risico op de ontwikkeling van eet- en gewichtsproblemen verlaagt. 

Werken aan een betere emotieregulatie kan door: 

  • Stilstaan bij adaptieve manieren om met emoties om te gaan i.p.v. ze te onderdrukken (bijvoorbeeld erover praten). 
  • Stel verstoorde cognities in vraag rond (negatieve) emoties, bv. cognities die (uitingen van) negatieve emoties zien als zwak of fout. 
  • Bespreek de oorzaken en gevolgen van stress en hoe ermee om te gaan. 
  • Sta met de jongere stil bij wat hen spanning of stress bezorgt. 
  • Reflecteer met de jongere over hoe ze op een adaptieve manier met stress en spanning kunnen omgaan. • Moedig reflectie en evaluatie van coping- en emotieregulatiestrategieën aan. 
  • Breng adaptieve strategieën aan zoals sociale steun zoeken, verschillende oplossingen zoeken voor een probleem. 

Meer informatie is terug te vinden op de fiche ‘Omgaan met emoties’.

Slapen

Nieuw onderzoek wijst op de sterk onderschatte gezondheidsimpact van slaaptekort. Daarom pleit men ervoor om leefstijladvies ook uit te breiden tot slaapadvies. Slecht slapen kan zorgen voor een verminderd functioneren doorheen de dag zoals prikkelbaarheid en concentratieproblemen maar heeft ook een invloed op o.a. ons hormoonsysteem. Wijziging in de werking van hormonen kan overgewicht in de hand werken. Bovendien is het bij te weinig slaap moeilijker om te weerstaan allerlei belonende prikkels en is het daardoor moeilijker om goede gewoonten vol te houden. 

De hoeveelheid slaap die iemand nodig heeft, verschilt tussen mensen en varieert ook naargelang de leeftijd. Baby’s slapen tot 16u per dag, voor kinderen en adolescenten wordt een slaapduur tussen de 8 en 11u aangeraden en de gemiddelde “normale” slaapduur voor volwassenen is 7 a 8 uur. Kleine individuele verschillen in slaapduur zijn mogelijk maar extreme afwijkingen kunnen leiden tot gezondheidsproblemen. Of de hoeveelheid slaap voor iemand voldoende is wordt gedefinieerd aan de hand van: spontaan wakker worden en het gevoel te hebben van fris en alert te zijn [1]. 

Heb aandacht voor: 

  • Zoek samen naar een vast slaapritueel: door steeds hetzelfde doen voor het slapen, gaat je lichaam de acties met slapen associëren waardoor je sneller in slaap valt. Idealiter staat men op ongeveer dezelfde tijdstippen op en gaat men slapen op dezelfde tijdstippen 
  • Sta met de jongere stil bij mogelijke verleiders voor slaaptekort: 
    • Entertainment ’s avonds zoals TV, games dat je wakker houdt als je moe bent 
    • Meer cafeïnegebruik doorheen de dag (denk ook aan energiedranken), meer alcoholgebruik ’s avonds 
    • Stress en te lang doorgaan met studeren of sporten net voor slapengaan 
    • Aanwezigheid van elektrisch licht in je omgeving (ook blauw LED licht van schermen) 

Kijk voor meer informatie naar onze fiche: “Slaap”.

Uitbouw van een goed sociaal netwerk

Personen met positieve relaties met anderen zijn minder kwetsbaar voor psychische problematiek in het algemeen en eet- en gewichtsproblemen in het bijzonder. Bovendien is het beschermend indien deze belangrijke anderen ook een gezonde modelfunctie hebben op vlak van lichaamswaardering. 

  • Zoek samen met de jongeren naar manieren om het sociale netwerk te vergroten/verbreden. Is het haalbaar om elke dag met minstens 1 iemand te praten over iets van jezelf? 
  • Hoe kan de jongere het aantal positieve contacten vermeerderen: Welke contacten doen je goed? Met wie zou je meer contact willen? Hoe zou je dit kunnen aanpakken? 
  • Welke zorgfiguren kunnen helpen weerbaarder worden rond het schoonheidsideaal, opvattingen i.v.m. gewicht en eten,… 
  • Denk samen na: welke omstaanders hebben welke houding ten opzichte van het lichaam, wat vindt jongeren daar goed aan? Wat zou jongeren willen overnemen? 

Wees ook bewust van de modelfunctie ten opzichte van de cliënt. Het is belangrijk om ook zelf een gezonde houding ten opzichte van eten, bewegen en lichaam te modelleren tegenover de cliënt.

Mediaweerbaarheid

De media spelen een belangrijke rol in het communiceren van het slankheidsideaal en de (vermeende) methodes om dit te bereiken. Blootstelling aan deze ideaalbeelden en boodschappen kan gepaard gaan met internalisering van het slankheidsideaal, sociale vergelijking op vlak van slankheid, en het gebruik van deze vaak ongezonde en risicovolle methodes. Bovendien duiken nieuwe mediakanalen op waarlangs deze processen plaatsvinden, zoals sociale netwerksites. 

Ook jongeren worden hier in hoge mate aan blootgesteld. Het is daarom belangrijk om de impact van mediablootstelling op het lichaamsbeeld en verstoord eetgedrag te verminderen door kritisch denken aan te leren tegenover mediatechnieken en ideaalbeelden. Onderzoek ondersteunt het effect van dergelijke programma’s in de preventie van eet- en gewichtsproblemen [2]. 

  • Geef educatie rond evenwichtig eten, bewegen, het gebruik van photoshop en filters bij foto’s en filmpjes en de algoritmes van sociale media 
  • Help nadenken: is (sociale) media voor jou helpend? Wat is helpend? Wat is niet? Hoe zou je wat niet-helpend is kunnen vermijden? 
  • Help reflecteren: Wie is helpend? Welke influencers brengen een boodschap die aansluit bij jouw waarden en normen? Welke influencers geven jou eerder een slecht gevoel over jezelf? Welke influencers vind je ontspannend om te volgen? 
  • Geef informatie over de opofferingen en investeringen die modellen en beroemdheden moeten doen om er op een bepaalde manier uit te zien 
  • Toon filmpjes die het effect van digitale beeldvorming laten zien.