Toolbox eetstoornissen voor ouders
Voor alle ouders die ontdekken dat hun kind een eetstoornis heeft, maakten we bij Eetexpert een online toolbox eetstoornissen voor ouders. Een veilige haven met betrouwbare en up-to-date informatie.
Voor alle ouders die ontdekken dat hun kind een eetstoornis heeft, maakten we bij Eetexpert een online toolbox eetstoornissen voor ouders. Een veilige haven met betrouwbare en up-to-date informatie.
Vaak gaat het ontstaan van een eetstoornis gepaard met spannende groeithema’s die een risicoproces op gang kunnen brengen. Spannende groeithema’s kunnen een veranderend lichaam zijn wat kan leiden tot lichaamsontevredenheid en over-evaluatie van gewicht. Ook het omgaan met vele nieuwe gevoelens kan leiden tot negatief affect (zoals ongelukkig zijn, intens verdriet of frequente angsten voelen) en kan leiden tot moeilijkheden in de regulatie van eetgedrag.
De onmiddellijke uitlokker van een eetstoornis kan erg uiteenlopend zijn:
Hoewel de meeste jongeren die een eetstoornis ontwikkelen aanvankelijk alleen maar een paar kilo willen kwijtraken hebben de meeste jongeren die uiteindelijk een eetstoornis ontwikkelen vaak ook andere motieven: Ze hopen meer zelfvertrouwen te krijgen of zich meer sociaal aanvaard te voelen door anderen. Vaak voelen ze zich te dik bij de start van hun afslankpoging, vervolgens krijgen ze complimenten wanneer ze wat gewicht verliezen wat hen aanmoedigt om hun restrictief eetgedrag vol te houden. Ze stellen geen grenzen bij het afslanken en streven een steeds lager gewicht na.
Strikt genomen heeft iedereen kans om een eetstoornis te ontwikkelen, maar sommigen zijn er net iets kwetsbaarder voor dan anderen. Een beschermend jasje rond jongeren kan het risico op eetstoornissen verminderen: werken aan een goede zelfwaardering, het leren omgaan met emoties, lichaamsbeleving, mediaweerbaarheid en goede sociale contacten zijn belangrijke beschermende factoren.
Een eetstoornis heeft geen eenduidige oorzaak. Meestal is het helemaal niet zo duidelijk waarom iemand een eetstoornis ontwikkelt. Wat we wel weten is dat een eetstoornis niet alleen om eten en gewicht gaat. Het gaat ook om diepere problemen die betrekking hebben op emoties en identiteit. Zo is de eetstoornis vaak een manier om met intense emoties en spanningen om te gaan. Het kan ook een kreet om hulp zijn, of een manier om zich ergens goed te voelen of om zich een beetje te onderscheiden van de anderen. Voor anderen is een eetstoornis een manier van zichzelf wegcijferen of om zich af te reageren… Het gaat steeds om een complex samengaan van biologische, psychologische en sociale factoren.
Kwetsbaarheid voor eetstoornissen blijkt deels erfelijk bepaald te zijn. Zo komen eetstoornissen 3 tot 5 keer zoveel voor in families waar al een diagnose is gesteld. Tegelijk zal in welke familie dan ook de overgrote meerderheid geen eetstoornis hebben. Ook komen bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals perfectionisme, obsessief gedrag, afhankelijkheid en een vermijdende ingesteldheid die samenhangen met eetstoornissen vaker voor in families waardoor iemand ook indirect vatbaarder kan zijn voor de ontwikkeling van een eetstoornis.
Onderzoek toont aan dat de hersenen een belangrijke rol spelen in het ontstaan van een eetstoornis. Tijdens de puberteit is het brein in volle ontwikkeling en vindt er een grote reorganisatie plaats die doorloopt tot tenminste het 25ste levensjaar. Helaas ontwikkelen niet alle hersengebieden zich tegelijk. Zo zullen de onderste hersengebieden die instaan voor de emoties zich eerst ontwikkelen en zullen de hogere hersengebieden die instaan voor het denken en de ratio zich pas later ontwikkelen. Daardoor zijn de hersenen van pubers tijdelijk niet in balans en zullen de emoties het vaak winnen van het verstand.
Tieners ervaren emoties vaak heel intens en tegelijk voelen ze zich onzeker over hoe ze deze emoties kunnen opvangen, verdragen of onder controle houden. Hun intern controlemechanisme is dus nog niet goed ontwikkeld. Het beloningsgebied in de hersenen is op dat moment wel al heel actief. Pubers zijn daardoor erg gevoelig voor een onmiddellijke beloning of bekrachtiging wat betekent dat ze gevoelig zijn voor alles wat belonend aanvoelt. Beloning kunnen ze vinden in een schouderklopje of elke kleine aanmoediging van buitenaf. Maar ook wel/niet eten kan helpend aanvoelen wanneer emoties (te) intens zijn. Sommige jongeren doen dat door heel weinig te gaan eten maar ook een grote hoeveelheid eten op korte tijd kan heel even een aangenaam gevoel geven.
Bovendien raken bepaalde systemen in de hersenen in de war waardoor de kans op de ontwikkeling van eetbuien (controleverlies) toeneemt. Door een restrictief en/of onregelmatig eetpatroon raakt de balans van voedingsstoffen verstoord waardoor het lichaam signalen krijgt dat het moet eten (drang).
Daarnaast kunnen ook emoties, vreemde eetgewoontes en snelle veranderingen in bloedsuikerspiegel de drang naar eten uitlokken. Bloedsuikerschommelingen kunnen uitgelokt worden door specifiek suikerrijk voedsel, braken en een eetpatroon van vasten en feesten maar ook door situationele uitlokkers (bv. eetbui die zich telkens voordoet in een bepaalde situatie, op een bepaalde plaats) waardoor het lichaam gaandeweg automatisch fysiologisch zal reageren (drang) telkens wanneer deze situatie zich voordoet.
Dus niet alleen uithongering maar ook ‘hoe’ en ‘wat’ er gegeten wordt heeft invloed op de hersenbeschadiging. Bij een patroon van restrictief eten en eetbuien – en zeker als het overeten bestaat uit voeding met veel suiker en vet – treden er veranderingen op in de hersenen die er vervolgens voor zorgen dat destructieve gewoontes en ongezonde eetpatronen verankerd raken in de hersenen. Zo ontstaat een neerwaartse spiraal: uithongering veroorzaakt hersenproblemen die vervolgens leiden tot spanning en stress. Problematisch eten (restrictief of overmatig eten) lijkt dan op korte termijn deze spanning te reduceren maar zorgt op lange termijn voor nog meer hersenproblemen. Eens boulemisch gedrag geautomatiseerd raakt kan het schade veroorzaken én evolueert het naar verslavingsgedrag dat moeilijk te doorbreken is. Vooral de hersenen van pubers zijn vatbaar voor dit verslavingsgedrag.
Deze negatieve spiraal kan doorbroken worden door eerst en vooral in te zetten op het herstel van een normaal en evenwichtig eetpatroon. Gaandeweg zal het ook belangrijk zijn om situationele uitlokkers onder de loep te nemen en om te leren omgaan met moeilijke emoties.
Minesotta Starvation Experiment
De Minnesota Semi-Starvation Study is een onderzoek dat aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1944- 1945) werd uitgevoerd door de Amerikaanse hoogleraar Ancel Keys om de impact van langdurig vasten op lichaam en geest systematisch te onderzoeken bij 36 jonge, mannelijke vrijwilligers. Na een controleperiode van 12 weken, waarin de mannen een gevarieerd dieet van ongeveer 3200 calorieën per dag aten, verminderde Keys hun calorieën in de hongersnoodfase met de helft. In 12 weken onder deze beperkte calorie-inname werden de mannen geobserveerd. De gevolgen van dit één jaar durende experiment waren zeer opmerkelijk: bijna alle mannen ontwikkelden een anorexia- en/of boulimiaproblematiek en allen werden angstig en depressief. Alle mannen waren obsessief bezig met hun lichaam en eetpatroon en sommigen gingen over tot zelfverwonding. Ook wanneer zij in de laatste fase van het experiment uitgenodigd werden om weer om te schakelen naar een normaal eetpatroon bleven velen extreem angstig om opnieuw meer te gaan eten en anderen ontwikkelden boulimia. Op grond van dit onderzoek vermoeden de onderzoekers dat langdurig vasten ook het beloningssysteem in ons brein beïnvloedt. Langdurig vasten zorgt ervoor dat het eten van voedsel angst en spanning veroorzaakt en dat het niet eten als belonend wordt ervaren. En mogelijks heeft dit te maken met veranderingen in bepaalde hormonen in het brein die het beloningssysteem regelen.
Jongeren met een eetstoornis hebben vaak een angstig en onzeker temperament, ze zijn dan gevoeliger voor dingen die een bedreiging kunnen vormen voor hen (bv. de overgang naar de middelbare school, starten in een nieuwe klas, een verhuis). Bovendien zijn ze dikwijls heel plichtsbewust en is er sprake van perfectionisme waarbij ze zeer hoge eisen stellen aan zichzelf.
Vaak is er sprake van een sterke bezorgdheid rond gewicht en lichaamsvormen waarbij men zich bv. ongelukkig voelt over zijn of haar gewicht/lichaamsvormen, heel slank wil zijn, hoe men zich voelt helemaal afhangt van het getal op de weegschaal enz.
Daarnaast is er aanwezigheid van negatieve gevoelens zoals zich vaak ongelukkig, verdrietig, angstig, boos voelen en problemen in het zelfbeeld zoals heel onzeker zijn, negatief denken over zichzelf enz. en zijn er problemen in het omgaan met gevoelens zoals (negatieve) gevoelens proberen verdoven (bv. door meer te eten of (alcohol) te drinken, of net door heel weinig te eten), sterke wisselingen ervaren in gevoelens enz.
Ook problemen in relaties met anderen zoals zich erg afhankelijk voelen van anderen, ruzies in het gezin, gepest worden, geen steun of net kritiek krijgen van familie of vrienden kunnen bijdragen tot kwetsbaarheid voor de ontwikkeling van een eetstoornis.
Tenslotte weten we dat teveel stresssituaties in het leven van de jongere de ontwikkeling van een eetstoornis in gang kunnen zetten of uitlokken, zeker wanneer ze het gevoel hebben dat ze om welke reden dan ook hiermee niet bij hun naaste omgeving terechtkunnen.
Dit kan gaan om stresssituaties binnen het gezin (bv. een scheiding, conflict, etc..) maar ook op school (bv. faalangst, perfectionisme, prestatiedruk, leerproblemen,..) of met leeftijdsgenoten (bv. pestsituaties, conflicten, moeilijkheden met sociale contacten,..) of traumatische ervaringen (bv. misbruik, mishandeling,..)
Ook sociaal-maatschappelijke facturen kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van een eetstoornis. Wellicht speelt ook het westerse ideaalbeeld van de vrouw een rol: in onze maatschappij lijken lichaamsgewicht en gezondheid nog steeds belangrijk gevonden te worden. Slank zijn lijkt synoniem te staan voor intelligentie, schoonheid en succes in je leven. Onderzoek toont echter aan dat anorexia ook voorkomt in niet-westerse culturen die een sterke economisch ontwikkeling doormaken. Economische vooruitgang lijkt vrouwen dus kwetsbaarder te maken voor het slankheidsideaal.
Dat maatschappelijke bewegingen een invloed uitoefenen op het voorkomen van een eetstoornis leren we ook uit de coronacrisis. Onderzoek toont aan dat er enerzijds een toename was in het aantal eetstoornispatiënten én dat bestaande eetstoornissymptomen verergerden. Het coronavirus bracht veel ongerustheid en spanning met zich mee en daarnaast vielen er door de maatregelen heel wat factoren weg die mensen in normale omstandigheden kunnen helpen om met spanning en angst om te gaan: sociale contacten, sportactiviteiten, school, dagstructuur, etc..
Bepaalde risicofactoren (slankheidsideaal, perfectionisme, enz…) die mogelijks reeds aanwezig waren gaan ook sneller of gemakkelijker doorspelen omdat een aantal beschermende factoren door corona of de lockdown zijn weggevallen. Onderzoek suggereert bovendien dat er tijdens de pandemie mogelijks ook een toename was in lichaamsontevredenheid. Meer online contacten en sociale mediagebruik zorgt voor meer focus op uiterlijk. Ook de media-aandacht voor de extra coronakilo’s leidde bij veel mensen tot ongerustheid en spanning. Anderen gaven ook aan dat men door de isolatie ongemerkt gewicht kon verliezen en de eetstoornis zijn gang kon laten gaan. Ook meer of net minder mogelijkheden om te bewegen werd door sommige mensen met eetstoornis als triggerend ervaren