Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis of ARFID

Eetexpert kreeg de voorbije periode heel wat vragen rond ARFID (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder). Daarom werken we volgende zaken voor je uit:

Voor zorgverleners:  

Voor ouders:

Wat is ARFID? 

ARFID is het Engelstalige acroniem voor de vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis, die sinds 2013 specifiek in de DSM-5 staat (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) (1). Deze eetstoornis staat sinds 2018 ook in de ICD 11 (International Statistical Classification of Diseases and Health Problems) van de WHO (2). Personen met ARFID eten te weinig (volume, bv. minder vaak eten dan anderen of te snel stoppen met eten), te eenzijdig (ze beperken de soorten voedsel) of beide. We zien deze eetstoornis het meest bij jonge kinderen, maar komt ook voor bij personen van alle leeftijden (1, 3, 4). Kenmerkend aan ARFID is dat er sprake is van een langdurige tekortkoming van de voedings- en/of energiebehoeften. Een verstoord zelfbeeld ligt niet aan de oorzaak van het verstoorde eetgedrag, zoals wel het geval is bij de eetstoornissen anorexia en boulimia nervosa (1). 

Onderstaande tabel geeft de diagnostische criteria van ARFID volgens de DSM-5 weer (1): 

Inclusiecriteria 
Een eet- of voedingsstoornis die zich uit in een onvermogen om voldoende voedingsstoffen en/of energie op te nemen via de voeding. Deze aandoening komt samen voor met 1 of meerdere van de volgende zaken: 
  1. Significant gewichtsverlies (of kleinere gewichtstoename dan verwacht wordt of vertraagde groei in kinderen);  
2. Significante voedingstekorten;  
3. Afhankelijkheid van sondevoeding of orale voedingssuppletie;  
4. Verstoringen van het psychosociaal functioneren / aanwezigheid van psychosociale problemen. 
Exclusiecriteria 
ARFID kan niet worden verklaard door een tekort in het voedingsaanbod of door cultureel en religieus gedrag. 
Deze eetstoornis komt niet exclusief voor in het ziekteverloop van anorexia nervosa of boulimia nervosa en wordt niet veroorzaakt door een verstoorde waarneming van het eigen lichaam / slecht zelfbeeld. 
De aandoening kan niet verklaard worden door de huidige gezondheidstoestand of andere comorbide mentale aandoeningen. 

Prevalentie

Er zijn nog geen grootschalige epidemiologische onderzoeken uitgevoerd rond ARFID waardoor er geen concrete gegevens zijn over de incidentie en prevalentie van deze eetstoornis. Dit komt doordat, ondanks dat ARFID al langer voorkomt als eetstoornis, het een redelijk nieuwe en onbekende diagnose is (12). ARFID komt regelmatig voor in de algemene populatie, zo blijkt uit onderzoek (9, 12). Maar er zijn verdere studies nodig om de epidemiologie van ARFID na te gaan bij zowel kinderen, jongeren, volwassenen als ouderen (12). 

Meest voorkomende klinische vormen

In de DSM-5 vind je drie uitingsvormen van ARFID (profielen of subtypes) die het vermijdende/restrictieve eetgedrag van de patiënt verklaren: 

  • Een gebrek aan interesse in voeding of vergeten om te eten; 
  • Eten veroorzaakt een sensorische overgevoeligheid
  • Angst voor mogelijke nadelige gevolgen; al dan niet uitgelokt door een eerdere traumatische ervaring zoals zich verslikken of braken (1, 3, 4, 5). 

Het is van belang om hierbij te vermelden dat, ondanks de benoeming van deze drie uitingsvormen, er nog maar weinig gekend is over de heterogeniteit van ARFID. De DSM-5 criteria (1) bespreken de drie vormen die regelmatig voorkomen in de klinische setting, maar deze dienen enkel als voorbeelden van verklaringen waarom de patiënt vermijdend of restrictief eet. In de toekomst gaan mogelijk nog andere oorzaken van dit verstoorde eetgedrag aan het licht komen (6). 

Daarnaast is er ook heterogeniteit in de leeftijd van de patiënt (en aanvangsleeftijd van de stoornis), het ontwikkelingsniveau (inclusief aanwezigheid van eventuele ontwikkelingsproblemen), de duur (acuut/chronisch) van de problemen, en de impact op het functioneren (fysiek, mentaal, sociaal…) (20). Zo ontstaan de eerste twee uitingsvormen typisch in de kindertijd; de derde kan ook op latere leeftijd ontstaan. 

ARFID versus ‘klassieke’ eetstoornissen 

In tegenstelling tot andere eetstoornissen, zoals anorexia nervosa (AN) en boulimia nervosa (BN), is er in geval van ARFID geen sprake van een verstoord zelfbeeld als drijfveer achter de beperkte/verstoorde voedselinname (1, 3, 7,8). Patiënten met ARFID hebben vaak net de wens om bij te komen in gewicht maar ze slagen er niet in om hiervoor af te wijken van hun “veilige” voeding, of voeding die tot hun repertoire behoort en waarrond geen angst of walging is (3). Dit neemt niet weg dat personen met ARFID een negatief lichaamsbeeld kunnen ontwikkelen, ook al is dit niet de motivatie voor hun restrictieve eetgedrag (3). Maar ARFID kan in principe niet gelijktijdig diagnosticeren met anorexia nervosa (1). 

Hiernaast kan je ook een onderscheid maken tussen de eetstoornissen op basis van leeftijd. Hoewel ARFID voorkomt bij zowel kinderen als volwassenen, zijn patiënten met ARFID vaak jonger dan patiënten met AN, BN en de eetbuistoornis (Binge Eating Disorder of BED) (3, 7). Verder werd ook specifiek onderzoek gedaan naar het verschil tussen patiënten met ARFID en AN. Hieruit bleek dat patiënten met ARFID vaker van het mannelijk geslacht zijn, gemiddeld een langere periode van ziekte kennen en frequenter gelijktijdig lijden aan een angststoornis (3, 6, 9, 10). Patiënten met ARFID hebben vaker sondevoeding nodig in vergelijking met patiënten met andere eetstoornissen (6).

Gevolgen en risicofactoren 

Een voortdurend verstoorde voedingsinname brengt heel wat gevolgen met zich mee. De meest voorkomende gevolgen, veroorzaakt door de eenzijdige voeding en/of ondervoeding, zijn: gewichtsverlies (of groeiachterstand bij kinderen), psychosociale moeilijkheden (bijvoorbeeld problemen ervaren bij het samen eten met anderen), afhankelijk zijn van sondevoeding of voedingssupplementen, voedingstekorten en elektrolytenstoornissen (1, 3, 4, 5, 8, 12). 

Risicofactoren houden verband met de reeds beschreven drijfveren, maar de kennis rond risicofactoren en werkingsmechanismen is nog beperkt (3, 12, 20). 

Gevolgen 

Doordat ARFID samenhangt met een hele resem aan gevolgen, hebben deze patiënten een verhoogd risico op volgende gezondheidsproblemen

  • Psychiatrische comorbiditeiten (11); 
  • Onregelmatige menstruaties tot amenorroe (uitblijven van de menstruatie) bij meisjes in de puberteit (8, 11, 12); 
  • Bradycardie (te traag hartritme) (8, 11, 12); 
  • Maag- en darmproblemen zoals constipatie of diarree (3, 8); 
  • Osteopenie (botverlies) (3, 7, 8). 

Voedingstekorten

Voedingstekorten zijn geen zeldzaam gegeven bij patiënten met ARFID. Deze tekorten zijn afhankelijk van welke voedingsmiddelen of voedingsgroepen de patiënt vermijdt. Bij een gebrek aan dierlijke producten ontstaat er een risico op een tekort aan vitamine B12, de micronutriënten ijzer en zink, en eiwitten. Deze tekorten kunnen verschillende klachten en kwaaltjes doen ontstaan. Bijvoorbeeld, een tekort aan vitamine B12 veroorzaakt gebrek aan energie, vertraagde groei, droge huid, haarverlies, anemie (bloedarmoede) en cataract. Andere voedingsstoffen die patiënten met ARFID ook vaak te kort hebben, zijn calcium, foliumzuur en vitamine A, B, C, D en K. Deze voedingstekorten vragen een directe behandeling in de vorm van suppletie. Op termijn kan je deze voedingstekorten aanvullen door nieuwe voedingsproducten te introduceren (3, 8). 

Gewicht

Ondanks de beperkte/eentonige voedingsinname die kenmerkend is voor een patiënt met ARFID, zal er niet altijd sprake zijn van ondergewicht. Als een persoon met ARFID bijvoorbeeld enkel producten eet die ultra-bewerkt, vetrijk of suikerrijk zijn, dan kan die persoon nog steeds voldoen aan de energievereisten. Zelfs overgewicht kan hierbij ontstaan (5). Dit neemt niet weg dat door zo’n eenzijdig voedingspatroon er tekorten kunnen ontstaan aan belangrijke voedingsstoffen. Voedingstekorten kunnen dus optreden onafhankelijk van het lichaamsgewicht, en patiënten met ARFID kunnen zowel ondergewicht, overgewicht als een normaal gewicht hebben (3, 5, 8, 12). 

Psychosociale problemen

Patiënten met ARFID lopen risico op psychosociale problemen zoals verstoringen op sociaal vlak en schools functioneren (13). Zeker bij kinderen kan dit grote gevolgen hebben voor hun zelfbeeld en sociale ontwikkeling, waarbij zij enerzijds sociale contacten uit de weg gaan uit angst en/of schaamte, en anderzijds kwetsbaarder zijn voor afwijzing door leeftijdsgenoten. Kinderen met ARFID kunnen bijvoorbeeld activiteiten met leeftijdsgenoten vermijden waarbij eten een rol speelt, uit angst voor druk om voedsel te eten dat niet aanvaardbaar is voor hen.

Daarnaast kunnen afwijkend eetgedrag en een eventuele groeiachterstand ten gevolge van ARFID gepaard gaan met afwijzing door leeftijdsgenoten (3). Kinderen met ARFID kunnen ook op onbegrip stuiten binnen de ruimere schoolcontext (3) en ARFID kan een bron van conflict vormen binnen het gezin (13). Zorgfiguren kunnen hierbij maladaptieve strategieën ontwikkelen om met het verstoorde eetgedrag van hun kind om te gaan, zoals druk uitoefenen op het eetgedrag van het kind vanuit hun bezorgdheid, die een onderhoudende of versterkende rol kunnen spelen in de eetstoornis (20). 

Risicofactoren 

De oorzaken van ARFID liggen in neurobiologische en neuro-gedragsmechanismen, zoals sensorische gevoeligheid, angstgevoeligheid en verstoringen in het honger- en verzadigingsgevoel (20). Deze mechanismen zouden onderliggend zijn aan de 3 drijfveren voor voedselvermijding(20).

  • Vermijding omwille van sensorische kenmerken
  • Gebrek aan interesse in voeding
  • Angst voor negatieve gevolgen

Meerdere drijfveren kunnen samen voorkomen. Er zijn bijkomende factoren die ook meespelen. Ten eerste de rol van inflexibiliteit in denken en gedrag ( en gerelateerd hieraan de comorbiditeit met ASS en angststoornissen). Ten tweede de rol van walging. Het beperkte onderzoek betekent echter ook dat er nog veel onduidelijkheden zijn. Onduidelijkheid gaat over de mogelijke oorzaken, risicofactoren, werkingsmechanismen en interacties tussen factoren (3,12, 20). Wel gaat men ervan uit dat meerdere factoren een rol spelen in het ontstaan van ARFID. Zo is het dus duidelijk dat er niet één grote oorzaak is (3). 

Passend bij normale ontwikkeling?

Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen twee situaties. Enerzijds een kind dat een periode meemaakt waarin eten moeilijker is maar passend bij de normale strubbelingen in de ontwikkeling. Anderzijds en een kind dat de eetstoornis ARFID heeft. Dit is geen eenvoudige opgave aangezien bijna elk kind in zijn ontwikkeling een fase doormaakt waarin eten een uitdaging vormt. Een langdurige verstoring van het eetgedrag die een impact heeft op de groei of ontwikkeling hoort bezorgdheid te wekken (4, 12).

Comorbiditeiten 

ARFID vertoont een belangrijke comorbiditeit met ASS, maar ook andere psychiatrische en medische comorbiditeiten kunnen een rol spelen in ARFID. 

Autisme en ARFD

Kinderen met autisme (ASS) hebben een vijfmaal grotere kans op voedingsproblemen vergeleken met leeftijdsgenootjes zonder ASS (5). Dit kan te maken hebben met cognitieve en gedragsmatige inflexibiliteit, of met de sensorische over- en ondergevoeligheid die kinderen met ASS  kunnen hebben, met als (mogelijk) gevolg dat ze bepaalde voedingsmiddelen niet willen eten omwille van hoe ze eruit zien, de textuur, de smaak of de geur. Deze weigering kan resulteren in een ruimere restrictie binnen het voedingspatroon. Met als gevolg dat het kind voedingstekorten oploopt (3, 4, 5, 20). 

Andere comorbiditeiten

Naast ASS zijn er nog andere psychiatrische comorbiditeiten. Zoals angststoornissen en ADHD die regelmatig voorkomen bij patiënten met ARFID (6, 9, 12, 13, 14). Ook OCD (obsessieve compulsieve stoornis) is een mogelijke comorbiditeit (13, 14). Naast psychiatrische aandoeningen zijn er ook somatische comorbiditeiten mogelijk, zoals voedselallergieën en gastro-intestinale problemen (3, 8). De aanwezigheid van een van deze aandoeningen vereist een aanpassing van de behandeling van ARFID (12).

Diagnostiek 

De screening en diagnostiek van ARFID bevat, net als deze van andere eetstoornissen, verschillende elementen, en is bij voorkeur multidisciplinair (20). 

Tijdens het diagnostisch interview wordt ingegaan op psychosociale factoren, ontwikkelingsgeschiedenis van de patiënt en de problemen, uiteraard het eetgedrag en voedingspatroon, medische klachten en hun voorgeschiedenis. Ook persoonlijk functioneren, schools functioneren, familiale factoren, sociale context en gezinscontext komen aan bod. Ook het eetdagboek wordt besproken. 

Naast input van een psycholoog (of orthopedagoog, psychiater) is dus ook input van de diëtist en een klinisch onderzoek door de arts belangrijk bij de diagnostiek. Zo zal de arts de huidige gezondheidstoestand en de groei (lengte, gewicht) nagaan. Aanvullend kan ook een logopedist een rol spelen om de mondmotorische ontwikkeling en slikfunctie nader te bekijken (20). 

Differentiaaldiagnose

Voor een goede differentiaaldiagnose is het van belang andere oorzaken van het verstoorde eetgedrag uit te sluiten, zoals een verstoord lichaamsbeeld (kaderend binnen bv. Anorexia Nervosa), gebrek aan eetlust vanuit een psychiatrisch probleem (bv. depressie) of ziekte (20). De behandeling van ARFID moet afzonderlijk aandacht verdienen als de diagnose voorkomt in combinatie met andere psychiatrische problemen of medische aandoeningen die een rol kunnen spelen in de etiologie (1). 

Bij kinderen en adolescenten zijn de zorgfiguren een belangrijke (bijkomende) bron van informatie (20). 

Psychologische evaluatie 

Binnen de psychologische diagnostiek komen zowel de ARFID-criteria als risicofactoren en impact aan bod (zie eerder). Ook het inschatten van een verstoord lichaamsbeeld, essentieel in de differentiaaldiagnose met andere eetstoornissen is van belang. Hieronder vind je een aantal hulpmiddelen binnen de psychologische evaluatie.  

Medische en nutritionele evaluatie 

De evaluatie van de voedingstoestand en fysieke gezondheid omvat verschillende componenten (3, 8): 

Antropometrische gegevens en groei

  • ARFID kan gepaard gaan met ondergewicht of overgewicht en de groei verstoren 
  • Meer info rond de opvolging van groei per leeftijdscategorie vind je hier 

Opsporen van nutritionele tekorten

  • Afhankelijk van de voeding die de patiënt vermijdt, kunnen bepaalde tekorten ontstaan, die elk hun eigen klachten met zich meebrengen. 
  • Het meest volledige beeld krijg je door zowel een grondige voedingsanamnese af te nemen, als een bloedonderzoek uit te voeren. 
  • Het is zinvol om ook het (preventief) gebruik van voedingssupplementen mee te bevragen. 
  • Meer info rond nutritionele tekorten vind je hier 

Medische comorbiditeiten nagaan

Risico’s bij ondervoeding
  • Verstoorde elektrolytenbalans 
  • Bradycardie (trage hartslag) 
  • Amenorroe 
  • Verlies aan botmassa
Gastro-intestinale problemen
  • Gastro-intestinale problemen kunnen een risicofactor zijn voor ARFID. Zeker bij profielen die bang zijn voor de negatieve gevolgen van voeding. (bv. coeliakie, ziekte van Crohn, prikkelbare darm, frequent braken) 
  • Door beperkte of eenzijdige voedselinname kunnen ook gastro-intestinale klachten ontstaan (bv. obstipatie)
Voedselallergieën opsporen

Opnieuw in het bijzonder bij profielen die bang zijn voor de negatieve gevolgen van voeding.

Mondmotorische problemen opsporen

Fysieke of mondmotorische belemmeringen die normaal eten of drinken bemoeilijken, kunnen gepaard gaan met voedselvermijding.

Medicatielijst bevragen

Bepaalde medicatie kan gepaard gaan met veranderingen in eetlust .

Binnen de medisch-nutritionele evaluatie wordt ook de veiligheid van een ambulante behandeling mee ingeschat. Zo kan de nood aan sondevoeding een indicatie zijn voor opname.   

Meer info 

  • Meer info rond risicofactoren van verstoord eetgedrag (bij kinderen) vind je hier
  • Meer info rond de medische gevolgen van ondervoeding vind je hier
  • Een fiche met risicotaxatie/behandelindicatie bij eetstoornissen vind je hier

Behandeling 

Evidence-informed

Er zijn nog geen specifieke aanbevelingen rond ARFID terug te vinden in richtlijnen. Daarnaast is er nog geen behandelprotocol voor ARFID (7, 8, 20, 24, 25). Er is echter wel wetenschappelijke literatuur die informatief kan zijn voor de behandelcomponenten (evidence-informed).

Multidisciplinair team

Algemeen kan de hoofdbehandeling van alle eetstoornissen, inclusief ARFID, beschreven worden als een vorm van psychologische gedragstherapie (meestal ambulant), gecombineerd met een behandeling gericht op voeding en de mogelijk aanwezige comorbiditeiten (fysieke & mentale gezondheid) (7,20). Deze aanpak vereist een multidisciplinair team (3, 8, 20). Kambanis et al. (8) suggereren hierbij minimaal een professional in de geestelijke gezondheidszorg en een arts (kinderarts, huisarts), waarbij afhankelijk van het profiel en de gezondheidsrisico’s disciplines aangevuld kunnen worden (denk aan diëtist, logopedist, gastro-enteroloog…)(7).

Voedingssupplementen en (loskomen van) sondevoeding (zeker bij jonge kinderen) kunnen deel uitmaken van de behandeling, en bij ondervoeding moet het hervoedingsproces gemonitord worden (12).  Bij jonge patiënten wordt het gezin doorgaans betrokken; vanaf 16 jaar is ook individuele therapie mogelijk (8, 20). Bij minderjarigen is het van groot belang, onafhankelijk van welke methode gebruikt wordt, dat er vertrouwen en medewerking is van de ouders/zorgfiguren in de therapeutische behandeling (3). 

Doel van de behandeling

Het hoofddoel van de behandeling is om de mate van voedselvermijding, de frequentie, en de impact ervan te verminderen (20). Het voedings- en gedragsluik van de behandeling krijgt dan ook relatief meer aandacht dan bij andere eetstoornissen (3). Subdoelen zijn onder meer herstel van eetgedrag (een regelmatig, gevarieerd en voedzaam eetpatroon opbouwen) en herstel van de voedingstoestand (gewichtsherstel, herstel van groei, herstel van nutritionele deficiënties) (8). Ook de (ouder-kind) interacties rond eten kunnen deel uitmaken van de behandeling (8). 

In onderstaande tekst wordt een overzicht gegeven van de huidige beschikbare literatuur over de behandeling van ARFID.

Mogelijk zorgpad voor ARFID 

Een evidence-informed zorgpad voor de ambulante behandeling van kinderen en jongeren (2-17 jaar) met ARFID werd voorgesteld in een onderzoeksartikel van Rachel Bryant-Waugh in 2021 (20) en ziet er als volgt uit: 

Figuur 1. Ambulant zorgpad voor ARFID. Uit Bryant-Waugh et al. (2020), p. 18.   

zorgpad met 10 stappen

De onderzoekers beschrijven een zorgpad met 10 stappen, gaande van de aanmelding (doorverwijzing in functie van een mogelijke ARFID-diagnose), overheen multidisciplinaire diagnostiek en behandeling, met evaluatie van het verloop van de behandeling, tot ontslag (20).  

Binnen het behandelluik van het zorgpad is een plaats voor (a) psychologische en gedragsinterventies, (b) medische opvolging inclusief medicatie, en (c) diëtistische zorg, naast aanvullende aspecten van de behandeling zoals samenwerking met andere zorgprofessionals en betrokkenen, en sensorische interventies (20). Er is ook aandacht voor afstemming van de aanpak op ontwikkelingsfactoren, zoals de aanwezigheid van een cognitieve beperking of een autismespectrumstoornis. 

Ambulant

Verder blijkt uit onderzoek dat het merendeel van de patiënten met ARFID gebaat is bij een ambulant traject, en een kleinere groep meer intensieve zorg nodig heeft, bijvoorbeeld in een (dag)opnamecontext (20). Een intensieve multidisciplinaire behandeling is vaak de standaardbehandeling voor pediatrische patiënten met voedingsstoornissen, waarvan velen ook aan de diagnosecriteria van ARFID voldoen (6, 8). Er is van daaruit dan ook wetenschappelijke ondersteuning voor de effectiviteit van intensieve multidisciplinaire behandeling voor ARFID (8). Deze behandelmethode gaat vaak gepaard met opname en heeft als doel om de voedingsstatus te verbeteren, meer variatie in de voeding te brengen en om het gedrag tijdens eetmomenten te verbeteren (8). 

Hieronder gaan we dieper in op de psychologische, diëtistische en medische zorg voor patiënten met ARFID.

Psychologische (ambulante) behandelmethoden 

Psychologische interventies waarnaar (beperkt) wetenschappelijk onderzoek werd verricht, zijn gebaseerd op evidence-basedinterventies voor (andere) eetstoornissen, die werden aangepast naar ARFID (20). 

Momenteel zijn er twee psychologische behandelmethoden die veelbelovend lijken om ARFID te behandelen, namelijk: CBT-AR (cognitieve gedragstherapie voor ARFID), FBT-ARFID (Family-Based Treatment van ARFID). Deze methoden hebben op heden de grootste bewijskracht om ARFID te behandelen (naast intensieve multidisciplinaire behandeling) (8). 

Een andere mogelijke interessante therapievorm is “Supportive Parenting for Anxious Childhood Emotions” voor ARFID (SPACE-ARFID). Net als de vorige behandelmethodes wordt SPACE-ARFID momenteel nog verder onderzocht en is er nog geen hard wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit (19). Er worden in de literatuur rond kinderen ook enkele interessante technieken beschreven (3).  En tot slot kan EMDR mogelijk een aanvullende therapievorm zijn bij bepaalde profielen of comorbiditeiten (20,23). 

Voedingsaanpak 

De diëtist heeft verschillende mogelijke rollen in de begeleiding, zoals (20): 

het (mee) opvolgen van lengte en gewicht en het bevorderen van gewichtsherstel: dit omvat onder meer het energetisch verrijken van voeding en het werken met hoogcalorische bijvoeding (eiwit- en energierijke drinkvoeding) 

(mee) opvolgen van nutritionele tekorten: dit omvat onder meer werken met voedingssupplementen en verrijkte voeding (voeding waarin vitaminen werden toegevoegd) 

het omgaan met eventuele sondevoeding

het monitoren van de totale vocht- en voedselinname

De diëtist schat in welk voedsel hij/zij wil toevoegen aan het repertoire, zowel naar haalbaarheid voor de patiënt toe, als naar het verminderen van ondervoeding toe (3).  Bij het uitbreiden van het voedselrepertoire kan de diëtist beroep doen op verschillende psychologische strategieën, zoals blootstellingstechnieken. Zo kan je gebruik maken van systematische desensitisatie, waarbij een hiërarchie wordt opgesteld van stappen die minder of meer angst uitlokken, of van “food chaining”. Bij ‘food chaining’ zoek je naar voedingsmiddelen die nauw verwant zijn aan het veilig voedsel waardoor de stap voor het proeven verkleind wordt bv. van spirelli naar macaroni (3). 

Veilige voeding

Bij het uitbreiden van het voedselrepertoire speelt de lijst van “veilige voeding” van de patiënt een belangrijke rol: voeding die behoort tot het huidige eetpatroon van de patiënt, waar geen vermijding rond bestaat (3). Ga voorzichtig om met de “veilige voeding”, zeker bij kinderen, en deze niet te bekritiseren. Als je meteen probeert om de eetgewoontes te veranderen, kan dit een averechts effect hebben. Voor patiënten met ARFID is het namelijk niet mogelijk om van de ene op de andere dag te veranderen naar andere/gezondere voedingsproducten. Voeding die je vanuit gezondheidsoogpunt beter aanpast, bijvoorbeeld (ultra-)bewerkte voeding, kan je niet schrappen van het menu als het kind enkel deze producten durft of kan eten. (3). Een kind met ARFID uithongeren als onderdeel van de behandeling om zo motivatie te creëren om te eten, is expliciet afgeraden. Het is geen effectieve methode en kan bij een eetstoornis zoals ARFID gevaarlijk zijn (3). 

Meer info: 

Externe links: 

Medisch-nutritioneel luik 

Naast herstel van eetgedrag (zie eerder) zijn er een aantal behandeldoelen van meer medisch-nutritionele aard: 

Fysieke monitoring: waaronder opvolging van gewicht, lengte, bloedwaarden, vitale functies (20) 

Behandelen van medische comorbiditeiten/de fysieke impact van de voedselvermijding (20), waaronder (correctie van) nutritionele deficiënties, botgezondheid, gastro-intestinale problemen en (herstel van) groei

herstel van groei

Voor patiënten met ARFID die ook kampen met ondergewicht is het nodig om aan de hand van hun groeicurve na te gaan hoeveel gewichtstoename gewenst is en, indien van toepassing, na te gaan hoeveel ze nog moeten groeien. Veel van de lichamelijke gevolgen van ARFID worden geassocieerd met een te laag gewicht, zoals het uitblijven van de menstruatie. De zorgverlener gebruikt deze informatie om gewichtsdoelen te bepalen, al kan het bepalen van gewichtsdoelen een uitdaging zijn voor patiënten met ARFID en chronisch ondergewicht. Het gewicht hoort hoog genoeg te zijn om een gezonde groei te bevorderen en om de puberteit op een normale manier te laten verlopen (8). Voor handvatten voor gewichtsherstel, zie Stappenplan voor de huisarts.

Voedselvermijding kan lijden tot deficiënties (ondervoeding) en ondergewicht. Voor meer info rond de gevolgen rond de gevolgen van ondergewicht en ondervoeding, zie Stappenplan basiskennis kinderen – gevolgen ondergewicht 

Opvolging van medicatie (20

Soms wordt medicatie gegeven om problemen gerelateerd aan ARFID te behandelen, zoals angst of gebrek aan eetlust, of voor comorbideiten (20). Momenteel zijn er geen RCTs die het gebruik van medicatie in de behandeling van ARFID hebben onderzocht (12). Toekomstig onderzoek zou een mogelijke plaats van medicatie in de behandeling van ARFID kunnen verduidelijken; meer bepaald zouden bepaalde antidepressiva en atypische antipsychotica de angst van ARFID patiënten kunnen verminderen en tegelijkertijd de eetlust verhogen (6). Medicatie dient dan als toevoeging gebruikt te worden en niet als zelfstandige therapie (6). Er is momenteel onvoldoende evidentie om farmacotherapie aan te raden in de eerstelijnsgezondheidszorg voor kinderen en adolescenten met ARFID (22).

Referenties 

De bronnenlijst vind je hier.  

Materialen

Infofiche eetproblemen en eetstoornissen – ARFID – gezin

Aanbevelingen voor de omgeving bij ARFID (Avoidant Restrictive Food Intake Disorder).

Infofiche

– 244 KB

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – afwisselend eten – ARFID – gezin

Afwisselend eten voor ouders van kinderen met ARFID.

Infofiche

– 332 KB

Infofiche afwisselend eten – autisme – gezin

Afwisselend eten voor ouders van kinderen met autisme.

Infofiche

– 311 KB

Infofiche eetproblemen en autisme – in de zorg

Tools voor zorgverleners bij eetproblemen en autisme.

Infofiche

– 444 KB

Checklist ARFID

Signalen van ARFID.

Content

Online vormingen

Externe links