Signalen

De belangrijkste taak van een diëtist in de eerstelijnszorg is het zo vroeg mogelijk opvangen van signalen die aangeven dat adolescenten en jongvolwassenen vastlopen. Daarna kan men beslissen of dat vastlopen in de eerste lijn een plaats kan krijgen of dat gespecialiseerde hulp nodig is.

Gewichtsevolutie

Dit is een vrij eenvoudige parameter om eetproblemen en eetstoornissen aan te herkennen, omdat er drempelwaarden voor zijn. Bij ernstige gevallen is gewicht dan ook cruciaal voor de indicatiestelling. Maar, het is moeilijker dan het lijkt. Voor AN is het wel een maatstaf, maar zoals we al eerder zeiden hanteren we een dimensionaal perspectief. Dit betekent dat ook een relatief beperkt of subklinisch gewichtsprobleem alsnog veel problemen op andere domeinen met zich mee kan brengen. Het individu met atypische AN bijvoorbeeld heeft geen duidelijk ondergewicht. Ook zijn er geen concrete normen voor de gewichtsstatus bij BN of BED omdat de mate waarin de eetbuien en het compenseren (bij BN) een impact hebben op het lichaam, verschilt van individu tot individu. De mate waarin het gewicht fluctueert of schommelt kan daar mogelijks wel een bijkomende indicator zijn.

Eetcompetenties

Gewicht is een “indirecte” indicator van eetgedrag, dus is het noodzakelijk om ook het eetgedrag in kaart te gaan brengen. Daarbij kan je het best beginnen bij de eetcompetenties en die componenten waar jongeren in vast lopen.

Restrictie/lijngedrag

Deze eetcompetenties hangen ook sterk samen met de mate waarin men zichzelf restricties oplegt. In vele gevallen leggen jongeren zichzelf een strenge cognitieve eetgrens op, vanuit de overtuiging dat ze zo kunnen manipuleren welk getal er op de weegschaal staat evenals hoe hun lichaam eruitziet. Bovendien kan het zichzelf opleggen van restricties ook een psychologisch gevoel van controle en voorspelbaarheid geven, net omdat er zoveel factoren kunnen zijn in hun leven die ze niet kunnen controleren of voorspellen (bv. denk maar aan sociale interacties die je nooit eenzijdig kan sturen). De redenen waarom men zich die restricties oplegt kunnen divers zijn, maar in alle gevallen is het zo dat die cognitieve grens weinig rekening houdt met het lichaam (cf. honger en verzadiging). Men zet zichzelf als het ware heel strikt “op de rem”, zonder te luisteren naar wat het lichaam nodig heeft om dagelijks te kunnen functioneren. 

Controleverlies

Bij veel eetproblemen en eetstoornissen werken die remmen op bepaalde momenten niet meer en verliest men die controle. Dan vervalt men in eetbuien, zeker in moeilijke of zwakke momenten (bv. na een lange dag wanneer ze moe of gestresseerd zijn). Dan gaan jongeren eten zonder dat ze het gevoel hebben dat ze hier echt weerstand tegen kunnen bieden en spreken we dus van een eetbui.

Eetbuien

Dit zijn episodes waarin men eet zonder controle te hebben over hoeveel en wat er gegeten wordt. We zagen dit al verschijnen als criterium bij BN en BED, maar ook bij mildere eetproblemen kunnen controleverlies en eetbuien aanwezig zijn. Afhankelijk van de hoeveelheid, maken we een onderscheid tussen een objectieve en een subjectieve eetbui. Bij een objectieve eetbui eet men een hoeveelheid die de omgeving als “te veel” zou zien. Bij een subjectieve eetbui zou de omgeving daar niet meteen van opmerken dat het te veel is, terwijl men toch het gevoel heeft dat men niet anders kon dan het op te eten. Bij zowel objectieve als subjectieve eetbuien maakt het type voeding niet uit, dat kan van lekkernijen (zoals ijs en chips) gaan tot beleg, bevroren brood, of zelfs voeding die we typisch als gezond zouden zien (zoals groenten, fruit, peulvruchten, enz.). 

Emotioneel eten

Het kan zijn dat er ook een ander soort eetgedrag ontstaat, namelijk emo-eten. Dat kan samen met controleverlies en eetbuien voorvallen, maar ook aanwezig zijn zonder dat de jongere de controle verliest. Emo-eten gaat erover dat mensen meer of ongezonder eten bij bepaald emoties (als ze droevig, gefrustreerd, onzeker, verveeld, of extreem blij zijn). Eten wordt een strategie om daarmee om te gaan, eerder dan een strategie om honger te stillen. 

Compensatie

Compensatie is niet steeds aanwezig. Met compensatie wordt bedoeld dat de persoon na het eten gaat proberen om de impact van de energie-inname te verminderen en dus om ervoor te zorgen dat wat er gegeten wordt niet volledig wordt opgenomen door het lichaam of vertaalt naar de weegschaal. Het is namelijk de bedoeling om niet bij te komen. 

De meest voorkomende vormen zijn 

  1. Vasten, lijnen (vaak na een eetbui) 
  2. Zelfopgewekt braken 
  3. Medicatiemisbruik (bv. laxeermiddelen, diuretica) 
  4. Intensieve lichaamsbeweging 

Verdoken Deze compensatiegedragingen lijken redelijk duidelijk te zijn. Maar toch valt het de omgeving vaak pas laat op, omdat deze heel subtiel kunnen zijn. Het valt anderen soms ook niet op dat het eigenlijk compensatiegedragingen zijn. 

Braken met het geluid van de douche aan zodat anderen het niet horen
Na de maaltijd op korte tijd veel inhoudelijke taken doen (bv tafel afruimen, vaatwasser leegmaken en vullen, afwassen, gaan wandelen met de hond, de wasmachine legen,…)

Zelfevaluatie

Dat opleggen van restricties, eetbuien en fout lopen van de eetcompetenties, wordt vaak verklaard door een negatieve zelfevaluatie. Het ontwikkelen van een stabiel zelfbeeld houdt in dat men dat zelfbeeld niet volledig laat bepalen door het lichaam of gewicht, maar ook door andere gegevens. Zo’n stabiel zelfbeeld ontwikkelen is voor veel jongeren moeilijk en ligt dan ook aan de basis van veel eetstoornissen. Als men aan jongeren met een eetprobleem of stoornis zou vragen “wat heb je nodig om gelukkig te zijn/worden?” of “wanneer ben je tevreden met wie je bent?”, zal het antwoord in vele gevallen te maken hebben met eten, lichaamsvorm en gewicht. Ze kijken dus eigenlijk met een negatieve bril naar de wereld, eentje die voortdurend focust op hoe het lichaam of gewicht eruitziet.

“Ik zal gelukkig zijn als ik minder dan XX-kg weeg”
“Ik ben niet tevreden met mezelf, want mijn lichaam ziet er XX uit”
“Niemand zal echt van me kunnen houden of bij me blijven, tenzij ik vermager”

Subtiele hints Het is niet zo dat jongeren dit graag of spontaan vertellen. Soms zijn ze zich er niet eens bewust van. Maar er zijn vaak signalen die op een negatieve zelfevaluatie wijzen.

Uren voor de spiegel staan of vaak op de weegschaal staan
Vaak wisselen van outfit
Losse kledij dragen die de lichaamsvormen verhult
Geen foto’s van zichzelf willen laten nemen, enkel de fotograaf willen zijn
Andermans lichaam prijzen maar tegelijkertijd heel kritisch zijn over zichzelf

Ontkenning Het is ook vaak zo dat de ernst van het probleem ontkend wordt, net omdat het voor die jongere zo belangrijk wordt. Ondergewicht wordt een streefdoel in plaats van een probleem en eetbuien worden een goede uitlaatklep.

Slaap

Tijdens de adolescentie verandert het slaapritme en is er een grotere slaapbehoefte door de groeispurt. Maar net op dat moment krijgen jongeren ook meer autonomie en mogen ze dus meestal later gaan slapen of kiezen wanneer ze in hun bed kruipen. Veel adolescenten zijn daardoor vaak moe, omdat ze niet aan die slaapbehoefte kunnen voldoen (zeker niet op dagen waarbij ze vroeg moeten opstaan). In sommige gevallen kan het dan ook een duidelijk teken zijn dat de jongere zich niet goed in zijn vel voelt en ergens blijft haperen.

  • Moeilijk in- of doorslapen, dus niet in slaap geraken of vaak wakker worden 
  • Niet gemakkelijk of onuitgerust wakker worden, lang ochtendhumeur
  • Vermoeidheid of in slaap vallen doorheen de dag
  • Chaotisch slaapritueel of slechte slaaphygiëne (laat gaan slapen, …) 

Lichamelijke signalen

Iedereen is anders en de signalen kunnen heel subtiel zijn en verschillen van persoon tot persoon. Daarom sommen we graag nog een aantal andere lichamelijke signalen op, waarvan we weten dat ze een rode vlag kunnen zijn (en waarbij we dus vooral moeten uitzoeken of ze samenhangen met eet-en gewichtsproblemen of net met andere medische oorzaken):

  • Hoofdpijn, moe, lusteloosheid
  • Menstruatie onregelmatig/uitblijven
  • Keelpijn, hees, zwelling speekselklieren
  • Aantasting gebit/ tandvlees (door overmatig braken)
  • Slaapproblemen
  • Snel koud hebben, koude/blauwe handen, vingers, lippen of wintertenen
  • Maag/darmklachten (buikpijn, misselijk, zuurbrand, obstipatie)
  • Spierslapte, duizeligheid, flauwte
  • Wondjes op rug vingers en handen (door geforceerd braken)
  • Concentratie- en coördinatieproblemen
  • Verslapping en uitdroging van de huid, gele huid
  • Overmatig haaruitval
  • Donshaartjes op gezicht
  • Vertraging lengtegroei bij kinderen
  • Hartritmestoornissen (door kaliumtekort)