Wat is het verschil tussen een ‘gezond gewicht’ en een ‘normaal gewicht’? Een ‘normaal gewicht’ is een afgebakende zone op de Body Mass Index (BMI) die op groepsniveau samengaat met minder gezondheidsrisico’s, in vergelijking met de zones overgewicht of ondergewicht. Een ‘gezond gewicht’ is het individuele gewicht dat past bij een gezonde leefstijl en waarbij er geen of beperkte gezondheidsrisico’s zijn.
Gewicht wordt vaak gebruikt als parameter bij het inschatten van de gezondheidstoestand van een persoon, maar blijkt niet de beste parameter. Op basis van gewicht alleen heb je te weinig info om af te leiden of iemand gezond is. Gewicht kan samengaan met gezonde en ongezonde leefstijl en dat in alle gewichtsklassen. Leefstijl blijkt veel meer impact te hebben op iemands gezondheidstoestand dan gewicht. Daarbij is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen groepsniveau en individuen. Binnen de groep personen met een normaal gewicht ligt het percentage dat metabool gezond is, hoger dan binnen de groepen met over- of ondergewicht. Maar op het individuele niveau is het moeilijk om voorspellingen te doen: een persoon met overgewicht kan metabool gezond zijn, een persoon met een normaal gewicht kan metabool ongezond zijn.
Focus in het algemeen op een gezonde leefstijl i.p.v. op gewicht. Een gezonde leefstijl zegt veel meer over de gezondheidstoestand van een persoon dan enkel kijken naar het gewicht van een persoon. Indien het toch nodig is om met een persoon te spreken over gewicht, spreek dan over een gezond gewicht, i.p.v. een normaal gewicht. Op individueel niveau garandeert een ‘normaal gewicht’ immers geen ‘gezond gewicht’. Het zegt namelijk niets over hoe dit gewicht werd bereikt. Zo heeft iemand die een normaal gewicht bereikt via maaltijden overslaan, braken of ander verstoord eetgedrag, geen gezond gewicht.
Body Mass Index (BMI) drukt een verhouding uit tussen iemands gewicht en lengte (kg/m2). BMI-curves verdelen de verhoudingen op in zones, die elk op groepsniveau samengaan met een bepaald gezondheidsrisico of -voordeel.
Op individueel niveau garandeert een ‘normaal gewicht’ volgens de BMI-curves echter geen ‘gezond gewicht’, aangezien het gewicht op zich niets zegt over hoe dit gewicht werd bereikt. Om een correcte inschatting te kunnen maken over gezondheid moet je de bredere leefstijl van het individu bevragen.
Een gewichtsprobleem gaat over een gewicht buiten de normale grenzen van de Body Mass Index curve, met aanwezigheid van bepaalde gezondheidsrisico’s. Zowel een te hoog als een te laag lichaamsgewicht kan gezondheidsrisico’s inhouden, maar ook een gewicht ‘binnen’ de ‘normale’ grenzen kan gepaard gaan met eetproblemen of een ongezonde leefstijl. Ook bij personen met een normaal gewicht is het dus belangrijk om leefstijl te bevragen en alert te zijn voor signalen van een eetstoornis.
Voor volwassenen (vanaf 18 jaar) hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de volgende afkapwaarden:
BMI < 16 | extreem ondergewicht |
BMI 16 – 18,5 | ondergewicht |
BMI 18,5 – 25 | normaal gewicht |
BMI 25 – 30 | overgewicht |
BMI 30 – 35 | obesitas klasse 1 |
BMI 35 – 40 | obesitas klasse 2 |
BMI ≥ 40 | obesitas klasse 3, morbide obesitas |
Iemands gewicht of uiterlijk alleen zegt weinig over de gezondheid van die persoon. Leefstijlfactoren geven veel meer informatie over de gezondheid en het welbevinden van een persoon. Denk hierbij aan eetcompetenties en het eetgedrag, voldoende slaap, emoties kunnen reguleren, positief lichaamsbeeld en zelfbeeld (zie ook infopagina gezonde leefstijl). Zo zijn er heel wat mensen die gezond eten, voldoende bewegen en slapen, maar wat slanker of voller zijn dan gemiddeld. Terwijl andere personen misschien wel een gemiddeld gewicht hebben, maar metabool ongezond zijn door ongezonde voeding, roken of het gebruik van ongezonde methoden om het gewicht te beheersen.
Eetproblemen en gewichtsproblemen delen een aantal onderliggende risicofactoren. Voorbeelden hiervan zijn een laag zelfbeeld, een negatieve lichaamsbeleving, moeite met het reguleren van emoties, of problemen in sociale relaties. Zowel mensen met over- en ondergewicht zijn vatbaar voor ongezonde methodes om hun gewicht te doen dalen, zoals zeer strikt lijnen. Dit kan leiden tot een eetstoornis, en kan op lange termijn ook overgewicht in de hand werken.
Men spreekt bij volwassenen van ondergewicht bij een BMI tussen 18,5 en 16, en van extreem ondergewicht bij een BMI lager dan 16. Bij kinderen en jongeren zijn er aangepaste leeftijdsgrenzen. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes.
Sommige mensen zijn tenger gebouwd, en volgen een groeicurve die licht onder de normale grenzen valt. Ondergewicht betekent dus niet dat er vanzelfsprekend een gewichtsprobleem aanwezig is. BMI geeft slechts een beperkte indicatie van de lichaamssamenstelling en de gezondheid van een persoon. Zo heeft iemand met een kleine gestalte en/of minder spiermassa doorgaans een lagere BMI. Verder kan iemand met ondergewicht een gezonde leefstijl hebben en metabool gezond zijn, net zoals een persoon met een normaal gewicht ongezonde gewoontes kan hebben en metabool ongezond kan zijn.
Een plotse verandering in je curve (doordat je gewicht daalt of doordat je minder bijkomt dan verwacht wordt in een normaal groeiproces), op elk gewicht, moet steeds onderzocht worden. Zo zijn er naast psychologische oorzaken (bv. eetstoornis, depressie…) ook lichamelijke problemen die ondergewicht of gewichtsafname kunnen geven, bv. hormonale problemen of infecties. Daarnaast kan het gebruik van bepaalde medicatie leiden tot gewichtsafname.
Wanneer kinderen en jongeren in een groeiperiode zitten, kan het gewicht tijdelijk achterop blijven. Maar na enige tijd moet het gewicht ook mee omhoog. Anders zal de groei afremmen en zelfs stoppen. Een te laag gewicht kan ook invloed hebben op de menstruatiecyclus bij meisjes en vrouwen. De menstruatie kan onregelmatig zijn of volledig stoppen. Het is belangrijk om een te laag gewicht serieus te nemen. De samenstelling van de voeding kan een rol spelen: is deze voldoende evenwichtig en calorierijk? Een lichaam in volle groei heeft veel energie nodig. De samenstelling van de voeding kan je met een diëtist bespreken.
Zie ook infopagina eetproblemen en eetstoornissen
Men spreekt bij volwassenen van overgewicht bij een BMI tussen 25 en 30. Bij kinderen en jongeren zijn er aangepaste leeftijdsgrenzen. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes. De curven die op 18-jarige leeftijd de BMI-grens van 25 bereiken, geven de grenswaarde voor overgewicht.
Obesitas gaat over een overmatige vetopstapeling die gezondheidsrisico’s kan veroorzaken. BMI is een afgeleide om dit in te schatten. Men spreekt over obesitas bij volwassenen bij een BMI vanaf 30, met bijkomende onderverdeling: obesitas klasse 1 (30-35); obesitas klasse 2(35-40); morbide obesitas (groter dan of gelijk aan 40). BMI geeft slechts een beperkte indicatie van de lichaamssamenstelling en de gezondheid van een persoon. Zo heeft iemand met een groter gestalte en/of meer spiermassa doorgaans een hogere BMI. Verder kan iemand met obesitas een gezonde leefstijl hebben en metabool gezond zijn, net zoals een persoon met een normaal gewicht ongezonde gewoontes kan hebben en metabool ongezond kan zijn.
De EOSS(-P) (Edmonton Obesity Staging System (-Pediatrics)) maakt een ernstinschatting van obesitas op basis van breed gezondheidsrisico, en bij de EOSS-P worden ook barrières voor een gunstige prognose meegenomen. De inschatting gebeurt op medisch-metabool, mechanisch en mentaal vlak, bij kinderen wordt ook het milieu (gezin, socio-economische situatie) meegenomen. De persoon met obesitas krijgt een stadium toegekend op elk van deze domeinen, en het hoogst genoteerde stadium vormt het uiteindelijk stadium waarin de persoon geclassificeerd wordt en dat richting geeft aan de behandeling.
Een plotse verandering in je curve (doordat je gewicht stijgt of doordat je meer bijkomt dan verwacht wordt in een normaal groeiproces), op elk gewicht, moet steeds onderzocht worden. Zo kan er een psychologische oorzaak zijn zoals depressie of een eetstoornis. De eetbuistoornis gaat vaak gepaard met overgewicht/obesitas. Deze groep eetstoornissen (ook bekend als “binge eating disorder‟) vertoont enige overlap met boulimia nervosa. Patiënten met deze eetstoornis hebben alle kenmerken van boulimia nervosa wat eetbuien betreft, maar compenseren niet. Ook de wens om slank(er) te zijn delen ze met andere eetstoornissen. Daarnaast kunnen ook lichamelijke problemen overgewicht of gewichtstoename veroorzaken. Bv. hormonale problemen of genetisch syndroom. Daarnaast kan het gebruik van bepaalde medicatie leiden tot gewichtstoename.
Meer over overgewicht en obesitas bij volwassenen
Bij kinderen en jongeren zijn er aangepaste leeftijdsgrenzen. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes. Behandeling van gewichtsproblemen bij kinderen is belangrijk. Zowel voor de gezondheid en het welzijn van het kind nu, als voor de gezondheid van de volwassene later. Obesitas behandelen betekent niet dat het kind ‘op dieet’ gaat. Maar wel dat we de oorzaken van obesitas in kaart brengen. En dat we zowel het kind als het gezin ondersteunen in het opbouwen en behouden van een gezonde leefstijl.
Kinderen met obesitas zijn kwetsbaarder. Ze zijn vaak sneller moe, blijven soms achter bij sport en spel, en ondervinden vaker pesterijen door leeftijdsgenoten. Dit heeft een grote impact op het zelfbeeld en welbevinden. Daarnaast lopen kinderen met obesitas meer risico om een eetstoornis te ontwikkelen. Factoren die hierbij meespelen zijn een focus op gewicht en uiterlijk, wat kan leiden tot zelfstigma en stigma vanuit de omgeving. Bij de preventie en aanpak van obesitas is het dus belangrijk om versterkend te werken om het risico op eetstoornissen en andere psychische problemen te verminderen.
Bij volwassenen gebruiken we vaste BMI -grenzen om te bepalen of iemand een ‘normaal’ gewicht heeft. Bij kinderen kunnen we niet dezelfde grenswaarden gebruiken. De BMI bij kinderen is heel leeftijdsafhankelijk, omdat de verhouding tussen gewicht en lengte verandert met de leeftijd.
Er bestaan een aantal manieren om in te schatten of het gewicht van een kind past bij zijn/haar leeftijd, geslacht en lengte.
Een eerste manier is door het gebruik van groeicurven. Deze vergelijken (de evolutie in) BMI (of gewicht, lengte, hoofdomtrek) met een referentiegroep. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven (zie hieronder), met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes. De curves die op 18-jarige leeftijd de BMI-grenzen van 25 en 30 bereiken, geven de respectievelijke grenswaarden voor overgewicht en obesitas. De curves die op 18-jarige leeftijd de BMI-grenzen van 18,5 en 16 bereiken, geven de respectievelijke grenswaarden voor ondergewicht en ernstig ondergewicht. De zones “overgewicht” en “ondergewicht” zijn aangeduid in het grijs. Voor multiculturele gezinnen kunnen de internationale groeicurven van de WHO gebruikt worden.
Een tweede manier om overgewicht en obesitas bij kinderen te bepalen is door het berekenen van het percentage overgewicht (ook wel gewichtsindex genoemd), door de BMI van het kind te vergelijken met de gemiddelde BMI (percentiel 50) van kinderen van hetzelfde geslacht en dezelfde leeftijd. Dit geeft een percentage: % overgewicht = (huidige BMI/ p50 BMI x 100) %. De p50 kan afgelezen worden in de Vlaamse groeicurven. Vanaf 120% spreekt men van overgewicht, vanaf 140% van obesitas klasse 1, vanaf 160% obesitas klasse 2 en vanaf 180% obesitas klasse 3.
De inschatting van het gewicht van een kind op basis van de gewichtsindex en op basis van de groeicurven is niet steeds dezelfde, in het bijzonder bij kinderen tot en met 9 jaar (en 0 maanden), voor de inschatting van overgewicht en obesitas. In de CLB-context, waar het gaat over screening van een doorgaans gezonde populatie, is de huidige consensus om tot en met 9 jaar het criterium voor overgewicht en obesitas te gebruiken van de gewichtsindex. In alle andere situaties (oudere leeftijd, ondergewicht, klinische context) worden de grenzen van de groeicurven gebruikt. Meer info rond gewichtsopvolging vind je in het stappenplan Basiskennis rond eetstoornissen en gewichtsproblemen bij kinderen en in de standaard gewicht van de VWVJ.
Bij kinderen tussen 0 en 2 jaar beschikken we op de site van de Vlaamse groeicurven niet over Vlaamse gewicht-naar-lengte curven (of een inschatting van het gewicht i.f.v. de lengte), enkel over aparte curven voor gewicht en lengte. Kind en Gezin beschikt wel over al deze informatie en gebruikt deze in hun elektronische groeimodule. Elke huis- of kinderarts met een therapeutische relatie met een kind kan deze kindgegevens raadplegen via het Vitalink Kindrapport. Om overgewicht en obesitas bij deze jonge leeftijdsgroep in te schatten, kunnen in sommige situaties ook de internationale gewicht-naar-lengte-curven van de WHO gebruikt worden (voor meisjes en voor jongens). Hierbij wordt met standaarddeviaties gewerkt, waarbij een afwijking van 2 standaarddeviaties van het gemiddelde op jonge leeftijd als grenswaarden worden beschouwd voor respectievelijk ondergewicht (z < -2SDs; dit komt ongeveer overeen met percentielscore 2,3) en overgewicht (z > +2SDs; ~p97,7). Bij een kind met gewicht-naar-lengte hoger dan +1SDS (~p84,1) spreekt de WHO over een risico op overgewicht. De BASO beschouwt p97 op deze curven echter als grenswaarde voor obesitas. Meer info rond de gewichtsopvolging van jonge kinderen vind je hier.
Bij de jongste leeftijdsgroep is een een nauwe relatie tussen groei (inclusief gewichtsgroei) en gezondheid. Bij (oudere) kinderen en jongeren heeft de aangepaste inschatting op basis van BMI zijn beperkingen, net zoals bij volwassenen. Hou er rekening mee dat verschillende factoren het gewicht kunnen beïnvloeden, zoals botstructuur en spiermassa, zodat een relatief hoge BMI niet automatisch betekent dat men te zwaar zou zijn. Anderzijds is een eerder tengere lichaamsbouw door aanleg mogelijk, waardoor een lage BMI niet automatisch problematisch ondergewicht betekent. Een BMI geeft ook geen aanduiding over het vetgehalte of de vetverdeling. De verhouding tussen de buikomtrek en totale lichaamslengte kan ook in rekening gebracht worden (Waist-to-Height Ratio, WHtR). Zo is de buikomtrek best niet hoger dan de helft van de lichaamslengte. Daarnaast is een te hoog, te laag of zelfs normaal gewicht niet per definitie gezond of ongezond. Veel hangt af van de gewichtsevolutie (stabiel, stijgend, dalend), het eet- en beweeggedrag van het kind, en hoe het gewicht samenhangt met het lichamelijk en psychisch welzijn van het kind. Het is dus ook belangrijk om, naast het berekenen van de BMI (op verschillende tijdsmomenten), een inschatting te maken van bijhorende risico’s op lichamelijk vlak (bv. diabetes) of in het psychisch welzijn (bv. een onderliggend eetstoornis).
Hieronder vind je de Vlaamse groeicurven. De curven voor kinderen en jongeren van 2-20 jaar werden opgesteld in 2004, door de Vrije Universiteit Brussel, Antropogenetica & Katholieke Universiteit Leuven, Jeugdgezondheidszorg, met de steun van de Vlaamse Regering; met dank aan dr. Mathieu Roelants. Voor jonge kinderen (0-5 jaar) werden in 2024 nieuwe curven ontwikkeld.
Datum laatste aanpassing: 20 december 2023
Materialen waarmee je aan de slag kunt over thema gewichtsproblemen.
Infofiche eetproblemen en gewichtsproblemen – risicoprofiel
Factoren die een risicoproces op gang kunnen brengen en beschermende factoren.
Infofiche
– 566 KB
Infofiche overgewicht ernstinschatting EOSS
Gerichte zorgtoewijzing vanuit de eerstelijn bij de aanpak van overgewicht.
Infofiche
– 895 KB
Tekst overgewicht – zorgtoewijzing – eerstelijnwerker
Voorstel voor gerichte zorgtoewijzing vanuit de eerste lijn bij obesitas.
Tekst
– 1.0 MB
Hier vind je belangrijke richtlijnen, aanbevelingen en Vlaams onderzoek rond gewichtsproblemen terug. We updaten deze lijst regelmatig.
Ook in Vlaanderen werken heel wat onderzoekers rond gewichtsproblemen. Hieronder een voorproefje van het vele onderzoek dat verricht wordt:
Datum laatste aanpassing: 20 december 2023
Zijn crashdiëten slecht?
Er is een algemene regel: crashdiëten werken niet! Integendeel, je wordt er op lange termijn net zwaarder door. Dat hebben verschillende onderzoekers al uitgebreid aangetoond. Hoe komt dit? Met een crashdieet ga je veel minder energie opnemen dan je nodig hebt. Je valt hier in het begin door af, maar je lichaam wil je beschermen tegen te veel gewichtsverlies. De beschermingsreactie bestaat eruit dat je lichaam minder gaat verbruiken. Als je dan na je crashdieet (gelukkig) terug normaal begint te eten, staat je lichaam nog steeds in ‘spaarstand’, en je slaat calorieën nu veel sneller op in vet. Resultaat: je komt bij in plaats van af te vallen.
Vraag jezelf ook eens af waarom je zo’n dieet wil volgen. Is het om te beantwoorden aan een schoonheidsideaal? Om meer te lijken op de modellen in de blaadjes? De meeste vrouwen zijn zwaarder dan deze modellen, en de foto’s zijn bewerkt om er ‘beter’ uit te zien. Vergelijk je niet met deze voorbeelden. Mensen bestaan in alle maten en kleuren, en deze diversiteit maakt de wereld mooier.
Meer info
Risico’s van lijnen
Hoe vaak komt obesitas voor?
Ongeveer de helft van de volwassen Belgen heeft een gewicht boven de normale grenzen: ongeveer 1 op de 3 heeft overgewicht (BMI tussen 25 en 30; meer mannen dan vrouwen) en 1 op de 6 obesitas (BMI van 30 of meer; evenveel mannen als vrouwen). De huisarts stelt dit vast a.d.h.v. de BMI-score, maar bekijkt ook de lichaamssamenstelling en gezondheid.
Ongeveer 1 op 5 Vlaamse jongeren heeft een gewicht boven de normale grenzen voor hun leeftijd en geslacht: 16% heeft overgewicht en 5% obesitas. Bij kinderen en jongeren stelt de huisarts overgewicht of obesitas vast met groeicurves. Omdat zij nog niet volgroeid zijn, zijn de BMI-grenzen anders vóór de leeftijd van 18 jaar. De huisarts bekijkt per kind of de verhouding van gewicht en lengte normaal zijn voor hun leeftijd en geslacht.
Meer info vind je op onze cijferpagina.
Waarom focussen op gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten?
Bij preventie en behandeling van eetstoornissen en gewichtsproblemen ligt de focus op een gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten. We vatten ontspannen omgaan met eten samen met de term ‘eetcompetentie’.
Dus waarom de nadruk op eetcompetenties en een gezonde leefstijl? Wat is er mis met een focus op afvallen? Het risico bestaat dat mensen met overgewicht een negatief lichaamsbeeld ontwikkelen. En ongezonde methodes gebruiken om hun gewicht te verminderen. Dit kan het risico op verstoord eetgedrag verhogen (bv. eetbuien).
Bijvoorbeeld, iemand start de dag vol motivatie om minder (of niet) te eten. Zin in eten en honger bouwt op doorheen de dag. Na een drukke werkdag komt deze persoon uitgehongerd thuis. Drukte en stress zorgen voor minder zelfcontrole later op de dag, dit is volledig normaal. Alle remmen gaan los, al het eten moet op. Daarna volgen negatieve gevoelens, alsof deze persoon sterker had moeten zijn. Maar uiteraard heeft het lichaam voedsel en zelfzorg nodig om goed te kunnen functioneren. Een gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten vormt de basis voor een goede gezondheid.
Bovendien tonen studies aan dat streng lijngedrag (voedingsmiddelen van het menu schrappen, weinig eten, maaltijden overslaan) niet effectief is op lange termijn. Wie snel afvalt, komt ook snel terug bij. Inderdaad, het jojo-effect bestaat. Velen wegen uiteindelijk méér dan voor de afvalpoging. Zo blijft de vicieuze cirkel draaien.
Gewicht is minder controleerbaar dan we willen geloven. Maar een gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten is een vaardigheid die mensen kunnen aanleren. Daarom kiezen we voor een aanpak die op lange termijn zorgt voor een goede gezondheid, op mentaal en lichamelijk vlak. Deze aanpak kan ook, in een rustig tempo, enkele kilo’s verschil geven op de weegschaal. Maar ook zonder gewichtsverlies kunnen de meeste mensen zo een betere gezondheid bereiken.
Meer info
Risico’s van lijnen
Infofiche Gezonde leefstijl ALLES – overzicht
Infofiche Gezonde leefstijl ALLES – Afwisselend eten
Wat zijn handvatten voor de behandeling van overgewicht bij personen met een mentale beperking?
Overgewicht bij personen met een mentale beperking komt vaker voor. Maar het onderzoek naar factoren en behandeling is beperkt. Je kan dezelfde basis gebruiken voor behandeling als bij de algemene populatie. Focus dus op eetgedrag, beweging en gedragstherapie. Verder kan je het taalgebruik aanpassen aan het begripsniveau van de persoon met een beperking. Concrete gedragsdoelen stem je af op de context waarin de persoon leeft.
Maak de inhoud van de behandeling concreet en visueel. Help de persoon met een beperking om een duidelijke structuur op te bouwen. Zo kan je maaltijden voorspelbaar maken en eetmomenten inplannen tussen de dagelijkse activiteiten.
De inhoud van de behandeling komt dus overeen met die voor de algemene populatie. Daarom kan je inspiratie vinden in de algemene protocollen rond behandeling van overgewicht.
Tips om iets eenvoudig en concreet te maken kan je bijvoorbeeld vinden in protocollen voor kinderen (bv. protocollen van Caroline Braet). En via Sclera kan je zelf visualisaties en pictogrammen maken.
Meer info
Indien er ook sprake is van een autismespectrumstoornis
Wie loopt risico om overgewicht te ontwikkelen?
Er zijn verschillende factoren die het risico op overgewicht bepalen.
Een gezonde leefstijl is meer dan ‘gezonde’ voeding eten en veel bewegen. Het gaat ook over op regelmatige tijdstippen eten, minder lang stilzitten, voldoende slapen, rust en ontspanning inbouwen, ons goed voelen in ons eigen lichaam, onze omgang met alcohol en medicatie… Bovendien zijn extremen nooit goed: té gezond, té actief…. Ontspannen omgaan met eten en bewegen is ook belangrijk om gezond te blijven.
Ook zijn er heel wat omstandigheden die het moeilijk kunnen maken om een gezonde leefstijl op te bouwen of vast te houden. Zo bepaalt onze eetstijl mee ons eetgedrag: Sommige personen voelen zich vaak angstig of verdrietig en zoeken troost in eten. Anderen voelen meer verleiding door lekkere smaken en geuren die op ons afgestuurd worden, zoals in de winkel, via reclame, op feestjes, …
Soms proberen mensen krampachtig op hun voeding te letten, en krijgen net daardoor verstoord eetgedrag en een hoger gewicht.
Meer en meer wijst men ook op het belang van de context waarin we leven: sommige personen leven in gezinnen waar dringende bezorgdheden de overhand halen op doelen rond leefstijl, bijvoorbeeld in gezinnen waar er veel stress is, door persoonlijke of economische omstandigheden. Ook onze fysieke leefomgeving kan het makkelijker maken om gezond te leven of net moeilijker. Woon je bijvoorbeeld in een groene omgeving waar je naar hartelust kan wandelen en veilig kan fietsen, of in een drukke stad?
Wat is het belang van bijsturen van medicatie na bariatrie?
Het lichaam verwerkt medicatie anders na bariatrische chirurgie. Daarom is het bijsturen van medicatie na bariatrie belangrijk.
Sommige medicatie is oplosbaar in een zure omgeving zoals de maag. Andere medicatie lost op in een basische omgeving zoals de dunne darm. Afhankelijk van het type medicatie en de aard van de ingreep zal de werkzaamheid variëren. Bij lipofiele medicatie, waarbij samen met de verminderde vetmassa na bariatrie ook de halfwaardetijd vermindert, is er risico op toxiciteit als de dosis hetzelfde blijft.
Er gebeurt veel onderzoek naar de effecten van medicatie na bariatrie:
Wanneer het lichaam de medicatie minder goed absorbeert na een malabsorptie-ingreep, geef je frequentere kleine dosissen dan langwerkende varianten.
Meer info
Info rond bariatrische heelkunde
Waarom moeten we aandacht besteden aan obesitas bij kinderen?
Behandeling van obesitas bij kinderen is belangrijk. Zowel voor de gezondheid en het welzijn van het kind nu, als voor de gezondheid van de volwassene later.
Obesitas behandelen betekent niet dat het kind ‘op dieet’ gaat. Maar wel dat we de oorzaken van obesitas in kaart brengen. En dat we kind en gezin ondersteunen in het opbouwen en behouden van een gezonde leefstijl. Daarnaast is een goede opvolging van groei en gezondheid essentieel.
Kinderen met obesitas zijn kwetsbaarder. Ze zijn vaak sneller moe, blijven soms achter bij sport en spel, en ondervinden vaker pesterijen door leeftijdsgenoten. Dit heeft een grote impact op het zelfbeeld en welbevinden. Daarnaast lopen kinderen met obesitas meer risico om een eetstoornis te ontwikkelen. Factoren die hierbij meespelen zijn een focus op gewicht en uiterlijk, wat kan leiden tot zelfstigma en stigma vanuit de omgeving.
Bij de preventie en aanpak van obesitas is het dus belangrijk om versterkend te werken om het risico op eetstoornissen en andere psychische problemen te verminderen.
Meer info
Overgewicht bij kinderen
Hoe val je op een gezonde manier af?
Kamp je met overgewicht, en wil je hier graag iets aan doen? Doe dit dan op een gezonde manier. Eet op regelmatige tijdstippen, ontbijt, eet veel groenten en fruit, drink water als dorstlesser, varieer in wat je eet. Wees matig met snoep, chips en frisdrank, maar schrap ze ook niet uit je menu. Dan krijg je er alleen maar méér zin in. Let ook op je beweging. Je hoeft daarvoor niet elke dag naar een sportclub te gaan. Maak eens een wandeling, neem vaker de fiets als je iemand een bezoekje brengt, help wat in het huishouden, zit niet te lang achter de televisie of de computer.
Tips rond gezonde voeding en beweging vind je op de website van het Vlaams Instituut Gezond Leven (www.gezondleven.be).
Wil je hulp van iemand die je kan begeleiden in gezond afvallen? Praat er eens over met je huisarts. Die kan je advies geven of je in contact brengen met een hulpverlener. Ook Eetexpert kan hulpverleners in je buurt zoeken.
Meer info
Infopagina Gezonde leefstijl
Infofiche Gezonde leefstijl ALLES
Infofiche Gezonde leefstijl ALLES – Afwisselend eten