Gevolgen van eetbuien en purgeergedrag

Eetbuien kunnen maag- en darmklachten veroorzaken, zoals een opgeblazen gevoel, buikpijn, maagzweren en zweren van de dunne darm. Ook de speekselklieren kunnen beschadigd geraken, en de slokdarm kan ontsteken. Eetbuien kunnen gewichtstoename en gewichtsgerelateerde risico’s met zich meebrengen. Maar, eetbuien op zich, los van gewicht, verstoren reeds de vet- en suikerwaarden in het bloed en geven een verhoogd risico op diabetes en hart- en vaatziekten.

Er wordt in het algemeen een onderscheid gemaakt tussen 3 vormen van purgeergedrag: braken, misbruik van laxeermiddelen en misbruik van diuretica.

Door braken, laxeren en misbruik van diuretica ontstaan stoornissen in de elektrolytenhuishouding, in het bijzonder een tekort aan kalium. Dit kan leiden tot nier- en leverbeschadiging, spierkrampen, hartritmestoornissen en zelfs tot hartfalen. Het kaliumgehalte in het bloed moet zeker gecheckt worden door een arts bij elk vermoeden van purgeergedrag. Daarnaast is het belangrijk klinische verschijnselen van kaliumtekort na te gaan (bv. spierzwakte, vermoeidheid), want het serum kaliumgehalte kan normaal zijn terwijl het totale kaliumgehalte in het lichaam toch te laag is

Bij veelvuldig braken komen de slokdarm en de mondholte voortdurend in contact met maagzuur, wat schade kan geven. Hierdoor wordt ook het tandglazuur aangetast en kunnen keelpijn en heesheid  voorkomen. Ook een zwelling van de speekselklieren kan optreden (bij veel braken na frequente eetbuien).

Door purgeergedrag gaat er veel vocht verloren. Dit kan leiden tot uitdrogingsverschijnselen (duizeligheid en flauwvallen), met risico op onder meer renale complicaties, en ook tot oedeem. Bij gebruik van diuretica kan dit tot een vicieuze cirkel leiden.

Veelvuldig laxeren leidt tot constipatie en zo tot de vicieuze cirkel van steeds meer laxeren.

Meer info

Lichamelijke gevolgen van eetbuien en purgeergedrag: (onderdeel uit stappenplan rond detectie en somatische opvolging van eetstoornissen)

Materialen

Infofiche eetstoornissen in de praktijk – huisarts

Samenvattingsfiche bij de medische diagnostiek uit het stappenplan eetstoornissen voor de huisarts.

Infofiche

– 267 KB

Belangrijkste referenties arrow

GGZ Standaarden (2017). Zorgstandaard eetstoornissen. Beschikbaar via www.ggzstandaarden.nl

Hay, P., Chinn, D., Forbes, D., Madden, S., Newton, R., Sugenor, L., . . . Ward, W. (2014). Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists clinical practice guidelines for the treatment of eating disorders. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 48, 977-1008.

Rosen, D. S. (2010). Clinical report: Identification and management of eating disorders in children and adolescents. Pediatrics, 126, 1240-1253.

Thornton, L., Watson, H., Jangmo, A., Welch, E., Wiklund, C., von Hausswolff-Juhlin, Y., Norring, C., Herman, B., Larsson, H., & Bulik, C. (2017). Binge-eating disorder in the Swedish national registers: Somatic comorbidity. International Journal of Eating Disorders, 50, 58-65.

Walsh, J. M., Wheat, M. E., & Freund, K. (2000). Detection, evaluation, and treatment of eating disorders: The role of the primary care physician. Journal of General Internal Medicine, 15, 577-590.

Trimbos-instituut (2008). Multidisciplinaire Richtlijn Eetstoornissen – Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van eetstoornissen. Utrecht: Trimbos-instituut.

Walsh, J. M., Wheat, M. E., & Freund, K. (2000). Detection, evaluation, and treatment of eating disorders: The role of the primary care physician. Journal of General Internal Medicine, 15, 577-590.