Werken aan motivatie tot herstel

Hoewel we verwachten van kinderen en jongeren met een eetstoornis dat ze gemotiveerd zijn om los te komen van de eetstoornis, is motivatie vaak een ambivalent gegeven voor deze patiënten. Bij AN heeft de eetstoornis namelijk een functie voor de patiënt; zo fungeert het verstoord eetgedrag bijvoorbeeld als een manier om met verschillende problemen om te gaan en geeft het een gevoel van controle en houvast. Dit gevoel van controle wordt niet graag opgegeven, zeker indien er nog geen andere copingmechanismen voorhanden zijn. Verder is er bij AN doorgaans beperkt ziekte-inzicht, dit maakt deel uit van de stoornis. Een jonge leeftijd en eventuele comorbiditeiten zoals ASS kunnen het bekomen van ziekte-inzicht eveneens onder druk zetten.


Eetstoornissen kunnen ook bij hulpverleners ambivalentie oproepen. Enerzijds roepen eetstoornissen bij hulpverleners gevoelens van zorg en medeleven op maar ook gevoelens van kwaadheid, machteloosheid, en angst kunnen worden uitgelokt. Dit maakt dat hulpverleners soms onnodige druk zetten, te vroeg over veranderthema’s beginnen, vaak te snel willen werken en het idee krijgen dat de jongere niet gemotiveerd is om zijn gedrag te veranderen. Hou er rekening mee dat de eetstoornis een enorme greep kan hebben op het kind/de jongere, en probeert om die grip te houden. Van daaruit kan het kind gedrag stellen dat leugenachtig of manipulatief overkomt. Hou in gedachten dat dit de stoornis is, niet het kind (d.i. externaliseren van de eetstoornis).


Hiernavolgend staan we stil bij hoe we als hulpverlener de patiënt kunnen motiveren (6.1), alsook hoe we als hulpverlener zelf de motivatie kunnen blijven behouden (6.2).