Eetstoornissen op pediatrie
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de aanpak van eetstoornissen op de dienst pediatrie van algemene ziekenhuizen.
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de aanpak van eetstoornissen op de dienst pediatrie van algemene ziekenhuizen.
Emotieregulatie heeft betrekking op het vermogen om met eigen emoties en de emoties van anderen om te gaan.
Bij het ontstaan en voortbestaan van eetstoornissen speelt emotieregulatie vaak een rol [zie hoofdstuk 1, 104]. Zo worden vaak allerlei strategieën aangewend om bv. Belastende (minder fijne) emoties te onderdrukken, wat lijngedrag, eetbuien of purgeergedrag in de hand kan werken [105]. Het terugdringen van de invloed van een eetstoornis is een harde strijd. Voldoende emotieregulatie vaardigheden en adaptieve emotieregulatie strategieën zijn hierbij van belang [106, 107]. Tijdens de opname stelt de diëtist een voedingsschema op, maar de eetstoornis wil dit natuurlijk ondermijnen. Hoe kan je als psycholoog samen met de jongere zoeken naar hulpmiddeltjes om op dat moment te vechten tegen de eetstoornisstem? Vaak voorkomende gevoelens bij eetstoornispatiënten zijn onder andere angstgevoelens (angst om te falen, angst om bij te komen, angst om niet voldoende te zijn) en schuldgevoelens (schuldgevoelens t.a.v. zowel de eetstoornis, als t.a.v. de omgeving).
Het is belangrijk dat de patiënt leert luisteren naar lichamelijke gewaarwordingen en leert om belastende emoties en gedachten niet langer te vermijden en/of te onderdrukken, maar ze beter leert te verdragen en er adequaat op leert te reageren [105, 106, 107]. Er is niet zoiets als dé beste emotieregulatie strategie. Het is voornamelijk belangrijk dat een kind of jongere meerdere strategieën kan toepassen (emotionele flexibiliteit) [108]. Het is bijvoorbeeld niet maladaptief af en toe een probleem te vermijden (zeker niet als het om een klein probleem gaat), maar dit mag niet de enige strategie zijn die gebruikt wordt. Hiernavolgend volgt een overzicht van hoe binnen de begeleiding kan worden ingezet op het versterken van adaptieve emotieregulatie vaardigheden van de patiënt. Enkele belangrijke bouwstenen hierbij zijn acceptatie, zelfkennis, relaxatie en afleidende activiteiten, sociale steun, en cognitieve herevaluatie alsook demontage. Onderstaand volgt een beknopt overzicht over hoe men binnen de dienst pediatrie op deze bouwstenen kan inzetten. Een samenvatting kan je terugvinden op deze fiche.
Tijdens de behandeling kan aan jongeren geleerd worden dat negatieve episodes in het leven en hierbij horende sterke gevoelens heel menselijk zijn. Binnen de opname is het belangrijk een sfeer van veiligheid te creëren, waarin patiënten moeilijke emoties (vb. kwaadheid, moedeloosheid) mogen uiten. Onderzoek toont aan dat jongeren beter met hun moeilijke momenten kunnen omgaan wanneer ze niet vechten tegen hun (belastende) gevoelens, maar deze erkennen en er actief mee aan de slag gaan (door er bijvoorbeeld over te praten) [109].
Wanneer we willen inzetten op het versterken van adaptieve emotieregulatie vaardigheden bij de patiënt is het van belang om eerst zicht krijgen op de huidige strategieën. Het verkennen van deze strategieën kan enerzijds via vragenlijsten gebeuren (vb. FEEL-KJ, [110, 111]),anderzijds aan de hand van reflectieopdrachten. Aan de hand van de emmer metafoor (zie Figuur 6) kan de patiënt een weergave geven van de ‘kraantjes’ (emotieregulatie tools) waarover hij/zij reeds beschikt om water uit de emmer te laten stromen zodat deze niet hoeft over te lopen. Welke tools zijn dit bij kleine of matige emoties (kraantjes onderaan de emmer), welke tools zijn dit bij heel hevige emoties, als de emmer bijna vol is? Sommige strategieën zijn namelijk al dan niet helpend, afhankelijk van de intensiteit van de emoties. De patiënt leert via dergelijke technieken dysfunctionele strategieën te herkennen (vb. devalueren, rumineren) en meer adaptieve strategieën te verkennen (‘Welke strategie kan helpen bij welke intensiteit van emoties?’). Deze differentiatie kan ook op de emmer worden aangeduid (rechts = helpende strategieën, kraantjes die water doen weglopen, links= niet-helpende strategieën, kraantjes waar een stop op zit). Er kan ook een integratie worden gemaakt, waarbij de strategieën zoals uitgewerkt binnen de FEEL-KJ gevisualiseerd worden met de emmer-metafoor.
Eén van de mogelijke emotieregulatie tools die binnen de begeleiding kan worden aangeleerd is afleiding en relaxatie. Angst- en schuldgevoelens kunnen heel intens zijn tijdens de behandeling van een eetstoornis. Na deze gevoelens te (h)erkennen, accepteren en inzicht te verkrijgen in waar deze gevoelens vandaan kunnen komen is het belangrijk om met deze gevoelens om te leren gaan. Hierbij wil men niet overmatig inzetten op hoe deze gevoelens weg te laten gaan want dit is binnen de opname vaak een onrealistisch doel. We gaan daarentegen op zoek naar manieren om momenten waarop deze gevoelens de bovenhand nemen zo aanvaardbaar mogelijk te overbruggen. Het inzetten op afleidende activiteiten en relaxatie kunnen hierbij belangrijke zijn.
Afleiding kan helpend zijn tijdens het overbruggen van moeilijke momenten (bv. onrust tijdens en na een eetmoment). Ga samen met de patiënt op zoek naar afleiding op maat (bv. crea, praten, muziek, etc). De reeds bestaande eerder maladaptieve emotieregulatie strategieën (bv. extreem bewegen) kunnen ook als basis gebruikt worden voor de opbouw van alternatieve, adaptieve strategieën (bv. het leren herkennen van beweegdrang en deze actie omzetten in een activiteit die tevens fysiek maar niet belastend en minder dwingend is, zoals bv. repetitieve bewegingen maken met een potlood op papier).
Naast afleiding kunnen relaxatie technieken worden ingezet op momenten van overspoeling. Samen met de patiënt wordt gezocht naar relaxatie op maat. Het kan hierbij gaan om buikademhaling, progressieve spierrelaxatie, een geleide fantasie-oefening (“mooie plek waar men tot rust kan komen”), massage van de handen, yoga. Let op: Relaxatietechnieken dienen aangeleerd en voldoende geoefend te worden alvorens ze kunnen worden ingezet tijdens intense momenten. Laat de patiënt daarom elke dag oefenen met de aangeleerde relaxatie technieken op neutrale momenten en breid deze oefeningen geleidelijk aan uit naar meer intense momenten.
Sociale isolatie is vaak onderdeel van de eetstoornis. Het is belangrijk dat dit sociaal isolement geleidelijk aan doorbroken kan worden. De manier waarop dit isolement gedeeltelijk wordt weggewerkt verschilt per patiënt. Voor sommige patiënten is het helpend dat de hulpverlener samen met hen een boodschap of berichtje formuleert voor de klasgroep, voor een goede vriend(in), of in het contact met familie leden. Voor andere patiënten is dit een te grote stap maar kan er wel terug toenadering gezocht worden op een meer indirecte manier (bv. via het maken van een vriendschapsbandje). Terwijl sommige patiënten meest baat hebben bij contacten met reeds aanwezige vrienden en familie in hun netwerk hebben andere patiënten net meer aan het contact met lotgenoten. Op de dienst pediatrie is het geregeld zo dat er meerdere eetstoornispatiënten op de dienst aanwezig zijn. Je kan er als dienst in dit geval voor kiezen om patiënten kennis te laten maken. Bouw dit contact dan gestaag op en laat dit steeds onder toezicht verlopen. Er kan bv. gekozen worden om aanvankelijk het contact via briefjes te laten verlopen. Deze briefjes kunnen, na diagonale lezing (in samenspraak met de patiënt) door de zorgverstrekkers aan de patiënten worden doorgegeven. Later kan er live contact georganiseerd worden waarbij de patiënten onder begeleiding van de speltherapeut een crea opdracht uitvoeren. Dit kan je bijvoorbeeld ook doen door psycho-educatie in groep te geven, waardoor de jongeren elkaar leren kennen en er toch een psycholoog aanwezig is die kan bewaken dat het contact gezond is. Let op, het is bij contact tussen patiënten met een eetstoornis steeds belangrijk om afspraken te maken over wat net wel en niet besproken kan worden. Voor patiënten kan het namelijk triggerend zijn indien eetstoornisgedachten van andere patiënt worden gedeeld.
Bij patiënten met een eetstoornis spelen niet-helpende gedachten vaak een grote rol. Het kan daarom belangrijk zijn om samen met de patiënt dergelijke gedachten te leren herkennen en zich hiervan bewust te zijn. Dit kan bv. aan de hand van een registratie opdracht (GGG-schema) of door het samen kijken naar een filmfragment (vb. Filmfragment Alfred & Shadow omtrent zelf-kritische gedachten, Alfred & Shadow). Wanneer de destructieve gedachten in kaart zijn gebracht is het belangrijk op zoek te gaan naar helpende strategieën om met deze gedachten om te gaan. Herevaluatie en demontage zijn hierbij twee mogelijkheden.