Dimensioneel perspectief

Het verschil tussen een eetprobleem en een eetstoornis is duidelijk. Net zoals de diagnostische criteria duidelijke handvatten geven om te bepalen of iemand nu wel of geen eetstoornis heeft. Maar zoals eerder vermeld, blijft het een continuüm. Jongeren kunnen meer of minder eetproblemen vertonen en meer of minder bijkomend lijden ervaren op fysiek, sociaal of psychologisch vlak. 

Sommige jongeren vertonen zowel eetproblemen als bijkomend lijden, maar voldoen niet volledig aan de vooropgestelde criteria. Ze zijn bijvoorbeeld aan het lijnen en bang om gewicht bij te komen, maar hebben (nog) geen significant ondergewicht. Denk maar aan jongeren die worstelden met overgewicht en extreem zijn beginnen lijnen, waardoor ze nu op een normaal gewicht zitten maar toch nog steeds verder blijven diëten omdat ze bang blijven om gewicht bij te komen. Ook kunnen jongeren compenseren zonder eetbui, of ervaren ze voor een korte tijd veel last van intense eetbuien (bv. na een relatiebreuk). Hoe dan ook blijft er probleemgedrag en lijden aanwezig, ongeacht of deze nu strikt onder die criteria vallen of niet. 

De DSM-5 komt hier al gedeeltelijk aan tegemoet, door de verschillende ernstniveaus te specifiëren en daarmee een aantal van die “subklinische” vormen te erkennen. 

  1. Atypische AN, waarbij iemand aan de AN-criteria voldoet en aanzienlijk vermagerd is, maar het gewicht nog binnen de normale grenzen valt 
  2. Purgeerstoornis, waarbij er alleen compensatiemaatregelen getroffen worden maar er niet duidelijk sprake is van eetbuien. 
  3. Subklinische BN en BED, waarbij iemand aan alle BN of BED kenmerken voldoet, maar minder frequent (minder dan 1 keer compenseert per week, of minder dan 3 maanden kampt met eetbuien) 

Er blijven natuurlijk nog altijd vele varianten bestaan op dergelijk gedrag, waardoor het belangrijk is om geval per geval te bekijken. Het is essentieel om bij ieder individu alert te zijn voor mogelijke signalen.