Hoe kan je je kind motiveren? 

Herstellen van een eetstoornis is een proces van vallen en opstaan. Het omvat veel meer dan een keuze maken tussen 2 opties of een ‘klik’ maken. Om tot verandering te komen zal je kind verschillende stadia van motivatie doorlopen afhankelijk van de omstandigheden, de omgeving en de eisen van anderen. Als iemand gedwongen wordt om te veranderen reageren ze daar meestal niet goed op. Herstellen van een eetstoornis kan je dus niet dwingen. Dit geeft vooral veel druk op je kind en leidt nauwelijks tot langdurige verandering. De sleutel tot verandering is contact maken met wat je kind zèlf wil. 

Kan je je kind overtuigen?  

Misschien heb je het idee dat je kind tot verandering zal komen wanneer je hem of haar maar kan overtuigen met de juiste argumenten: ‘Je moet meer eten, want anders… kan je niet meer sporten, mag je niet op kot,…’. Maar motiveren doe je niet van buitenaf, integendeel. De uitdaging is net om je kind in de eigen wil tot verandering te ondersteunen. Probeer dus te achterhalen wat er belangrijk is voor je kind? Wat wil je kind nastreven? Waarvoor is je kind bereid te veranderen? Het kan ook helpend zijn voor ouders om de redenen om niet te willen veranderen proberen te achterhalen. Want vaak is het niet willen veranderen gedreven door angst voor verandering en onmacht. 

Zet zelf een stap terug als er weerstand komt bij je kind want wellicht zet je dan teveel druk.

Wat we eigenlijk écht moeten doen, is ervoor zorgen dat je kind zichzelf overtuigt door de juiste vragen te stellen. 

  • Wat zou het je kunnen opleveren? 
  • Waar heb je nu last van of wat mis je nu, dat beter zou kunnen worden? 
  • Waar zou je meer of juist minder (last) van kunnen krijgen? 
  • Wat heb je nodig om daarin een eerste stap te kunnen zetten?

Inzetten op de 3 psychologische basisbehoeften

Psychologen en onderzoekers naar de zelfdeterminatietheorie stellen dat mensen gestimuleerd worden tot groei en verandering door in te spelen op de drie psychologische basisbehoeften: verbondenheid, competentie en autonomie. Deze worden ook de vitamines voor groei genoemd.

Verbondenheid gaat over een ‘wij-gevoel’ ervaren, erbij horen, welkom zijn, mee mogen doen en warme, vertrouwensvolle relaties opbouwen in een positief en veilig klimaat. Het gaat om zorg dragen voor anderen en zelf geliefd worden. Deze behoefte hangt nauw samen met hechting.

Competentie gaat over het vertrouwen hebben in je eigen kunnen. Je in staat voelen om uitdagingen aan te gaan, doelen te bereiken en taken tot een goed einde te kunnen brengen. Het gaat ook om het gevoel dat je vooruitgaat en steeds beter wordt in wat je doet en dat je daarvoor waardering krijgt van anderen.

Autonomie gaat over het ervaren van een gevoel van regie en psychologische vrijheid en het gevoel jezelf te kunnen zijn. Het gaat om zelf mogen kiezen en ruimte krijgen voor initiatief. Het gaat om gehoord worden, voelen dat je mening ertoe doet en dat je een zekere mate van invloed en controle kan uitoefenen. Het gaat hier om autonomie die leeftijdsadequaat is. Verwar het niet met onafhankelijkheid.

Hoe kan je als ouder inspelen op deze basisbehoeften van je kind?  

Hieronder vind je enkele tips.

Autonomie: zelf kunnen kiezen

Je kan de autonomie van je kind stimuleren door je kind inspraak en keuzemogelijheden te geven en door oprecht geïnteresseerd te zijn in het perspectief en de ideeën van je kind. Tracht je hierbij nieuwsgierig, open en flexibel op te stellen. 

Wat werktWat werkt niet 
Keuze gevenJe eigen perspectief centraal zetten
Inspraak gevenOvertuigen door enkel de voordelen van bepaalde opties te benadrukken
Verschillende opties uitleggen   Generaliseren door te vertrekken vanuit je eigen ervaring als voorbeeld 
Keuzevrijheid benadrukken
Uitleggen waarom iets wel of niet kan     
Het perspectief van je kind verkennen

Verbondenheid: graag gezien worden

Je kan als ouder het gevoel van verbondenheid bij je kind stimuleren door je beschikbaar op te stellen en door zorgzaam, respectvol en waarderend om te gaan met je kinderen.

Wat werktWat werkt niet 
Begrip tonenOnbegrip tonen
Ondersteuning gevenProblemen verzwaren en extra druk leggen
Normaliseren van het probleemIsoleren van het probleem
Feedback vragen over wat je doetNegatieve verwachtingen uiten
Persoonlijke details herinnerenBekritiseren en veroordelen
Regelmatig contact zoekenAfstandelijk zijn
Vriendelijk en betrouwbaar zijn De fout geven, beschuldigen 

Competentie: stappen vooruit kunnen zetten

Je kan als ouder het competentiegevoel van je kind ondersteunen door vertrouwen uit te stralen, door duidelijkheid en voorspelbaarheid te creëren en door gepaste hulp, structuur en uitdagingen aan te bieden. 

Wat werktWat niet werkt
Complimenten geven over de moeite die je kind deedZeggen dat dingen echt niet goed zijn
Duidelijkheid bieden in de dingen die verwacht wordenBenoemen dat alles anders moet
Navragen naar hoe je kind omgaat met tegenslagHet gevoel geven dat het probleem te groot of te zwaar is
Bevragen wat je kind al heeft geprobeerdAangeven dat inspanningen toch weinig nut hebben
Vragen naar eerdere successenTe snel willen gaan 
Laat zien dat je positieve verwachtingen hebt
Werken met realistische doelen (samen opgesteld met door je kind) 

De cirkel van verandering

in welke fase van verandering zit jouw kind?

Verandering is een proces. Een manier om hiernaar te kijken is om dit proces op te delen in fasen en om vervolgens te kijken naar wat er achter iedere fase schuilgaat en wat iemand nodig heeft om van de ene fase naar de andere te komen. Een veelgebruikt model in de psychologie is een model met 6 motivationele fasen (Prochaska en DiClemente, 1986). 

Figuur: Cirkel van verandering waarbij ook getoond wordt dat het motivationeel proces in dagelijkse realiteit veel bewegingen maakt en een rollercoaster kan zijn.

Je kind zal elke fase meerdere keren doorlopen en wisselen van fase vooraleer er sprake is van een bljvende vooruitgang. Wees niet te snel ontmoedigd als er zich een terugval voordoet. Dit maakt deel uit van het herstelproces. Bij elke terugval zal je kind nieuwe dingen leren. 

Veel ouders (en ook hulpverleners) zijn te snel actiegericht, terwijl het kind met een eetstoornis meestal niet in de actiefase zit wanneer het probleem aan het licht komt. Ga niet te snel, volg het tempo van je kind en schakel terug als je weerstand voelt. Weerstand voelen zegt je dat je te snel gaat.

Fase 1: Voorbeschouwing

In deze fase verzet de jongere zich tegen ieder idee dat te maken heeft met verandering en ziet de jongere bovendien de noodzaak van verandering vaak niet in. Het is mogelijk dat de jongere het probleem niet inziet of dat de jongere het wel inziet maar nog geen bereidheid heeft tot verandering. 

Mindset

Het huidige eetgedrag wordt als positief ervaren en er is geen motivatie voor behandeling

Wat kan je doen als ouder

In deze fase kan je helpen door je kind te vragen om na te denken over het belang van de verandering. Probeer de focus niet te leggen op het eetgedrag en de bijhorende symptomen maar om je kind te laten nadenken over het ruimere plaatje van haar leven. Hoe kalmer en consistenter je als ouder in deze fase de relatie met je kind in stand houdt en de communicatielijnen open kan houden, des te succesvoller de vooruitgang richting de fase van overwegen zal zijn. Als de frustratie over gebrek aan vooruitgang te hoog wordt, neem dan een time out. Dat kan een wandeling zijn of verandering van onderwerp en probeer het op een later tijdstip nog eens.

‘Ik heb geen probleem’

Fase 2: Overweging

In deze fase heeft de jongere het besef dat er een probleem is en is zij in twijfel over de noodzaak om te veranderen. Er is ambivalentie. Ze begint de voor en nadelen van verandering tegen elkaar af te wegen en begint zich af te vragen of ze het aandurft of over de mogelijkheid beschikt om te kunnen veranderen. Het schommelen tussen twee denkpistes leidt vaak tot verwarring en tot veel spanning en onrust.

Mindset

Je kind begint de ongewenste gevolgen van zijn/haar gedrag te voelen. Er begint twijfel te komen om toch te veranderen, maar op een passieve manier.

Wat kan je doen als ouder

Probeer de aandacht duidelijker op de negatieve aspecten van de eetstoornis te vestigen. Onderzoek samen met je kind hoe de voordelen van de eetstoornis met andere minder destructieve middelen bekomen kunnen worden. Ondersteun ook het vertrouwen van je kind zodat ze weet dat zij in staat is om de veranderingen door te voeren. Dit doe je door respect te hebben voor de eigen ideeën en keuzes van je kind. De verwarring kan afnemen naarmate je kind meer voeling krijgt met de gedachten, emoties en waarden die horen bij positieve verandering.

‘Ik wil wel veranderen, maar…’

Fase 3: Voorbereiding

In deze fase erkent de jongere de moeilijkheden en ontwikkelt ze de bereidheid om op z’n minst te proberen om het probleemgedrag te veranderen. Dit kan een zeer fragiele fase zijn.  

Mindset

Je kind wil verandering en begint bij de meest ernstige symptomen.

Bevestig de kracht die je ziet in je kind om te willen veranderen. Maak samen een stappenplan met kleine, haalbare doelen. Verken welke uitdagingen en moeilijkheden je kind ervaart om te kunnen veranderen. Besteed veel aandacht aan het doorvoeren van veranderen door te praten over de praktische planning en hoe je het beste met een verandering kunt omgaan.

‘Ik wil veranderen, maar hoe?’

Fase 4: Actie

In deze fase is de jongere een aantal stappen aan het zetten om hulp te krijgen of om veranderingen door te voeren. Het is belangrijk om te werken met kleine haalbare en geplande stappen om vertrouwen op te bouwen.

Mindset

Je kind stabiliseert zijn/haar eetgedrag en versterking psychosociale vaardigheden

Er is een toenemende zelfstandigheid en sociale contacten.

Wat kan je doen als ouder

Focus op de successen en bevestig de toewijding van je kind. Ondersteun de stappen op weg naar verandering door regelmatig te evalueren en na te denken over wat er is bereikt. Verwacht niet teveel ineens maar laat je kind kleine tussenstapjes nemen, dat vergroot de kans op succeservaringen.

‘Ik ben aan het proberen en het werkt’

Fase 5: Volhouden

In deze fase zal de jongere het als een uitdaging ervaren om ondanks triggers en voordelen van het oude gedrag de gedragsverandering vol te houden. 

Mindset

Je kind houdt de doorgemaakte verandering vol en zoekt nieuwe manieren om op te gaan met stress

Wat kan je doen als ouder

In deze fase zal het belangrijk zijn om als ouder ervan bewust te zijn dat het volhouden van gedragsverandering niet vanzelfsprekend is. Wees je ervan bewust dat je kind innerlijk strijd voert tegen de eetstoornis. Zeker in stressvolle periodes is het belangrijk om nabij te zijn.

‘Ik wil graag volhouden, ook op moeilijke momenten’

Fase 6: Terugval

In deze fase vervalt de jongere voor een korte of langere periode in oude patronen. Er is sprake van een terugval. Momenten van terugval maken deel uit van een herstelproces en kunnen belangrijke leermomenten zijn.  

Mindset

Wat nu?

Wat kan je doen als ouder

Reageer begripvol en geduldig. Zeg dat terugval normaal is, het betekent niet ’terug naar af’. In deze fase zal het belangrijk zijn om als ouder nabij te blijven. Verken factoren die tot terugval hebben geleid. Hervat herstel bij één van de vorige fasen van verandering.

‘Het ging goed, maar nu is het om zeep’

Het gesprek aangaan met je kind 

1. PLAN

Wanneer je met je kind een gesprek wil aangaan over de zorgen die je hebt, kies dan een goed moment. Zoek een gelegenheid dat jullie alleen zijn, niet gestoord worden en met voldoende tijd. Vraag toestemming en kondig het gesprek eventueel aan. 

2. DO

Spreek vanuit je eigen bezorgdheid. Gebruik ‘ik’ boodschappen, en druk je bezorgdheid uit op een niet beschuldigende manier. Vertel wat je gezien hebt en waarover je je zorgen maakt. Benoem concrete zaken die niet noodzakelijk met eten of gewicht te maken hebben (bv. zich meer terugtrekken, er triestig uitzien, weinig energie hebben). Stel geen diagnoses, vermijd het woordje ‘eetstoornis’, omdat dit weerstand kan oproepen. Blijf bij concreet gedrag dat je kon observeren. 

3.CHECK

Vraag hoe dit aankomt, wat je kind hoort, wat nieuw is, waarover je kind meer uitleg wil, … Luister vooral goed naar zijn/haar reactie. Je zal misschien geneigd zijn er tegen in te gaan. Maar doe dat niet… Stel je in de plaats daarvan open voor vragen en luister aandachtig. Want in discussie treden over het feit of je kind of partner al dan niet een eetstoornis heeft is zinloos. 

4. ACT

Het is eigen aan het ziektebeeld te ontkennen dat er een probleem is. Toon hiervoor begrip, geef aan dat dit wellicht onverwachts komt, en dat het goed is om even samen na te denken en er binnen een paar dagen op terug te komen. Maak een afspraak wanneer en waar jullie hierover verder praten. 

Handvaten om met je kind te praten

  • Vraag toestemming
  • “Ik zou graag praten over wat me bezighoudt rond jou. Komt het voor je nu uit?” 
  • Beschrijf de feiten zoals je ze ziet, rustig en liefdevol. Bied je hulp aan.
  • “Ik zie je denken dat …” 
  • “Ik merkte op dat je …” 
  • “Hoe kan ik helpen?”
  • Luister goed naar de antwoorden en toets af.
  • “Als ik het goed begrijp zie je het zo…, klopt dat?”
  • Ontdek waarover je kind zich zorgen maakt. 
  • ”Wat denk jij dat je nodig hebt om … te kunnen blijven doen?” (bv. ontbijten, minder sporten)
  • Normaliseer gemengde gevoelens.
  • “… alsof een deel van jou … voelt, en een ander deel van je … voelt.”
  • Luister zonder oordeel.
  • “Elke persoon ziet dingen anders. Dit is niet hoe ik het zie, maar ik accepteer dat jij het zo ziet.”
  • Uit positieve gedachten en gevoelens zo vaak mogelijk.
  • “Dankjewel voor …. Ik vind het fijn als je …”
  • Sandwich een moeilijk punt tussen twee positieve punten.
  • “Ik waardeer echt hoe hard je probeert om je ziekte te bestrijden – ik vind het erg moeilijk om ermee om te gaan als de ziekte sterk wordt. Ik hou zoveel van je en kan zien hoe hard je probeert om van je eetstoornis af te komen.” 

Herstel vraagt tijd

Hou rekening met een geprikkelde reactie van je kind. Maar, geloof je kind ook niet te vlug als hij/zij probeert de ernst van de problematiek te minimaliseren, of zegt dat het zich wel zal oplossen. Bekrachtig deze goede intenties maar geef aan dat het erg begrijpelijk is mocht dit niet zo makkelijk lukken. Sommigen hebben zo’n schrik van eten dat het zoeken naar hulp grote angsten oproept.  Suggereer eventueel om een eenmalig inschattingsgesprek te plannen bij iemand die goed thuis is in de problematiek. In een inschattingsgesprek kan de jongere al zijn vragen voorleggen, en ook een zicht krijgen op eventuele oplossingen. 

Maak duidelijk dat hulp van buitenaf belangrijk is. Overloop samen de mogelijkheden die er zijn en wat de jongere zelf belangrijk vindt in het zoeken van hulp (huisarts, gespecialiseerde psychiater, psycholoog). Hou er rekening mee dat één gesprek meestal niet genoeg is om je kind te overhalen om hulp te zoeken. Blijf geduldig en ondersteunend. Een afspraak met de huisarts kan voor sommigen een tussenstap zijn voor verdere hulpverlening. De huisarts kan ook ondersteunen bij verdere doorverwijzing. Als je kind (nog) geen professionele hulp wil, kan toeleiding tot een ervaringsdeskundige helpend zijn.