Een belangrijk startpunt is om in te voegen in het verhaal en leven van de persoon die voor je zit. Deze persoon komt niet noodzakelijk met een vraag rond eten of gewicht, ook als jij je daar als arts wel zorgen om maakt. Maak eerst contact met de persoon voor je het probleem verkent. Verken de initiële hulpvraag, en vraag dan of er ook vragen zijn over voeding, eetgedrag of gewicht. Dit kan een opening geven. Je kan ook expliciet (toestemming) vragen om het even over deze zaken te hebben en hierrond wat informatie te geven.
Iemand met een eetstoornis is veel meer dan die eetstoornis. Het grootste deel van die persoon is een gezonde persoon met herkenbare groeithema’s. Wijs je patiënt daar ook op, maak contact met het gezonde deel van je patiënt en probeer die kracht te versterken.
Hou er rekening mee dat personen met een eetstoornis vaak niet beseffen dat er een probleem is (gebrek aan ziekte-inzicht) en dat ze vaak ambivalent staan ten opzichte van het loslaten van de eetstoornis, die hen ook een zeker houvast biedt; samen met je (multidisciplinaire) collega’s werk je ook aan andere manieren om met problemen of moeilijke gevoelens om te gaan.
Er zijn verschillende motivatiekaders om je gespreksvoering te ondersteunen. De vraag waarvoor iemand reeds gemotiveerd is, wordt beantwoord via de veranderingscirkel van Prochaska en Diclemente (1982). De zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (1985; 2000) kan houvast bieden bij de vraag hoe er motivatieversterkend kan worden ingevoegd. De vraag hoe er motivationeel versterkend gecommuniceerd kan worden, is de topic van Miller en Rollnick (2014) in hun kader van motivationele gespreksvoering.