Rol van leerkracht Lichamelijke Opvoeding, clubtrainer, monitor
(Deforche & De Bourdeaudhuij, 2002)

  • De principes van het bewegingsprogramma zijn ook toepasbaar in andere bewegingscontexten.
  • Het voornsaamse verschil is dat kinderen met overgewicht hierbij samen sporten met leeftijdsgenoten met een normaal gewicht.
  • Het is belangrijk om het kind met overgewicht of obesitas vaak positief te bekrachtigen en te zorgen voor gedifferentieerde oefeningen/opdrachten.
  • Een valkuil is om het kind met overgewicht niet actief te laten meesporten.
  • Beloon inzet en vooruitgang in plaats van objectieve prestatie.
  • Wees voorzichtig met nablijven om extra te oefenen.

De hierboven beschreven aandachtspunten bij een bewegingsprogramma voor kinderen met overgewicht of obesitas kunnen ook binnen de les Lichamelijke Opvoeding, in de sportclub of de jeugdbeweging toegepast worden. Een groot verschil met aparte bewegingssessies voor kinderen met overgewicht of obesitas, is natuurlijk dat het kind binnen de les Lichamelijke Opvoeding, in de sportclub of de jeugdbeweging actief moet zijn samen met leeftijdsgenoten met normaal gewicht. Een kind met overgewicht of obesitas schaamt zich vaak om in het bijzijn van hun leeftijdsgenoten te sporten of bewegen, vooral wanneer ze hiervoor een short dienen aan te doen of als ze zich in badpak moeten vertonen. Ze worden ook vaak in verlegenheid gebracht door hun lichaamsvormen bij het omkleden in het bijzijn van anderen en door hun minder goede fysieke prestaties. De leerkracht Lichamelijke Opvoeding, clubtrainer of monitor kan erop toezien dat het kind met overgewicht of obesitas niet door anderen uitgelachen of uitgestoten wordt omwille van het uiterlijk of gebrek aan fysieke vaardigheden. De manier waarop de leerkracht, trainer of monitor met het kind met overgewicht of obesitas omgaat, kan de afkeer of aantrekking t.o.v. fysieke activiteit bepalen.

Het is heel belangrijk dat de leerkracht, trainer of monitor een autonomie-ondersteunende stijl aanneemt (Mouratidis et al., 2011) en het kind met overgewicht of obesitas vaak positief bekrachtigt en zorgt voor gedifferentieerde oefeningen/opdrachten. De oefeningen/opdrachten worden best aangepast aan het niveau van elk kind, ook dat van het kind met overgewicht of obesitas. Omdat het kind met overgewicht of obesitas bepaalde oefeningen/opdrachten/spelletjes vaak niet graag doet (omdat hij/zij ze niet goed kan), weigert het soms om bepaalde zaken mee te doen. Sommige leerkachten, trainers of monitors lossen dit probleem op door het kind hen te laten helpen. Dit is echter geen goede oplossing. Op deze manier wordt het kind met overgewicht of obesitas in een bepaalde rol geduwd, waar het niet meer vanaf geraakt. Wanneer kinderen met overgewicht of obesitas nooit deelnemen aan de oefeningen/opdrachten/spelletjes, zullen hun prestaties ook nooit verbeteren en zal hun zelfvertrouwen steeds lager worden.

Specifiek binnen de les Lichamelijke Opvoeding, is het ook belangrijk dat de leerkracht het kind met overgewicht of obesitas beloont voor inzet en vooruitgang en niet voor de objectieve prestatie. Ook voor een kind met overgewicht of obesitas zou het mogelijk moeten zijn om goed te scoren op een schoolvak zoals Lichamelijke Opvoeding. Goede punten voor dit vak kunnen trouwens motiverend werken.

Vaak denken leerkrachten Lichamelijke Opvoeding eraan om kinderen met overgewicht of obesitas een uurtje te laten overblijven om bepaalde vaardigheden extra te oefenen. Dit zou inderdaad bevorderend kunnen werken omdat, zoals hierboven reeds aangehaald, ze op deze manier niet in verlegenheid gebracht worden door hun klasgenoten en oefeningen op hun niveau en tempo kunnen aangeleerd worden. Men dient echter voorzichtig te zijn dat dit systematisch apart nemen niet stigmatiserend gaat werken. Differentiering en positieve bekrachtiging binnen de les L.O. geniet de voorkeur, zowel voor het zelfvertrouwen als voor de sociale aanvaarding van het kind binnen de klasgroep.