Kritisch kijken naar (populaire) diëten

Een nieuwe dag, een nieuw dieet, of zo lijkt het wel. Elk met hun eigen “gemakkelijke” recept tot gewichtsverlies. Maar is gewichtsverlies wel het belangrijkste criteria om de kwaliteit van een dieet te beoordelen? 

Elk dieet dat de oplossing voor obesitas of overgewicht belooft, moet vertrekken vanuit een “DO NO HARM”-benadering: een dieet mag voor niemand schadelijke gevolgen hebben, niet op korte termijn maar zeker ook niet op lange termijn. Het dieet moet dus kunnen garanderen dat het niet leidt tot verstoord eetgedrag en de ontwikkeling van eetstoornissen en obesitas. Een dergelijk dieet moet kunnen voldoen aan de volgende criteria: 

Gewichtsverlies 

Experten en onderzoekers hopen een dieet te vinden waarmee mensen met obesitas gewicht kunnen verliezen. In realiteit blijkt gewichtsverlies echter niet zo haalbaar: onderzoek toont dat blijvend gewichtsverlies helemaal niet zo gemakkelijk te bereiken is (Mann, Tomiyama, Westling, Lew, Samuels, & Chatman, 2007) en dat mogelijk slechts een beperkt mate van gewichtsverlies fysiologisch mogelijk is: 5 tot 10% (Hall & Kahan, 2018). Dit is niet noodzakelijk slecht nieuws: overgewicht staat niet altijd synoniem voor een slechte gezondheid en gewichtsverlies is niet altijd nodig voor een betere gezondheid.

Gezondheidsrisico’s  beperken

Om te spreken van een goed dieet is het niet voldoende noch noodzakelijk om enkel naar gewichtsverlies te kijken: een goed dieet mag geen bijkomende risico’s hebben voor de gezondheid d.w.z. het moet een gunstige invloed op o.a. de metabole gezondheid en niet leiden tot voedingstekorten of andere gezondheidsproblemen. Bij diëten waarin bepaalde voedingsmiddelen geschrapt of sterk gereduceerd worden, is er steeds het risico op voedingstekorten of negatieve effecten van een teveel van bepaalde voedingsstoffen. Bij koolhydraatarme diëten is het bijvoorbeeld opletten voor vezeltekorten (Kennedy, Bowman, Spence, Freedman, King, 2001) maar ook voor mogelijk negatieve effecten van de hogere consumptie van vetten op het cholesterolprofiel (Nordmann, Briel, Keller, Yancy, Brehm, Bucher, 2006) 

Geen verstoord eetgedrag uitlokken

In onderzoek is veelvuldig aangetoond dat (rigide) diëten het risico op verstoord eetgedrag en eetstoornissen verhogen. Het is daarom ook belangrijk om aan te tonen dat een dieet niet leidt tot verstoord eetgedrag of eetstoornissen. 

Eén van de bezorgdheden bij diëten is dat een beperking van bepaalde voedingsmiddelen net kan leiden tot overconsumptie op momenten dat de teugels wat losser worden, in die mate dat eetbuien kunnen ontstaan (Polivy & Herman, 1985; Stice, 2001; S. Racine, S. Burt, W. Iacono, M. McGue en K. Klump, 2011; K. Schaumberg, D. Anderson, L. Anderson, E. Reilly en S. Gorrell, 2016).  Een dieet waarbij men bepaalde voedingsmiddelen voor een bepaalde periode beperkt, moet dus ook kunnen aantonen dat deze restrictie niet leidt tot een toename van overeten of eetbuien. Eenzelfde verhaal geldt voor diëten waarbij maaltijden worden uitgesteld zoals bij het periodiek vasten (Dalle Grave, 2020): onderzoek toont aan dat het risico op overeten en eetbuien wordt verhoogd bij langer periodes zonder eten (Telch & Agras, 1996).  

Noot: Er verschijnt hier en daar onderzoek en advies om het ketodieet te gebruiken ter behandeling van binge eating disorder (BED). Door om te schakelen naar een koolhydraatarm voedingspatroon zou men eetbuien en eetverslavingen kunnen overkomen. Het is erg belangrijk om kritisch naar deze onderzoeken en adviezen te kijken: de vraag is maar of de restrictie in koolhydraten op een bepaald moment niet omslaat naar een overconsumptie in koolhydraten omwille van de opgelegde restrictie. Voor de behandeling van eetbuien en BED is het beter om patiënten anders te leren omgaan met voedingsmiddelen die eetbuien kunnen uitlokken i.p.v. deze voedingsmiddelen te ontwijken.  Dit geeft meer garantie voor succes op langere termijn. 

Positieve langetermijneffecten 

Het is niet voldoende om aan te tonen dat een dieet op korte termijn tot een spectaculair gewichtsverlies of gezondheidseffecten leidt. Ook op lange termijn moeten de “positieve” effecten gewaarborgd blijven of mogen er geen schadelijke neveneffecten ontstaan. De langetermijnstudies die er zijn, kunnen tot nu toe echter niet overtuigend aantonen dat het gewichtsverlies op langere termijn behouden blijft (Mann, Tomiyama, Westling, Lew, Samuels, & Chatman, 2007). De looptijd van studies is vaak beperkt, patiënten kunnen vaak door praktische problemen maar voor een beperkte periode worden opgevolgd. Bovendien is het bij langetermijnstudies lastiger om te controleren voor storende variabelen. Dat maakt dat er over het algemeen weinig langetermijnstudies worden uitgevoerd waardoor op het eerste gezicht ‘fantastische’ kortetermijnresultaten niet gevalideerd kunnen worden op lange termijn, maar ook dat er weinig bekend is over de schadelijke neveneffecten van bepaalde diëten op lange termijn. Brouns (2018) geeft bijvoorbeeld aan dat er nog onvoldoende studies zijn naar de langetermijneffecten van koolhydraatarme diëten. 

Wat is dat dan, hetidealedieet? 

Het ‘ideale’ dieet houdt rekening met de voedingswaarde van voeding en zorgt voor een optimale afstemming tussen de voedingswaarde van wat er gegeten wordt en de noden van ons lichaam. Op die manier worden schadelijke gezondheidseffecten en risico’s beperkt. Het dieet mag daarnaast niet vertrekken van een te rigide beperking, als we verstoord eetgedrag en eetstoornissen willen voorkomen. Beperking mag, maar dan een gematigde, flexibele beperking. Een gematigde beperking met ruimte voor een extraatje zorgt niet alleen dat het dieet op lange termijn kan worden volgehouden, het verlaagt ook het risico op schadelijk neveneffecten zoals eetbuien. De voedingsdriehoek van het Vlaams Instituut Gezond Leven zorgt voor een goed uitgangspunt bij het samenstellen van een dieet. De voedingsdriehoek geeft een handig overzicht van welke voedingsmiddelen men nodig heeft om het lichaam in al zijn behoeften te voorzien. Het eetcompetentiekader van Satter (2007) pleit voor prioritaire inzet op het versterken van de kernvaardigheden die horen bij goed eetgedrag: Gestructureerd (eten op regelmatige tijdstippen), Genieten (genieten van eten zonder schuldgevoelens), Gevarieerd (voldoende variatie in eetpatroon zodat benodigde voedingsstoffen worden verkregen) en Genoeg (luisteren naar honger en verzadigingssignalen).