Een groeiverhaal
We groeien ons hele leven lang
We groeien ons hele leven lang. Een baby leert stappen, zelfstandig eten, praten en wordt kleuter. Die kleuter gaat naar de lagere school en leert lezen en schrijven, vrienden maken en begint de wereld stilaan beter te begrijpen. Plots is daar de adolescentie, een turbulente periode waarin we steeds meer volwassen moeten worden. De adolescent gaat plots nadenken over zijn identiteit, wie die echt leuk vindt, welke waarden en normen die wil naleven, en dat alles in een lichaam dat er ineens heel anders begint uit te zien. En nadat de jongere de middelbareschoolbanken verlaat, wordt het “serieus” en moet die stilaan beginnen weten wat die met het leven wil aanvangen. Allemaal niet evident.
Turbulentie op komst
De fase van de adolescentie en de jongvolwassenheid (ongeveer tussen 10 en 23 jaar) is een spannende fase. Zowel op biologisch, sociaal, als psychologisch vlak verandert er heel wat in deze periode. Het lichaam ondergaat een groeispurt en gaat er daardoor heel anders uitzien. Ook nieuwe hormonen zorgen ervoor dat het lichaam uit balans kan zijn. Bovendien verandert er ook wel wat op sociaal vlak. Zo maakt men zich los van de ouders en zoekt men steeds meer aansluiting bij vrienden en partners. Op psychologisch vlak worden emoties intenser ervaren en dat terwijl het brein nog volop in ontwikkeling is en deze emoties daardoor niet altijd op de gepaste manier kan verwerken. Dat alles maakt dat groeien niet altijd van een leien dakje loopt. Vaak duiken er dan eet- en gewichtsproblemen op. Hieronder gaan we verder in op waarom fysieke, sociale en psychologische groei vaak gepaard gaan met haperingen wat betreft eten, gewicht en lichaam.
Fysieke groei
Tijdens de lagereschooltijd verandert het lichaam weinig, maar in de adolescentie (vaak tussen 10 en 15 jaar) verandert de biologie van een mensenlichaam. Er ontstaat namelijk een groeispurt, die niet altijd mooi in proportie is en bovendien anders verloopt voor meisjes dan voor jongens. Meisjes krijgen wat meer vrouwelijke vormen. Zo worden hun heupen en billen wat voller en krijgen ze borsten. Dit kan heel snel gaan waardoor meisjes zich vaak zorgen maken of ze “toch niet te dik” zullen worden. Zeker wanneer deze groeifase, in vergelijking met anderen, heel snel of net heel traag verloopt. Bij jongens verandert de verhouding vet versus spiermassa. Hierdoor maken zij zich soms zorgen over dat ze niet breed of gespierd genoeg zijn. Deze groeispurt is rechtstreeks gelinkt aan de energieinname en dus hoeveel jongeren eten en bewegen. De eetlust vergroot omdat er extra energie nodig is. Maar tegelijkertijd ontstaat er vaak onzekerheid of het wel oké is dat men zoveel begint te eten. Ook denken jongeren soms dat ze meer moeten bewegen om vetopstapeling tegen te houden of om de spiermassa te vergroten. Deze twijfel ontstaat vaak omdat jongeren zich sterk afspiegelen tegen de schoonheidsidealen. Hoewel deze niet realistisch zijn, vraagt het heel wat zelfvertrouwen om zichzelf mooi te vinden en te accepteren dat het lichaam kan afwijken van de heersende idealen.
Sociale groei
De leefwereld wordt groter. Ze gaan naar de middelbare school, die misschien in een andere stad gelegen is. Ze krijgen een smartphone waarmee ze met de hele wereld kunnen communiceren. Vrienden worden steeds belangrijker. Voor sommigen vraagt het heel wat inspanningen om die vriendschapsrelaties op te bouwen of te blijven behouden. Tegenover de ouders komt er vaak meer afstand, vanuit een nood aan meer autonomie en zelfstandigheid. Dat alles kan voor stress zorgen en die stress kan zich uiten in onzekerheden wat betreft eten, lichaam en gewicht. Sociale media en leeftijdsgenoten kunnen de jongere het gevoel geven dat uiterlijk allesbepalend is en er goed uitzien dus noodzakelijk is om veel vrienden te hebben en liefdesrelaties te kunnen opbouwen. Bovendien krijgen jongeren steeds meer toegang tot informatie die hun eet- en beweegpatroon de verkeerde weg op kan sturen. Denk maar aan de promotie van strikte (crash)diëten of beweegprogramma’s die na 6 weken een toplichaam beloven.
Psychologische groei: zelfevaluatie
Adolescenten kunnen steeds abstracter nadenken over idealen, waarden en normen. Ze zoeken naar een identiteit en exploreren daarbij verschillende pistes. Ze testen verschillende “subgroepen” uit, ieders met hun eigen drijfveren en vrienden. Zo gaan ze bijvoorbeeld op korte tijd van fashionista naar klimaatactivist. Op die manier ontdekken ze wie ze willen zijn en welk pad ze willen volgen. Om deze keuzes te maken, gaan adolescenten zich sterk vergelijken met anderen en worden ze vaak onzeker wanneer ze verschillen ontdekken tussen zichzelf en anderen, die in hun ogen perfect zijn. Ondanks hun abstracter denkvermogen, zien ze toch veelal enkel de successen van anderen en het falen bij zichzelf. In hun streven om toch maar te voldoen aan hun eigen idealen en die van anderen, kan er behoorlijk wat druk ontstaan. Jongeren zoeken daardoor vaak meer houvast en hangen daarbij bijvoorbeeld hun hele identiteit op aan één aspect. Een belangrijk aspect is het uiterlijk of gewicht (“als ik X kg zal wegen zal ik mooi zijn en dan komt alles goed”). Dat laat natuurlijk weinig ruimte om andere aspecten te verkennen en zorgt er ook voor dat er geen stabiel zelfbeeld ontstaat. Wanneer men op dat ene aspect toch tekortschiet, wat vaak gebeurt, zijn er geen andere domeinen om op terug te vallen waardoor men vaak heel rigide wordt en zich enkel nog daarop kan focussen. De jongere kan daardoor dus overdreven veel belang gaan hechten aan lichaam en gewicht en er dan ook alles aan willen doen om die idealen te bereiken.
Psychologische groei: emotieregulatie
Tijdens de adolescentie is er een groot verschil tussen de verschillende regio’s van het brein. Kort gezegd hebben we allemaal een “emotioneel brein” en een “rationeel brein”. Het emotionele brein wordt geactiveerd door emoties en het rationele brein wordt geactiveerd wanneer we doelen willen halen en onszelf onder controle willen krijgen. Tijdens de adolescentie is het emotionele brein sterk actief. Jongeren ervaren dan vaak zeer intense emoties, die veelzijdiger zijn dan in de lagere school. Zulke intense, veelzijdige emoties worden ervaren als een soort van vloedgolf door jongeren. Zeker omdat ze die emoties nog niet goed kunnen plaatsen aangezien het rationele brein zich trager ontwikkelt en dus als het ware wat achterloopt. Dit noemen we de “maladaptieve shift”, omdat de verschillen tussen breinen en hun ontwikkeling het moeilijk maakt om de net zo intens opkomende emoties te leren reguleren. Pas rond de 23 jaar is ons rationeel brein volledig ontwikkeld en kunnen we onszelf daardoor onder controle houden en handelen in functie van langetermijndoelen. Emotieregulatie is daardoor één van de belangrijkste uitdagingen tijdens de adolescentie. Jongeren moeten namelijk leren welke strategieën er in welke situaties gepast zijn om die emoties te handhaven. Dit zorgt er dan ook voor dat jongeren vaak strategieën aanwenden die op korte termijn de emotie wel doen gaan liggen, maar op lange termijn niet echt helpen. Zo ontstaat er tijdens adolescentie vaak emotioneel eten, dit wil zeggen dat ze erg gaan snoepen of veel te veel eten om de emotie die ze voelen te onderdrukken. Of ze gaan zichzelf uithongeren, omdat dit ook tijdelijk emoties kan dempen en hun toch het gevoel kan geven ergens grip op te blijven houden.
Een groei-ondersteunende context creëren in de eerstelijn
Hulpverleners in de eerste lijn kunnen helpen wanneer jongeren vastlopen op de uitdagingen die met die groei gepaard gaan. Bij uitstek is de eerstelijnspraktijk de plaats om jongeren en hun ouders op een laagdrempelige manier te ondersteunen. Hoe je dat concreet doet, hangt natuurlijk af van de jongere, het gezin en hun omgeving zelf. Je probeert zoveel mogelijk op maat te werken, dus het universeel succesrecept bestaat niet. Wat wel bestaat, zijn kaders die eerstelijnshulpverleners houvast kunnen bieden. Meer specifiek zijn er een aantal handvatten die jouw basishouding als hulpverlener kunnen vormgeven, om zoveel mogelijk te kunnen aansluiten bij de jongere, de omgeving en hun behoeften.