Bij comorbiditeit kan het gaan om een eetstoornis die volgt op een reeds bestaande andere stoornis, een eetstoornis die een andere stoornis voorafgaat, of een eetstoornis en een andere stoornis die ongeveer gelijktijdig beginnen. Stoornissen die ontstaan samen met of kort na de eetstoornis, kunnen soms verdwijnen of afnemen na het herstel van de eetstoornis. Dit zien we bijvoorbeeld bij depressie of bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals perfectionimse.
De comorbiditeitsgraad van een eetstoornis met een stemmingsstoornis varieert van 31% tot 89%, waarbij majeure depressie de meest voorkomende comorbide stemmingsstoornis is. Bijna de helft van de cliënten met een eetstoornis heeft ook een angststoornis, waarbij de gegeneraliseerde angststoornis het vaakst voorkomt. Omgekeerd heeft meer dan 10% van de cliënten met een angststoornis ook een eetstoornis.
Een obsessieve-compulsieve stoornis (OCD) komt twee keer zo vaak voor bij anorexia nervosa (AN) als bij boulimia nervosa (BN). Er is echter het risico van overdiagnosticering, omdat AN veel obsessieve-compulsieve symptomen kent die eigen zijn aan de eetstoornis.
Naar schatting vertoont 10% van de mensen met een eetstoornis misbruik van middelen. Dit percentage is waarschijnlijk een onderschatting, omdat patiënten vaak geen alcohol- of drugsmisbruik mogen hebben om te mogen starten met een gespecialiseerde behandeling voor de eetstoornis. Vaak wordt vergeten om bij cliënten met alcoholproblemen te vragen naar eetproblemen, net zoals bij eetstoornissen het gebruik van alcohol/drugs over het hoofd wordt gezien. Meer informatie.
Er is ook een samenhang tussen eetstoornissen en ontwikkelingsstoornissen: zo vertoont de meerderheid van de kinderen met autisme verstoord eetgedrag. Maar ook omgekeerd zou naar schatting 1 op de 4 personen met AN autisme hebben, hoewel de cijfers tussen studies sterk variëren. Meer informatie over comorbiditeit met autisme vind je hier.
Tot slot is er een verband tussen ADHD en eetstoornissen voornamelijk van het purgerende type. Zo is de kans om op latere leeftijd BN te ontwikkelen acht keer hoger bij kinderen met ADHD.