Eet- en gewichtsproblemen ontstaan niet van vandaag op morgen. Er gaat een ontwikkelingstraject aan vooraf met beïnvloedende factoren die het ontstaan van het probleem in de hand werken (risicofactoren), of er net tegen beschermen (beschermende factoren). Kennis rond risico- en beschermende factoren kan de praktijk op verschillende manieren ondersteunen in gericht maatwerk. Preventiewerkers kunnen ze als leidraad gebruiken om factoren te selecteren die voor een grote groep jongeren versterkend kunnen werken, om domeinen te selecteren die bevraagd kunnen worden in een screeningsgesprek, of om preventie op maat uit te werken bij een (groep) jongere(n) die specifieke risicofactoren verto(o)n(t)en. Een overzicht van de risico-en beschermende factoren is hier te vinden: www.draaiboeken.eetexpert.be/risicoprofiel/inleiding
Uit de Voedselconsumptiepeiling blijkt dat in 2022 32.4% van de bevolking tussen 15 en 64 jaar probeert om te vermageren en 40.1% van de mensen probeert om zijn/haar gewicht stabiel te houden. Van deze twee groepen rapporteert bovendien 24.7% ongezonde manieren van gewichtscontrole. Uit deze cijfers blijkt dat een groot deel van de Belgische bevolking bezig is met vermageren of het stabiel houden van hun gewicht. Wanneer dit op een onevenwichtige en ongezonde manier gebeurt, is dat een bijkomend risico op de ontwikkeling van eet- en gewichtsproblemen.
Op basis van de gegevens verzameld in de Gezondheidsenquête blijkt dat kinderen met een lage sociaal-economische achtergrond meer kans hebben op de ontwikkeling van overgewicht (2 tot 3 keer meer) en obesitas (2 tot 4 keer meer) in vergelijking met kinderen met een hoge sociaal-economische achtergrond. Bovendien wordt het verschil in prevalenties voor overgewicht en obesitas tussen de hoge SES en de lage SES groepen wordt steeds groter. In 1997 was het verschil in prevalenties voor overgewicht nog 8% in 2018 is het 14.9%. Voor obesitas was het verschil in 1997 3.1% en in 2018 was het 6.8%. Een lage sociaal-economische status is dus een risicofactor voor de ontwikkeling van overgewicht en obesitas.
Naast eetstoornissen en een gestandaardiseerde meting naar lengte en gewicht wordt er voor adolescenten en volwassenen binnen de VCP ook gepeild naar 2 mogelijke risicofactoren van eetstoornissen in de bevolking: houding t.o.v. lichaamsgewicht en methoden om te vermageren/gewicht stabiel te houden. Uit de afnames van 2014 en 2022 blijkt voor de Belgische bevolking tussen 15 en 64 jaar:
Tabel 1. Houding t.o.v. lichaamsgewicht in België binnen de VCP (Sciensano).
Houding t.o.v. lichaamsgewicht (antwoordcategorieën) | 2014 | 2022 |
“Ik probeer te vermageren” | 29.2 | 32.4 |
“Ik probeer mijn gewicht stabiel te houden” | 44.6 | 40.1 |
“Ik probeer bij te komen” | 3.3 | 4.2 |
“Ik maak me geen zorgen over mijn gewicht” | 22.9 | 23.4 |
Er waren geen significante verschillen tussen 2014 en 2022.
Tabel 2. Gewichtscontroletechnieken in Vlaanderen binnen de VCP (Sciensano).
Methoden om te vermageren/gewicht stabiel te houden (antwoordcategorieën) | 2014 | 2022 |
Wijzigen van soort voedsel | 96.7 | 94.8 |
Wijzigen van maaltijdpatroon | 21.6 | 8.4 |
Meer beweging | 52.5 | 58.4 |
Gebruik afslankproducten | 7.5 | 4.6 |
Ongezonde manieren van gewichtscontrole1 | 34.6 | 24.7 |
Gewichtscontrole onder professionele begeleiding | 12.1 | 8.9 |
In vergelijking met 2014 (35%) werden er in 2022 (25%) minder ongezonde dieetmaatregelen gebruikt om gewicht te verliezen. Dat is een positieve evolutie ongezonde dieetmaatregelen verhogen het risico op verstoord eetgedrag en op lange termijn het risico op gewichtstoename in plaats van afname. Tegelijkertijd blijkt ook dat ‘het aanpassen van het voedingspatroon’ en ‘het eten van minder calorieën’ minder werden toegepast in 2022 in vergelijking met 2014.
Sociaal-economische status (Gezondheidsenquête)
Binnen de Gezondheidsenquête wordt sociaal-economische status bepaald aan de hand van het hoogste opleidingsniveau van de ouders binnen het gezin. Uit onderzoek op basis van de gegevens verzameld door de Gezondheidsenquête blijken er voor kinderen op alle tijdsmomenten, behalve 2004, significante verschillen in de prevalenties van overgewicht en obesitas tussen de lage SES en hoge SES groep. Bovendien namen de verschillen toe doorheen de tijd:
1997 | 2018 | |
Overgewicht | ||
Lage SES | 16.8% | 27.8% |
Hoge SES | 8.8% | 12.9% |
Obesitas | ||
Lage SES | 5.7% | 9.7% |
Hoge SES | 2.1% | 4.8% |
Binnen de lage SES was de toename in de prevalentie voor overgewicht tussen 1997 en 2018 significant. Voor de hoge SES was de toename niet significant. Voor obesitas was de toename voor beide groepen niet significant.
Een lage sociaal-economische status kan om verschillende reden de kans op de ontwikkeling van overgewicht en obesitas verhogen: financiële beperkingen belemmeren de toegang tot gezonde voeding of sportfaciliteiten, chronische stress kan leiden tot ongezonde voedingsgewoonten of emotioneel eten, enz.