Zelfbeeld

Lichaamsbeeld en lichaamsontevredenheid

Binnen het globale zelfbeeld, de neiging om onszelf op een positieve of negatieve manier te beoordelen op verschillende domeinen zoals sportieve competenties, schoolse competenties, vriendschappen, fysieke verschijning, … kan het lichaam een belangrijke rol spelen.

De gedachten, gevoelens, en percepties die gelinkt zijn aan het lichaam worden samengevoegd tot een multidimensioneel concept: het lichaamsbeeld.

Een lichaamsbeeld bevat zowel positieve als negatieve evaluaties over je eigen lichaam. Het gaat over hoe iemand zijn/haar lichaam ervaart, wat iemand gelooft over zijn/haar eigen lichaam, over hoe iemand zich voelt bij zijn/haar lichaam, over hoe iemand denkt over zijn/haar eigen lichaam alsook over hoe je jou gedraagt ten opzichte van je lichaam. Een lichaamsbeeld bevat verschillende componenten: uiterlijk (hoe ziet mijn lichaam eruit?, een bepaald lichaamsdeel, lichaamsvormen,…), gezondheid, bewustzijn, functie van je lichaam, plezier en diversiteit. Een lichaamsbeeld is dus niet gelijk aan hoe iemand denkt over zijn/haar uiterlijk. Het uiterlijk is maar een klein deeltje van een lichaamsbeeld. Wel is het zo dat bij kinderen en jongeren met een eetstoornis zoals AN, niet bij ARFID, het lichaamsbeeld zo goed als volledig bepaald wordt door de component uiterlijk. Meer informatie kan gevonden worden in deze fiche.

De (late) kindertijd is een belangrijke periode voor de vorming van het lichaamsbeeld, en het lichaamsbeeld in de kindertijd (positief/negatief) heeft een sterke samenhang met het lichaamsbeeld in de volwassenheid [112, 113].

Het is normaal dat we niet (altijd) tevreden zijn met en/of onzeker zijn over ons lichaam, zeker bij adolescenten, en sterker bij meisjes. Wanneer er echter te veel waarde of tijd geïnvesteerd wordt aan het uiterlijk (binnen de identiteit) wordt het risico op meer problematische gedragingen (bijvoorbeeld verstoord eetgedrag) groter. Studies tonen aan dat lichaamsontevredenheid een rol kan spelen in het ontstaan en/of blijven bestaan van verstoord eetgedrag en eetstoornissen, en is dan ook een centraal kenmerk van anorexia nervosa en andere eetstoornissen [22, 114].

Uit theorieën over de verklaring van een negatief lichaamsbeeld (bv. Het ‘tripartite influence model’, de objectiveringstheorie en het cognitief-gedragsmatige model) kunnen aangrijpingspunten voor interventies ter bevordering van het lichaamsbeeld gehaald worden, zowel door het inzetten op intra- als interpersoonlijke factoren. Daarbij is het dus belangrijk om niet alleen op het niveau van het individu te werken, maar ook aandacht te hebben voor de omgeving zoals de rol van vrienden, ouders, alsook de ruimere omgeving zoals school en mediaboodschappen (zie “lichaamsbeeld en mediagebruik” hierna) [114, 115].

Let wel, het thema lichaamsbeeld en lichaamsontevredenheid is vaak heel gevoelig en bedreigend voor patiënten met AN. Daarbovenop komt dat de patiënten voor wie opname vereist is, vaak lichamelijk uitgeput zijn, wat hun reflectieve vaardigheden en cognitieve flexibiliteit aantast. Er kan daarom in samenspraak met de patiënt en zijn context ook beslist worden om dit thema te parkeren naar een later moment tijdens de behandeling, bv. tijdens het vervolgtraject. Het kan niet de verwachting zijn dat de patiënt tijdens het verblijf op de dienst pediatrie een positiever zelf- en lichaamsbeeld ontwikkelt. Dit is vaak een proces van jaren. Het kan ook enige druk van de schouders van de patiënt nemen wanneer aangegeven wordt dat een verbetering in het lichaamsbeeld en de tevredenheid vaak een laatste stap tijdens het herstelproces is. De beperktere reflectieve vaardigheden en cognitieve flexibiliteit spelen natuurlijk ook een rol bij elk van de andere bovenstaande domeinen. Het is daarom belangrijk om de verwachtingen met betrekking tot het begeleiden van psychologische groei voldoende realistisch te stellen. Te hoge verwachtingen en te intense opdrachten binnen de behandeling kunnen namelijk ook een invloed uitoefenen op het zelfbeeld van de patiënt (‘Ik kan het niet’). Ondersteun het zelfvertrouwen van je patiënt daarom doorheen de begeleiding door bijvoorbeeld activiteiten aan te bieden die de patiënt uitdagen maar haalbaar zijn. De moeilijkheid van de activiteiten kan daarna gestaag toenemen.