Bijzondere uitdagingen

Bijzondere uitdagingen: Welke spanningsvelden kan je verwachten?

Ik bén geen eetstoornis

Iedereen gemotiveerd?

Mo(e)tiveren?

Fragiele momenten in het herstelproces

Ik heb misschien een eetstoornis, maar ik bén geen eetstoornis…

Krachtgericht werken is de gouden standaard.  Ook al heeft iemand een eetstoornis, men ís geen eetstoornis. Naast de eetstoornis is er heel wat kracht en gezonde ontwikkeling aanwezig bij de cliënt. Dit versterken is niet alleen één van de krachtigste hefbomen in herstel, het zou de weg naar herstel afremmen als hulpverleners overnemen wat cliënten zelf kunnen doen. Daarom spreekt het voor zich dat de hulpverlener tijdens de intake inzoomt op wat cliënten goed doen, waar talenten en hulpbronnen liggen, en nauwkeurig bevraagt wat ze zelf al geprobeerd hebben.  In een omgeving waar omstaanders vooral inzoomen op wat hen onmacht geeft, op wat niet goed gaat, zien cliënten onvoldoende wat zij wel goed doen en wat ‘normale’ groeithema’s zijn.  Zeker vanuit een aanwezig ‘zwart-wit’ denken, raken cliënten dan ontmoedigd. Het is bijzonder versterkend voor cliënten als hulpverleners hen helpen te zien en versterken wat ze goed aanpakken, welke deelstappen in hun herstelproces ze wel al zelf gezet hebben en hoe ze van deze stappen kunnen vertrekken om de volgende stap te zetten. Vaak hebben cliënten zelf al 3/5 van hun herstel afgelegd, maar hebben ze te vroeg opgegeven waardoor ze geen resultaat van hun herstelwerk zien.  Bovendien is het voor hulpverleners veel makkelijker te versterken wat al ingezet werd, dan nieuw gedrag te initiëren. 

Iedereen gemotiveerd?

‘Iedereen is gemotiveerd, de vraag is alleen voor wat…’ zegt Miller [92].  Daarmee ligt de bal in het kamp van de hulpverlener: achterhalen waarvoor en cliënt bereid is te veranderen, geeft de hulpverlener een eerste stand van zaken.  Alert reageren op onbewuste verandertaal en bespreekbaar maken van ambivalentie zijn enkele van de volgende stappen in het motiveringsgebeuren. Tegelijkertijd werkt het ondersteunend om als hulpverlener weerstand en niet veranderen proberen te begrijpen als copingstrategie van cliënten met hun angst voor verandering, onmacht, en radeloosheid. 

Mo(e)tiveren?

Kunnen we iemand met weinig motivatie motiveren? Dit is een mogelijke valkuil. Indien we niet  scherp stellen wat cliënten zelf willen, wordt motiveren door hen als ‘moet’iveren ervaren, en dat leidt eerder tot weerstand dan tot verandering.  Ryan en Deci [93] gaan in hun motivatiekader een stap verder: zij onderzochten wat een kwalitatief betere motivatie bij cliënten kan uitlokken. Een eetstoornis dwing je niet. Dit geeft alleen meer druk op cliënten, en dat leidt nauwelijks tot langdurige verandering.  Motor voor verandering is contact maken met wat cliënten zèlf willen, met hun psychologische basisnoden. Dat is voor alle mensen in alle culturen hetzelfde: het gaat om de behoefte aan A(utonomie), B(elonging) of verBondenheid en C(ompetentie). Het gaat om versterken van autonomie (zelf kunnen bepalen wat belangrijk voor je is), in verbondenheid met omstaanders (onvoorwaardelijk aanvaard worden door de hulpverlener), en inzetten op competentieontwikkeling (leren kennen van haalbare tussenstappen). Motiveren doe je niet van buitenaf, integendeel. De uitdaging is om cliënten in hun wil tot veranderen te ondersteunen en een stap terug te zetten als er weerstand komt. 

Fragiele momenten in het herstelproces

Ook al willen cliënten graag veranderen, herstellen gaat niet vanzelf. Meer nog: een parcours zonder ambivalenties moet tot nadenken stemmen. Gedrag dat heel lang functioneel was, geeft veiligheid op momenten van meer spanning en daar wordt automatisch naar teruggegrepen. Herstellen geeft behoorlijk wat spanning en brengt cliënten in nieuwe situaties.  Hoe gemotiveerd iemand ook is, het traject blijft de eerste maanden (en jaren) doorspekt met fragiele momenten waarin cliënten om diverse redenen teruggrijpen naar de veilige houvast van hun symptoomgedrag. Bespreken van deze momenten met omstaanders is voor de meeste cliënten aanvankelijk onhaalbaar. Het ‘goed’ willen doen staat zo op de voorgrond dat er geen plaats is voor ‘momenten van zwakte’. Normaliseren van deze ambivalente momenten kan de bespreekbaarheid vergemakkelijken, en het sterke prestatie-denken corrigeren.  ‘Je doet het goed ook al is er een stuk van je dat af en toe wil teruggrijpen.’

Het is belangrijk om cliënten te leren dat terugval onderdeel is van een normaal herstelproces en dat leren omgaan met terugval essentieel is en dit op ieder moment in het herstelproces:  

In de beginfase voelt het voor cliënten erg onveilig om ‘symptoomgedrag’ los te laten. Het geeft hen vaak al een tijd ‘invulling’ en  ‘houvast’ om met moeilijke momenten om te gaan. Dit loslaten voelt nieuw en onbeschermd.

In de euforie van het herstellen, genieten velen in de eerste weken sterk van het ‘ik kan het!’-gevoel. Wanneer de vaart wat vermindert, komt er onzekerheid en angst. In het herstelproces van velen horen we na enkele weken de vraag ‘waar ben ik eigenlijk mee bezig?’ en de vertwijfeling of het allemaal wel zin heeft.  Zwart-wit denken speelt hen parten. ‘Dat zal me nooit lukken’, en net deze negatieve self-talk doet hen vaak grijpen naar het bekende en vaak troostende symptoomgedrag.

Maar ook enkele maanden later wanneer symptoomgedrag losgelaten wordt en verandering doorvoeren niet vanzelf gaat, grijpen velen terug naar oud symptoomgedrag. Dit werkt erg beschamend. Het voelt aan alsof ze –ondanks alle inzet- weer helemaal staan waar ze voor de therapie stonden.

En ook na doorvoeren van verandering en herstel in de verschillende levensdomeinen, zijn verborgen uitlopers van het vroegere ‘veiligheidsgedrag’ vaak nog aanwezig. Opruim van deze laatste ankers in het vroegere symptoomgedrag is een moeilijke maar erg belangrijke overwinning naar herstel. 

Het is dus belangrijk het thema van terugval/herval ter sprake te brengen als onderdeel van het therapieproces. Er dient dan onder meer te worden meegegeven dat terugval/herval niet betekent dat de cliënt “terug naar af” is, ook al ervaart die dat misschien zo.  Als door omstandigheden de stress hoog genoeg is, is het een kwetsbaarheid van de cliënt om terug te grijpen naar het bekende symptoomgedrag. Maar de cliënt heeft al veel vaardigheden geleerd in therapie. Het is wel belangrijk om bij herval zich professioneel te laten begeleiden en dus de cliënt aan te leren om aandacht te hebben voor signalen van herval en dan de stap te zetten naar hulp.