Lichaamsbeeld

http://www.draaiboeken.eetexpert.be/preventiewerkers-leerkrachten/lichaamsbeeld 

Ontwikkelen van een positief lichaamsbeeld 

Het lichaamsbeeld verwijst naar de veelzijdige psychologische ervaring van ons lichaam, waarvan de fysieke verschijning deel uit maakt [47]. Het lichaamsbeeld omvat iemand zijn zelfperceptie en houding ten opzichte van het eigen lichaam, zoals gedachtes, geloof, gevoelens en gedrag, waardoor het lichaamsbeeld erg subjectief is. Concreet omvat ons lichaamsbeeld onze (waardering voor) lichaamsfuncties: je lichaam brengt je waar je wil zijn, je kan er plezier mee maken, je ontspannen,… Uit onderzoek blijkt dat blootstelling aan de schoonheidsidealen in de media een negatieve impact op verschillende vlakken van het lichaamsbeeld heeft, zoals internalisering van onrealistische lichaamsidealen, ontevredenheid met het lichaam, zelfobjectivering, body surveillance[1], streng lijnen en het ontstaan van eetstoornissen [48]. Deze termen en de invloed van de media op zelf- en lichaamsbeeld worden onder het groeithema ‘mediaweerbaarheid’ verder besproken. Niet enkel boodschappen uit de media beïnvloeden ons lichaamsbeeld, maar ook leeftijdsgenoten en zorgfiguren spelen een belangrijke rol. Jongeren kunnen sociale druk ervaren omtrent hun uiterlijk. Vriendengroep en gezinsleden, die dicht bij de jongere staan, kunnen bewust of onbewust normen overbrengen omtrent hoe de jongere er zou moeten uitzien, en dit zowel op een directe manier (bv. opmerkingen over het uiterlijk) als op een indirecte manier (door de eigen attitudes en gedragingen in het kader van schoonheidsidealen, zoals modeblaadjes lezen, meegaan in lijntrends, opmerkingen geven op mediasterren die enkele kilootjes zijn bijgekomen…) [49]. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de lichaamsontevredenheid van vijf- tot zevenjarige meisjes significant en positief samenhing met de lichaamsontevredenheid van hun moeders [50]. Dit onderzoek suggereert dat jonge meisjes de zelfspraak van hun moeders rond hun lichaam overnemen. 

We weten uit onderzoek dat een verstoord lichaamsbeeld en lichaamsontevredenheid risicofactoren vormen voor verstoord eetgedrag [51]. Bij preventie is het dus belangrijk in te zetten op een positief lichaamsbeeld. Een positief lichaamsbeeld bestaat uit een waarderende, aanvaardende en respectvolle attitude tegenover het eigen lichaam, en omvat de dimensies uiterlijk, gezondheid, lichaamsbewustzijn, functionaliteit en plezier. Mensen met een positief lichaamsbeeld zijn minder kwetsbaar voor eetstoornissen omdat ze de noden van hun lichaam aanvoelen (honger en verzadiging, recuperatie na inspanning), zorg dragen voor hun lichaam, en respecteren wat hun lichaam dagdagelijks voor hen doet. Ze beschermen hun lichaam ook tegen ongezonde invloeden zoals sociale vergelijking met anderen of mediabeelden [4, 5]. Een positief lichaamsbeeld omvat ook respect voor diversiteit [5].  

Handvatten 

Referenties 

[5] M. Levine en L. Smolak, „The role of protective factors in the prevention of negative body image and disordered eating,” Eating Disorders, vol. 24, pp. 39-46, 2016. 
[47]  T. Cash, „Body image: Past, present and future,” Body Image, nr. 1, pp. 1-5, 2004.  
[48]  L. Vandenbosch, „Media representation: health and body images,” John Wiley and Sons, 2017. 
[49]  S. Helfert en P. Warschburger, „The face of appearance-related social pressure: gender, age and body mass variations in peer and parental pressure during adolescence,” Child and Adolescent Psychiatry and Mental Health, vol. 7, pp. 16-26, 2013.  
[50]  M. Perez, A. M. Kroon Van Diest, H. Smith en M. R. Sladek, „Body dissatisfaction and its correlates in 5- to 7-year-old girls: A social learning experiment.,” Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 2016.  
[51]  J. Pennesi en T. Wade, „A systematic review of the existing models of disordered eating: Do they inform the development of effective interventions?,” Clinical Psychology Review, vol. 43, pp. 175-192, 2016.  

[1] Uit onderzoek van Vandenbosch [67] blijkt dat jongeren na het internaliseren van ideaalbeelden uit media, deze idealen toepassen op hun eigen lichaam,  waardoor ze hun uiterlijk belangrijker gaan vinden dan andere competenties. Dit proces wordt omschreven als zelfobjectivering. Het proces van internalisering en daarna zelfobjectivering zorgt ervoor dat de adolescent zijn of haar eigen lichaam voortdurend zal checken of dit nog voldoet aan het ideaalbeeld. Dit laatste proces noemt men body surveillance.

Zelfwaarde 

Versterken van zelfwaarde 

Zelfwaardering is de manier waarop je naar jezelf kijkt of over jezelf denkt. Bij een gezonde zelfwaardering kunnen sterktes en zwaktes naast elkaar staan, en heeft de jongere globaal gezien vertrouwen in zichzelf en het gevoel dat hij obstakels kan overwinnen. Doorheen de ontwikkeling wordt de manier waarop kinderen zichzelf beoordelen realistischer en laten ze zich meer beïnvloeden door de reacties van mensen uit hun omgeving [38]. Hierbij hebben ouders en vrienden een belangrijke invloed. Vanaf 8 jaar beginnen kinderen hun zelfevaluatie te baseren op de vergelijking met anderen [39]. In het begin van de adolescentie daalt het zelfwaardegevoel bij veel jongeren. Dit hoort bij de normale ontwikkeling. Later in de adolescentie stijgt de zelfwaardering terug en deze lijkt zich te stabiliseren rond de volwassenheid [38]. 

Onderzoekers stelden vast dat hoe iemand zichzelf evalueert steunt op twee facetten: een globale zelfwaardering en een domeinspecifieke zelfwaardering [39, 40]: 

In de adolescentie nemen de verschillende domeinen van zelfwaardering toe en groeit de identiteitsontwikkeling, bijvoorbeeld door de verschillende sociale rollen die de adolescent opneemt [41]. Vooral bij meisjes zien we dat het uiterlijk een belangrijke rol speelt in de zelfwaardering. Overevaluatie van het belang van uiterlijk (en in het bijzonder gewicht en lichaamsvormen) in de zelfwaardering is een risicofactor en kenmerk van eetstoornissen. Zowel technieken om het algemeen zelfwaardegevoel te ondersteunen als technieken om het belang van uiterlijk in de zelfwaardering te verminderen (door andere domeinen van zelfwaardering te stimuleren en door het lichaamsbeeld verder te differentiëren) kunnen gebruikt worden in preventie [42]. 

Hieronder volgen enkele handvatten die nuttig zijn voor ouders, leerkrachten en hulpverleners. 

Handvatten  

Referenties 

[38] D. A. Cole, S. E. Maxwell, J. M. Martin, L. G. Peeke, A. D. Seroczynski, J. M. Tram, K. B. Hoffman, M. D. Ruiz, F. Jacquez en T. Maschman, „The development of multiple domains of child and adolescent self-concept: adolescent self-concept: a cohort sequential longitudinal design.,” Child Development, vol. 72, pp. 1723-1746, 2001. 
[39] K. Verschueren, „Het zelfconcept van jonge kinderen.,” in In Ontwikkeling en Levensloop. Luc Goossens, Dirk Hutsebaut & Karine Verschueren (red), 2004. 
[40] S. Harter, „The Perceived Competence Scale for Children,” Child Development, vol. 53, pp. 87-97, 1982. 
[41] S. Harter, S. Bresnick, H. A. Bouchey en N. R. Whitesell, „The development of multiple role-related selves during adolescence,” Development and Psychopathology, vol. 9, pp. 835-853, 1997. 
[42] E. A. Courtney, J. Gamboz en J. G. Johnson, „Problematic eating behaviors in adolescents with low self-esteem and elevated depressive symptoms,” Eating Behaviors, vol. 9, pp. 408-414, 2008. 
[43] R. Murphy, S. Straebler, Z. Cooper en C. G. Fairburn, „Cognitive Behavioral Therapy for eating disorders,” Psychiatric Clinics of North America, vol. 33, pp. 611-627, 2010. 
[44] E. Brummelman, S. Thomaes, G. Overbeek, B. Orobio de Castro, M. A. van den Hout en B. J. Bushman, „On feeding those hungry for praise: Person praise backfires in children with low self-esteem,” Journal of Experimental Psychology, vol. 143, pp. 9-14, 2014. 
[45] E. M. Pomerantz, W. S. Grolnick en C. E. Price, „The role of parents in how children approach achievement: A dynamic process perspective,” in In Andrew J. Elliot and Carol S. Dweck (eds). Handbook of competence and motivation, Guilford Publications, 2005, p. H15. 
[46] J. Hattie en H. Timperley, „The power of feedback,” Review of Educational Research, vol. 77, pp. 81-112, 2007.