Toolbox eetstoornissen voor ouders
Voor alle ouders die ontdekken dat hun kind een eetstoornis heeft, maakten we bij Eetexpert een online toolbox eetstoornissen voor ouders. Een veilige haven met betrouwbare en up-to-date informatie.
Voor alle ouders die ontdekken dat hun kind een eetstoornis heeft, maakten we bij Eetexpert een online toolbox eetstoornissen voor ouders. Een veilige haven met betrouwbare en up-to-date informatie.
Ieder gezinslid ondergaat én beïnvloedt de anderen. Dit betekent dat de eetstoornis van jouw kind niet alleen invloed heeft op zijn/haar broers en zussen, maar dat ook omgekeerd broers en zussen ook invloed hebben op het eetgestoord gedrag.
Volgende filmfragmenten belichten de rol van broers en zussen bij een eetstoornis binnen het gezin.
Een eetstoornis kan een grote impact hebben op broer-zus relaties. Het kan heel verleidelijk zijn voor jongeren om afstand te nemen van hun broer of zus met eetstoornis omdat het allemaal heel spanningsvol kan zijn. In deze video is de 19-jarige Mandy boos over de impact die het eetprobleem van haar broer Tom heeft op de familievakantie. In beide filmpjes kan je zien over hoe beide ouders verschillend op de broers en zussen reageren en op de spanning tussen broer en zus. Siblings kunnen weer in contact komen met hun broer of zus met een eetstoornis door nieuwsgierig, empathisch, kalm en medelevend te zijn, terwijl ze tegelijkertijd hun broer of zus herinneren aan fijne momenten uit het verleden en uitkijken naar leuke dingen in de toekomst. Broers en zussen kunnen ook eerlijker tegen elkaar zijn over de impact van de ziekte en dingen zeggen die ouders nooit zouden zeggen!
In dit filmpje lijdt 16 jarige Louise aan anorexia met purgeergedrag. Zij en haar zus praten over de impact van de eetstoornis op hun onderlinge band als zussen.
Wanneer iemand een eetstoornis ontwikkelt veranderen er veel dingen. De eetmomenten verlopen moeilijker en spannender, er gaat veel aandacht naar de jongere met eetstoornis, etc. Dit kan heel wat gevoelens teweegbrengen bij de andere broers en zussen. Veel voorkomende gevoelens en gedachten zijn:
Broer, 14 jaar: “Mijn broer gedraagt zich idioot. Hij zit altijd maar thuis en mijn vrienden zeggen dat hij geschift is. ”
De hoeveelheid energie die een kind met een eetstoornis in het gezin opslorpt is groot. Het heen en weer rijden van en naar therapie is voor iedereen ongemakkelijk en de energie rond het eetgebeuren kan zenuwslopend zijn voor boers/zussen. Het vergt heel wat organisatie om activiteiten te plannen want broers en zussen hebben ook hun drukke bezigheden. Bij de andere kinderen kan er door de spanning rond de eetstoornis een zekere verontwaardiging en wrok groeien. Zij verlangen in hun leven een vrij vreedzame, rustige basis om op terug te vallen. Het eetprobleem van hun broer of zus legt een aanhoudende druk op het gezin, vooral in het beginstadium waarbij de medische symptomen beangstigend kunnen zijn. Vaak nemen de andere kinderen de stemmingen en angsten van hun ouders over. Zij voelen de spanning bij hun ouders aan en reageren hierop met boosheid en andere negatieve emoties.
Zus, 12 jaar: “Mijn zus is zo onnozel. Ik haat haar. Mijn ouders zijn bezorgd en zij doet alsof zij zich van ons niets aantrekt. “
Broers en zussen kunnen terecht jaloers zijn op de buitensporige hoeveelheid aandacht en hulp die het kind met de eetstoornis krijgt. De situatie is in vele opzichten vergelijkbaar met een kind dat om het even welke andere ernstige ziekte doormaakt die behandeling, mogelijk hospitalisatie en een lange periode van nazorg vereist. “Gezonde” broers en zussen zijn jaloers op het feit dat alles draait rond het zieke kind.
Zus, 11 jaar: “Ik zie niet in wat ik in gezinstherapie moet komen doen. Dit is hààr probleem en ik wil hier niets mee te maken hebben.“
Andere kinderen kunnen zich schuldig voelen tegenover hun zieke broer/zus. Zo kunnen ze zich schuldig voelen omdat ze gezond zijn en zich goed voelen. Maar ze kunnen zich ook schuldig voelen omdat er dingen misgegaan zijn op moeilijke momenten waarbij ze zich mogelijk net afgereageerd hebben op hun zieke broer of zus. Zij kunnen dan wroeging hebben omdat ze door die vijandige houding de gespannen sfeer rond de eetstoornis nog versterkt hebben, of omdat ze hun zieke broer of zus gekwetst hebben.
Zus, 15 jaar: “Mijn zus pikt voortdurend mijn kleren om te zien of ze haar al passen. Ik wil mijn kamer op slot doen.”
Een andere bron van ergernis bij broers en zussen is de obsessie om competitief met hun lichaamsbeeld bezig te zijn. Jouw zoon/dochter met een eetstoornis kan zich in gewicht gaan vergelijken met één van jouw andere kinderen. Jouw zieke kind controleert dan voortdurend het gewicht, de maten en de eetgewoonten van de broer of zus met wie hij/zij zich wil vergelijken. Of hij/zij houdt nauwlettend broer of zus in het oog om eventueel tekens van een eetstoornis te ontdekken. Vergelijking en competitie is echter het typisch denkpatroon van mensen met een eetstoornis, ze kunnen hiervoor om het even welk familielid kiezen of meerdere tegelijk.
Broer, 10 jaar: “Gaat mijn zus dood? Mijn mama huilt veel omdat mijn zus niet wil eten. Ik ben bang dat ze dood gaat. ”
Dat alle andere gezinsleden bang zijn is niet te vermijden. Maar ieder gezinslid reageert anders. Sommige broers en zussen kunnen vrij rustig blijven, terwijl anderen zeer angstig zijn bij het zien van wat er met hun zieke broer of zus gebeurt. Zo kunnen ze angstig zijn voor wat er kan gebeuren en voor hoe het verder moet. Heel vaak zijn ze angstig voor de gezondheid van hun broer of zus met eetstoornis maar voor de gezondheid van de ouders, die ze zien lijden onder de zorgen over de eetstoornis. Ze kunnen ook angstig zijn dat de eetstoornis de stabiliteit van het gezin zal aantasten of dat er de middelen niet zijn om tegemoet te komen aan de noden van de andere kinderen. Zij willen hun ouders opbeuren en zelf getroost en gerustgesteld worden. Of zij vermijden juist dit angstaanjagende onderwerp omdat het zoveel spanning en droefheid uitlokt bij de andere gezinsleden. Zij mijden bijvoorbeeld hun zieke broer/zus uit angst of uit boosheid.
Toon begrip en erken dat eetstoornissen ieder gezinslid treffen. Hou er rekening mee dat de impact van een eetstoornis voelbaar is voor je hele gezin. En de reacties van broers en zussen hebben impact op jouw zieke kind. Bijvoorbeeld, kinderen die bang zijn voor “ongelukken” zullen tegenover hun zieke broer/zus “op hun tenen lopen”. Er ontstaat spanning tussen de kinderen, omdat men sommige zaken niet meer durft te zeggen. Kinderen gaan tegen elkaar minder vertellen, waardoor er meer afstand ontstaat. Probeer als ouder ervoor te zorgen dat ze tegen elkaar blijven praten, leer hen hun frustraties of ongerustheden benoemen naar elkaar. Werk verbindend.
Maak een onderscheid tussen de eetstoornis en de persoon. Geef broers en zussen uitleg op hun maat over de eetstoornis en over wat de eetstoornis is en maak daarbij het onderscheid tussen de eetstoornis en de persoon. Hun broer en zus heeft een eetstoornis en is geen eetstoornis. Moedig hen aan om gewone dingen te blijven doen met hun broer en zus. Bye Bye Bob is een leuk boekje dat op een eenvoudige manier uitleg geeft over een eetstoornis.
De eetstoornis is geen familiegeheim. Misschien praat jouw zieke kind met broer of zus niet over zijn of haar eetstoornis omdat hij of zij hierover beschaamd is en vreest dat een ander kind dit gaat verder vertellen. In het gezin praat je best openlijk over de eetstoornis om schaamte te vermijden. Je kan wat je vertelt aanpassen aan wat jouw kinderen nodig hebben om een eetstoornis te begrijpen. Nodig hen uit om vragen te stellen.
Help broers en zussen om hun gevoelens op een goede manier te uiten. Moedig hen aan om op een rustige manier te praten over hun gevoelens tegenover hun broer of zus die aan een eetstoornis lijdt. Broers en zussen kunnen immers vastraken in gevoelens van wrok die ze jarenlang met zich meedragen. Dit kan bovendien verhinderen dat broers en zussen in deze kritieke jaren naar mekaar toegroeien. Help je kinderen om hun gevoelens te benoemen en op zichzelf te betrekken door middel van ik-boodschappen, bijvoorbeeld: “Ik word bang als jij niet eet.” Ouders kunnen – eventueel samen met een gezinstherapeut – hun pogingen aanmoedigen. Jouw zieke kind heeft zeker baat bij een open en eerlijke communicatie onder broers en zussen. Wanneer deze moeilijke gevoelens niet op een constructieve en rechtstreeks manier geuit worden is de kans immers groot dat ze onderhuids en op een negatieve, zelfs destructieve manier een eigen leven gaan leiden.
Moedig de andere kinderen aan om mee te komen naar gezinssessies. Indien de therapeut van jouw kind het op prijs stelt dat de andere gezinsleden deelnemen aan de therapie, moedig dan broers en zussen aan om, ook als zij zich in eerste instantie weigerachtig opstellen, deel te nemen aan de gezinstherapie. Je hebt misschien de neiging te denken dat de eetstoornis van jouw kind op zichzelf staat, en dat de andere kinderen hier niets mee te maken hebben. Spijtig genoeg wordt heel het gezin beïnvloed. Onderlinge verstandhouding, of die nu goed is of slecht, kan gunstig werken op de weg naar genezing. Andere kinderen halen eveneens voordeel uit de begeleiding naar een constructieve, ondersteunende dialoog in het gezin.