Identiteit

De eigen identiteit zit vaak ondergesneeuwd onder de identiteit van de eetstoornis. Het is van belang binnen het herstelproces om de eigen identiteit en de identiteit van de eetstoornis terug los van elkaar te trekken en te verstevigen. “Wie ben ik, wat zijn mijn talenten en hoe kan ik stevig blijven staan in mijn eigenheid?” Onderstaand worden enkele tools ter bevordering van de ontwikkeling eigen identiteit opgelijst.

  • Taartdiagram identiteit: ‘Hoeveel ruimte neemt de eetstoornis op dit moment in (hoeveel % is de eetstoornis, hoeveel % ben je nog jezelf); welke interesses zijn ondergesneeuwd door de eetstoornis, hoe kan ik terug inzetten op deze interesses?’
  • ‘Hoe kan ik mijn positieve eigenschappen inzetten in het aansterken van mijn zelfvertrouwen, in plaats van mijn eetstoornis misbruik te laten maken van deze eigenschappen?’ Bv. een eetstoornis kan zich enten op de eigenschap ‘sociaal’ door een hyperfocus op de mening van anderen. Het is binnen de begeleiding belangrijk om terug te gaan naar de kern van deze eigenschap en te onderzoeken hoe de patiënt zijn sociale ingesteldheid kan gebruiken om nu door deze moeilijke periode te komen.
  • ‘Hoe kan ik mijn vrije tijd invullen met zaken die niet met eten te maken hebben, geen competitie-element inhouden en waar ik rust in kan vinden?’
  • Oefening Rots en water: jongeren met een eetstoornis zijn vaak individuen die volgens de basisprincipes van “Rots en Water”, te veel water en te weinig rots zijn. Ze gaan in voortdurende aanpassing richting anderen, in functie van externe verwachtingen, idealen,… Vooral wanneer ze ‘sterke anderen’ ontmoeten (degenen die rots kunnen zijn) wijken ze net als water, telkens opnieuw voor de ander, waardoor ze na verloop van tijd niet meer weten wie ze zijn. Via visuele ondersteuning (de jongere zelf water en rotsen laten tekenen) kunnen kernwoorden worden geformuleerd die helpend kunnen zijn in het méér rots worden. Deze oefening kan ook praktisch worden vertaald in een lichamelijke oefening (enkel wanneer de medische conditie dit toelaat), waarbij de jongere stevig gaat staan en iemand anders in de ruimte tracht om de jongere gedurende 1 minuut negatief te beïnvloeden of negatief toe te spreken (een stagiaire die op voorhand geïnstrueerd wordt, iemand van de spelbegeleiding,…). De jongere krijgt de opdracht om stevig te blijven staan, waarbij de psycholoog de jongere verbaal ondersteunt. Na afloop van deze oefening kan met de jongeren worden stilgestaan bij de emoties en gedachten die optraden en welke elementen helpend waren om stand te houden.
  • Kwaliteiten versus valkuilen: Het is belangrijk dat de patiënt terug inzicht krijgt in zijn eigen kwaliteiten en valkuilen [117]. A.d.h.v. het kwaliteitenspel [118] kunnen eigenschappen door de patiënt en/of zijn context geselecteerd worden die passen bij de patiënt. Tijdens deze oefening kan in een tweede stap, ook gevraagd worden aan de patiënt om deelverzamelingen te maken op basis van de vraag van welke eigenschappen de eetstoornis misbruik heeft gemaakt versus welke van de eigenschappen (nog) niet ondergesneeuwd zijn door de eetstoornis. Deze eigenschappen kunnen mogelijks ook gebruikt worden in de strijd tegen de eetstoornis. De oefening kan afgerond worden met het neerschrijven van de kernkwaliteiten op papier of crea materiaal. Zo kan er bv. gekozen worden om de kernkwaliteiten op een blanco popje te schrijven, of aan de hand van de gekozen kwaliteiten een mood-board te maken.
  • Het tekenen van de eigen levensboom, vertrekkende vanaf het kerngezin (de wortels), de kindertijd (de stam), de ontwikkeling van takken (deelelementen van wie ze als persoon zijn), de kruin (het sociaal weefsel) worden gepersonaliseerd. Allerlei varianten kunnen hierop worden gemaakt, waarbij barsten in de stam bv bepaalde gebeurtenissen kunnen representeren, een gebroken tak kan een vriendschap zijn die niet heeft bijgedragen tot positieve groei, een klein twijgje kan een nieuw ontdekt talent zijn,…De levensboom kan het inzicht vergroten in hoe men zich in het nu verhoudt tov anderen en waar bronnen van groei zich bevinden. Tegelijk kan het inzicht bieden in de takken die men mogelijks beter loslaat, of geen energie meer geeft in functie van zelfbehoud.