Problematische online activiteiten (reportage Pano)

Naar aanleiding van de reportage van Pano op 4/3/2020 rond geheime netwerken op sociale media  brengen we graag nog eens de aanbevelingen hierrond onder uw aandacht.

In de hulpverlening 

Problematische online activiteiten zoals geheime sociale netwerksites met pro-eetstoornis inhoud zijn een relatief nieuw thema. Zeker rond aanpak in de hulpverlening is de kennis nog beperkt. De handvatten die er zijn, zetten we graag op een rijtje.

Voor hulpverleners die in contact komen met patiënten met een eetstoornis is het belangrijk om aandachtig te zijn voor activiteit op deze websites en netwerken. De eerste stap hierin is kennisverhogingwees je bewust van het bestaan van online pro-eetstoornis activiteiten en de verschillende soorten platforms waarop deze worden verspreid. 

Creëer een sfeer van openheid om deze online activiteiten te bespreken. Dergelijke websites en online platformen kennen een taboesfeer, die kunnen verhinderen dat de patiënt zijn ervaringen hierrond deelt. Neem een neutrale, niet-beoordelende houding aan t.o.v. dergelijke activiteiten in het contact met de patiënt.

Hoewel we zicht willen krijgen op mogelijk problematische online activiteiten, dient toeleiding tot deze netwerken ten allen tijde voorkomen te worden. Hier moeten we dus als hulpverlener het evenwicht vinden tussen gericht vragen stellen vanuit kennis rond de problematiek, zonder de patiënt op ideeën te brengen. Vraag daarom NIET rechtstreeks of de patiënt(e) actief is op deze netwerken of bepaalde sites. Werk stapsgewijs waarin je zowel probeert zicht te krijgen op

  • het sociale netwerk van de patiënt(e) ( “met wie heeft hij/zij contact?” “bij wie vindt hij/zij steun?”),
  • websites en online platformen die je patiënt bezoekt in het algemeen,
  • de rol van websites en sociale media als bronnen van informatie en steun rond de eetstoornis.

De (problematische) rol van online media in kaart brengen, kan door een online mediadagboek bij te houden waarin volgende elementen geregistreerd worden: (a) over welke (soort) website gaat het? (b) hoe vaak en hoe lang duurde deze activiteit en (c) welke gedachten en gevoelens ervaarde de patiënt tijdens en na deze online activiteit?

Indien er op basis van de antwoorden van de patiënt(e) een sterk vermoeden rijst dat zij actief zijn op problematische netwerken, is het belangrijk om door te vragen om mogelijk problematische online activiteiten te evalueren en te identificeren, bv.:

  • Wat betekenen die netwerken voor hem/haar?
  • Welke inhoud bekijkt hij/zij?
  • Wat betekent die inhoud voor hem/haar?
  • Post hij/zij zelf ook?

Hou er rekening mee dat deze activiteiten ook een bron van sociale en emotionele steun kunnen zijn voor de patiënt. Hoe verontrustend ook, probeer te vermijden om in de ‘reparatie-reflex’ te schieten waarbij je de persoon in kwestie probeert te overtuigen om hier onmiddellijk mee te stoppen. Blijf zonder oordeel verder verkennen, en schat de motivatie van de patiënt in om dit gedrag te veranderen. Laat de persoon stilstaan bij de voor- en nadelen die bij het bezoeken van deze netwerken gepaard gaan. Welke alternatieven zouden er zijn met dezelfde voordelen als deze netwerken? Werk verder aan een goed contact met je patiënt en aan zijn/haar sociaal netwerk. Het uiteindelijke doel is om ongezonde (online) activiteiten te vervangen door gezonde activiteiten.

Voor preventiewerk

Breng NIET op ideeën door te verwijzen naar probleemgedrag en probleemsituaties, bijvoorbeeld: “jij zit toch niet op websites die …… “. Onderzoek toont immers aan dat het jongeren kan inspireren om deze sites te bezoeken of net het probleemgedrag te vertonen waartegen wij ze willen beschermen.

Wat dan wel?

1. Bespreek groeithema’s die voor alle jongeren herkenbaar zijn: nood hebben aan een netwerk met familie en vrienden, opbouwen van een identiteit en positief zelfbeeld, omgaan met veranderingen in je lichaam, leren omgaan met moeilijke gevoelens en emoties. Laat jongeren aan het woord. Stel open vragen, bijvoorbeeld:

  • Hoe voelen ze zich in de klas/school?
  • Wat doen ze in hun vrije tijd om zich te ontspannen?
  • Wat doen ze als ze het moeilijk hebben?
  • Waar vinden ze steun, bij wie kunnen ze terecht als ze het moeilijk hebben?

2. Werk versterkend, door jongeren hierover te laten reflecteren. Benadruk wat goed gaat en help hen om nieuwe handvatten te vinden waar nodig. Suggesties kunnen, maar laat hen in de eerste plaats zelf tot oplossingen komen.

3. Versterk mediavaardigheden en leer hen kritisch denken over het gebruik van sociale media

  • Hoe gaan ze om met sociale media?
  • Welke plaats/impact heeft sociale media in hun leven?
  • Wat vinden ze daarvan? Hoeveel tijd willen ze er aan spenderen ?
  • Wat zouden ze al dan niet willen veranderen?
  • Hoe zouden ze dat kunnen doen?
  • Wie of wat zou hen daar bij kunnen helpen?

Er bestaan lespakketten die specifiek op deze thema’s inzetten: zie onze materialen.

Maak je je zorgen rond signalen van je eigen kind of een jongere in je klas? Bespreek het met een hulpverlener. 

Verwijslijn eetproblemen

Ben je op zoek naar hulp voor een eetprobleem? Maak je je zorgen? Contacteer ons vrijblijvend voor zorgverleners in je buurt op de verwijslijn eetproblemen.

secretariaat@eetexpert.be of 0480 60 64 20

Verwijstool voor zorgverleners

Als zorgverlener kan je de verwijstool voor gespecialiseerde zorg bij eet- en gewichtsproblemen raadplegen. Neem contact op met ons of de provinciale zorgpunten eetstoornissen voor advies en ondersteuning bij behandeling of doorverwijzing.

Advieslijn voor preventie, beleid en pers

Contacteer ons voor advies bij beleidswerk, wetenschappelijk onderzoek, zorgorganisatie, communicatie of persvragen. Laat je inspireren door onze handige toolbox voor mediamakers.

Verdiepende info

Meer weten over dit thema? In 2017 hebben we in onze nieuwsbrief onderzoek samengebracht rond de rol van sociale netwerksites in het risico op eetstoornissen.

De rol van sociale netwerksites in het risico op eetstoornissen 

Jongeren worden vandaag in toenemende mate blootgesteld aan ideaalbeelden via sociale netwerksites (SNS), zoals Facebook of Instagram. Het gebruik van sociale netwerksites kan het welzijn van een persoon op verschillende manieren beïnvloeden, zowel op positieve als op negatieve manier (Hanna et al., 2017). Sociale netwerksites kunnen de verbondenheid met anderen verhogen en gevoelens van eenzaamheid verminderen. Anderzijds kunnen ze ook een negatieve stemming (Kross et al., 2013) en lichaamsontevredenheid uitlokken (Murray et al., 2016). Sociale netwerksites vormen namelijk een belangrijke bron voor sociale vergelijking (Hanna et al., 2017). Sociale vergelijking houdt in dat we ons vergelijken met anderen om een oordeel te vormen over onszelf (bv. onze capaciteiten, vaardigheden, uiterlijk) (Festinger, 1954). Wanneer jongens en meisjes hun lichaam en fysieke aantrekkelijkheid vergelijken met ideaalbeelden, bestaat het risico dat ze hieruit afleiden dat hun lichaam niet aan de ‘vereisten’ beantwoordt. Het internaliseren van deze idealen en de bijgaande vergelijkingsprocessen, worden dan ook gezien als risicofactoren voor lichaamsontevredenheid (Wilksch et al., 2015), een kernfactor in de ontwikkeling van eetstoornissen (Pennesi & Wade, 2016). 

Wat maakt sociale media anders dan traditionele media? 

Sociale netwerksites hebben een aantal unieke kenmerken in vergelijking met de traditionele media, die ook een rol kunnen spelen in de impact op lichaamsbeeld (Fardouly & Vartanian, 2016). Sociale media brengen de gebruiker op de voorgrond, en niet (enkel) een model of beroemdheid. Gebruikers plaatsen vaak de meest aantrekkelijke foto’s van zichzelf op de site, foto’s die vooraf vaak bijgewerkt worden, en verwijderen foto’s waarop ze zichzelf onaantrekkelijk vinden. Zo blijkt uit onderzoek dat meer dan de helft van de volwassenen “selfies” vooraf bewerkt (Chae, 2017) en dat adolescenten en vrouwen vaker gebruik maken van foto-filters en dergelijke dan respectievelijk volwassenen en mannen (Dhir et al., 2016). Er wordt dus een ideaalbeeld gecreëerd. Bovendien bestaat het “vergelijkingsmateriaal” vooral uit leeftijdsgenoten (zowel vrienden uit het dagelijks leven als verre kennissen of “vrienden van vrienden”). Theoretisch zijn leeftijdsgenoten erg relevant in sociale vergelijkingsprocessen om gevolgtrekkingen te maken over zichzelf. Verder bevatten de sociale netwerksites ook ander materiaal dat relevant is voor het lichaamsbeeld (bv. opmerkingen bij profielfoto’s, links naar pagina’s rond lijnen…) die relevant zijn voor hoe men zich voelt over zijn lichaam (Fardouly & Vartanian, 2016). 

Wat is de relatie met eetstoornisrisico? 

Onderzoek rond het gebruik van sociale netwerksites rapporteert verbanden met o.m. (a) lichaamsbeeld (zowel gewicht en lichaamsvormen als gezichtskenmerken) en gerelateerde concepten, (b) stemming, en (c) eetgedrag. Meisjes uit de lagere en middelbare school en studenten die (meer) Facebook gebruiken, rapporteren een sterker streven naar slankheid, een sterkere internalisering van het slankheidsideaal, meer zelfobjectivering, meer sociale vergelijking rond uiterlijk en meer lijngedrag dan meisjes die geen Facebook gebruiken of minder tijd doorbrengen op SNS. Ook bij jongens wordt een verband gevonden tussen het gebruik van SNS en zelfobjectivering (Fardouly & Vartanian, 2016; Holland & Tiggemann, 2016). 

Het beperkte longitudinaal onderzoek rond de effecten van sociale media ondersteunt dat gebruik van sociale media lichaamsontevredenheid doet toenemen, eerder dan dat sociale media intensiever gebruikt worden door personen met hoge lichaamsontevredenheid (Fardouly & Vartanian, 2016).  De effecten van sociale netwerksites op lichaamsontevredenheid lijken op basis van de huidige onderzoeksbevindingen groter dan de effecten van bv. websites van modemagazines (Holland & Tiggemann, 2016). Wat de onderlinge relaties tussen lichaamsbeeld, stemming en eetgedrag betreft, blijkt sociale vergelijking (rond uiterlijk) een kernrol te spelen in de relaties tussen gebruik van SNS enerzijds en  lichaamsontevredenheid, negatieve stemming en verstoord eetgedrag anderzijds. Lichaamsontevredenheid lokt depressievegevoelens uit (Puccio et al., 2016). Personen die meer tijd doorbrengen op Facebook, hebben bovendien vaker de perceptie dat anderen gelukkiger zijn en een beter leven hebben dan zijzelf (in het bijzonder wanneer ze een groter aantal Facebookvrienden hebben). Ook deze perceptie kan een negatieve zelfevaluatie en negatieve stemming uitlokken (Fardouly et al., 2015a). Lichaamsontevredenheid en negatieve stemming in relatie tot Facebookgebruik worden op hun beurt gelinkt aan verstoordeetgedrag: lijngericht eten, emotioneel eten (bij vrouwen), en boulimische symptomen (Murray et al., 2016; Puccio et al., 2016). 

Een belangrijke kanttekening hierbij is dat lichaamsontevredenheid ten gevolge van sociale vergelijking op SNS zich niet beperkt tot gewicht of lichaamsvormen. Zo plaatsen vrouwen vaak portretfoto’s op SNS (mannen plaatsen vaker foto’s van hun volledige lichaam). Vrouwen die in experimenteel onderzoek blootgesteld werden aan (vergelijking met) dergelijk beeldmateriaal op SNS vertoonden vervolgens meer ontevredenheid over huid- en gelaatskenmerken (Fardouly et al., 2015a). 

Het onderzoek naar deze relaties concentreerde zich op adolescente en jongvolwassen meisjes maar voorlopige bevindingen vinden ook bij jongere meisjes, bij jongens, en bij niet-Westerse steekproeven dat het gebruik van sociale netwerksites schadelijk kan zijn. Meestal wordt onderzoek gedaan naar Facebook, de meest gebruikte SNS. Echter, SNS zoals Instagram hebben een nagenoeg exclusieve focus op afbeeldingen, en kunnen van daaruit meer mogelijkheden bieden tot sociale vergelijking rond uiterlijk (Fardouly & Vartanian, 2016) 

Wie is kwetsbaar 

De mate waarin iemand zich vergelijkt met de foto’s van anderen speelt een kernrol in de impact op lichaamsbeeld. Onderzoek toont dan ook dat vooral personen die investeren in het plaatsen en bekijken van foto’s een negatief lichaamsbeeld ontwikkelen (Holland & Tiggemann, 2016). Vrouwen lijken hiervoor gevoeliger dan mannen (ook in het algemeen doen vrouwen meer aan sociale vergelijking), maar ook bij mannen worden relaties gevonden tussen gebruik van sociale netwerksites, lichaamsontevredenheid en verstoord eetgedrag (Murray et al., 2016). De aard van de relatie met de “vriend” waarmee men zich vergelijkt op de SNS speelt ook een rol. Fardouly en collega’s (2015b) vonden in dit verband dat in het bijzonder de vergelijking van het eigen uiterlijk met dat van verre kennissen (“vrienden van vrienden”) bijdraagt tot zelf-objectivering (zichzelf bekijken vanuit het perspectief van een “observator”, waarbij het eigen lichaam gezien wordt als “object”). Vaak gaat dit gepaard met een groter aantal “vrienden” op SNS (waarvan men met het merendeel weinig of geen direct contact heeft). Ook bepaalde persoonlijkheidstrekken kunnen een rol spelen. Zo werd een verband gevonden tussen sociotropie, of de gerichtheid op het oordeel en de goedkeuring van anderen (met een gevoeligheid voor afwijzing), en het maken van sociale vergelijkingen (Puccio et al., 2016). 

Nieuwe trends – fitspiration 

Fitspiration (een combinatie van het woord “fitness” en “inspiration”) bestaat uit foto’s en boodschappen op sociale media die opgesteld zijn om mensen te motiveren tot een gezondere leefstijl via sport en “gezonde voeding”. Fitspiration wordt gepromoot als gezond alternatief van Thinspiration (aanzetten tot gewichtsverlies en verstoord eetgedrag), maar onderzoek toont een minder rooskleurig beeld van deze hype. Zowel de personen die dergelijke berichten op sociale media plaatsen als de personen die blootgesteld worden aan deze beelden, geven blijk van verhoogd eetstoornisrisico. Uit een experimentele studie blijkt dat blootstelling aan Fitspiration leidt tot negatieve stemming en lichaamsontevredenheid bij vrouwelijke studenten (Tiggemann & Zaccardo, 2015). Onderzoek toont ook dat vrouwen die Fitspiration-foto’s posten op Instagram, hoger scoren op verschillende eetstoorniskenmerken (zoals streven naar slankheid, streven naar gespierdheid, compulsief sporten) in vergelijking met een controlegroep die reisfoto’s post. Compulsief sporten vertoont in de Fitspiration groep ook een duidelijkere relatie met verstoord eetgedrag dan in de controlegroep (Holland & Tiggemann, 2017). 

Implicaties voor preventie 

De bestaande onderzoeksresultaten wijzen op het belang van het includeren van de impact van sociale media in mediaweerbaarheidsprogramma’s. Hierbij kan de geïdealiseerde aard van het geüploade materiaal aan bod komen, en de impact die sociale vergelijking met dit materiaal kan hebben op hoe ze zich voelen rond hun uiterlijk (Fardouly & Vartarian, 2016; Puccio et al., 2016). Gebruikers van SNS kunnen ook aangemoedigd worden om de tijd te reguleren die ze doorbrengen (met het maken van sociale vergelijkingen) op SNS (Fardouly et al., 2015b; Puccio et al., 2016). Dit kan onder andere door het verminderen van de focus op uiterlijk in het eigen profiel en berichten die men volgt, door het “volgen” van pagina’s die niet focussen op uiterlijk, en zelf minder informatie en afbeeldingen op SNS te plaatsen die focussen op uiterlijk. Op deze manier zouden de mogelijkheden tot sociale vergelijking rond uiterlijk kunnen verminderen (Fardouly et al., 2015b). 

Referenties

Bond (2012). Virtually Anorexic – Where’s the harm? A research study on the risks of pro-anorexia websites.

Custers, K. (2015). The urgent matter of online pro-eating disorder content and children: clinical practice. European Journal of Pediatrics, 174, 429–433.

Gale, L., Channon, S., Larner, M., & James, D. (2016). Experiences of using pro-eating disorder websites: a qualitative study with service users in NHS eating disorder services. Eating and Weight Disorders, 21, 427–434.

Lewis, S.P., & Arbuthnott, A.E. (2014) Non-suicidal self-injury, eating disorders, and the internet. In Claes, L., & Muehlenkamp, J. (Eds.) Non-Suicidal Self-Injury in Eating Disorders (pp. 273-293). Springer, Berlin, Heidelberg.

Chae, J. (2017). Virtual makeover: Selfie-taking and social media use increase selfie-editing frequency through social comparison. Computers in Human Behavior, 66, p.370-376. 

Dhir, A., Pallesen, S., Torsheim, T., Andreassen, C. S. (2016). Do age and gender differences exist in selfie-related behaviours? Computers in Human Behavior, 63, 549-555. 

Fardouly, J., & Vartanian, L. R. (2016). Social media and body image concerns: Current research and future directions. Current Opinion in Psychology, 9, 1–5. 

Fardouly, J., Diedrichs, P. C., Vartanian, L. R., Halliwell, E. (2015a).  Social comparisons on social media: The impact of Facebook on young women’s body image concerns and mood. Body Image, 13, 38–45. 

Fardouly, J., Diedrichs, P. C., Vartanian, L. R., Halliwell, E. (2015b).  The mediating role of appearance comparisons in the relationship between media usage and self-objectification in young women. Psychology of Women Quarterly, 39, 447-457. 

Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human Relations, 7, 117-140. 

Hanna, E., Ward, L. M., Seabrook, R. C., Jerald, M., Reed, L., Giaccardi, S., & Lippman, J. R. (2017). Contributions of social comparison and self-objectification in mediating associations between Facebook use and emergent adults’ psychological well-being. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking. Advance online publication. DOI: 10.1089/cyber.2016.0247. 

Holland, G. & Tiggemann, M. (2016) A systematic review of the impact of the use of social networking sites on body image and disordered eating outcomes. Body Image, 17, 100-110. 

Holland, G., & Tiggemann, M. (2017). “Strong beats skinny every time”: Disordered Eating and compulsive exercise in women who post Fitspiration on Instagram. International Journal of Eating Disorders, 50, 76-79. 

Kross, E., Verduyn, P., Demiralp, E., …, Ybarra, O. (2013). Facebook use predicts declines in subjective well-being in young adults. PLoS ONE, 8:e69841. 

Murray, M., Maras, D., & Goldfield, G. S. (2016). Excessive time on Social Networking Sites and disordered eating behaviors among undergraduate students: Appearance and weight esteem as mediating pathways. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 19, 709-715. 

Pennesi, J., & Wade, T. (2016). A systematic review of the existing models of disordered eating: Do they inform the development of effective interventions? Clinical Psychology Review, 43, 175-192. 

Puccio, F., Kalthas, F., Fuller-Tyszkiewicz, M., & Krug, I. (2016). A revised examination of the dual pathway model for bulimic symptoms: The importance of social comparisons made on Facebook and sociotropy. Computers in Human Behavior, 65, 142-150. 

Tiggemann, M., & Zaccardo, M. (2015). “Exercise to be fit, not skinny”: The effect of fitspiration imagery on women’s body image. Body Image, 15, 61-67. 

Wilksch, S., Paxton, S., Byrne, S., …, Wade, T. (2015). Prevention across the spectrum: a randomized controlled trial of three programs to reduce risk factors for both eating disorders and obesity. Psychological Medicine, 45, 1811-1823. 

Maart 2020

Nieuws

Online en mobiele zelfhulpprogramma's bij eetproblemen en eetstoornissen

Online en mobiele zelfhulpprogramma’s bij eetproblemen en eetstoornissen

aug 2023 – Wil je zelf aan de slag met een zelfhulpprogramma voor jouw cliënt? Lees dan zeker deze aandachtspunten.

Publicatie resultaten Preventiebarometer.

Publicatie resultaten Preventiebarometer.

mrt 2023 – Het afgelopen jaar voerde Sciensano in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid de 1ste Preventiebarometer uit.

Het aantal 2-jarigen met overgewicht in Vlaanderen blijft stabiel

Het aantal 2-jarigen met overgewicht in Vlaanderen blijft stabiel

jul 2023 – Het aandeel 2-jarigen met overgewicht daalde in 2021 opnieuw na een piek van 11,4% in het coronajaar 2020.

Nieuwe resultaten HBSC studie

Nieuwe resultaten HBSC studie

jul 2023 – De meest opvallende bevinding was een stijging in de prevalenties voor overgewicht en obesitas ten opzichte van 2018.