Basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen bij kinderen
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de preventie en aanpak van eetproblemen en gewichtsproblemen bij kinderen.
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de preventie en aanpak van eetproblemen en gewichtsproblemen bij kinderen.
Gezien verstoord eetgedrag kan leiden tot overgewicht of ondergewicht, starten we met het in kaart brengen van factoren die een rol spelen in verstoord eetgedrag. Deze factoren vormen dus ook risicofactoren voor gewichtsproblemen. We focussen hier op psychologische modellen. Uiteraard zijn er ook biologische factoren die eetgedrag kunnen beïnvloeden, bv. hormonale processen in eetlust. Deze komen aan bod bij de bespreking van overgewicht en ondergewicht (zie ‘Overgewicht’ en ‘Ondergewicht’).
Verschillende van de factoren die een rol spelen in verstoord eetgedrag, vinden hun tegenpool in eetcompetenties: genoeg, gestructureerd, gevarieerd en gezellig eten. Deze competenties hebben betrekking op het evenwicht vinden tussen een zekere mate van controle over ons eetgedrag, zonder dat deze controle krampachtig wordt. Dit verklaart waarom we in de preventie van verstoord eetgedrag en in het stimuleren van een normale ontwikkeling inzetten op deze competenties (zie ‘Aanpak’ bij Inleiding).
Naast honger en verzadiging zijn er psychologische redenen om te eten (Braet et al., 2014; Van Strien & Bazelier, 2007).
Wanneer emotioneel eten een rol speelt, wordt eten gebruikt om spanning te verminderen en negatieve gevoelens te verminderen. Het is daarom een vorm van palliatieve coping (afleiding zoeken en zich met andere dingen bezighouden om niet aan het probleem te hoeven denken; proberen zich wat prettiger te voelen door te eten). Deze eetstijl komt vaak voor bij kinderen en jongeren met overgewicht.
Extern eten speelt ook vaak een rol bij kinderen en jongeren met overgewicht. Lekker eten in de omgeving trekt sneller hun aandacht en het is moeilijker om de drang om te eten te weerstaan. Wanneer het eten goed smaakt is ook de portiegrootte beperken een uitdaging. Dit vormt bijvoorbeeld een uitdaging voor de eetcompetentie om genoeg te eten – niet te weinig, maar ook niet te veel. In het algemeen komt deze eetstijl het meest voor in de kindertijd, in vergelijking met de andere eetstijlen (Van Strien & Bazelier, 2007).
Lijngericht eten is een streng onevenwichtig dieet volgen met de focus op gewichtsverlies. Lijngedrag is niet vol te houden gedurende het hele leven omdat er vaak te weinig calorieën worden opgenomen. Vaak ontzeggen lijners zich ‘verboden voedsel’, wat op termijn kan leiden tot het meer aantrekkelijk worden van deze voedingsmiddelen. Langdurig lijnen kan zelfs eetbuien uitlokken door de grote honger die ontstaat. Zo is ongezond lijngedrag een risicofactor voor eetstoornissen. Ongeveer 9% van de jongeren met obesitas ontwikkelt boulimia nervosa na pogingen om hun gewicht te controleren (Fairburn et al., 1997).
Ook leerprocessen spelen een rol in het aanleren van eetgedrag. Een bekend voorbeeld is het koppelen van TV-kijken aan eten. Je gaat voor de tv zitten en krijgt al zin/honger om iets te eten door conditionering. De TV is dan een signaal dat er eten zal komen, ook al heb je in principe geen honger (Francis & Birch, 2006). Ook moeten kinderen fruit en groenten leren eten. Een nieuw voedingsmiddel durven proeven of lekker vinden gaat niet vanzelf. Gemiddeld duurt het 10 proefbeurten voordat het kind iets nieuws zal lusten. Ouders mogen niet te snel opgeven hun kinderen te stimuleren deze neofobie te overwinnen (Anzman-Frasca et al., 2012). Ook controlerende reacties van (bezorgde) ouders op het eetgedrag of de gewichtsevolutie van hun kind, en de eigen eetstijl van de ouders, kunnen het eetgedrag en de eetstijl beïnvloeden (Van Strien & Bazelier, 2007).
Kinderen die zeer beloningsgevoelig zijn, zijn ook gevoelig voor ‘lekker eten’. Voor hen is het veel moeilijker om hun leefstijl aan te passen. Maar dit persoonlijkheidskenmerk kan ook op een positieve manier aangesproken worden. Deze kinderen zijn ook gevoeliger voor kleine beloningen zoals stickers, complimentjes… wat een troef kan zijn in de opvoeding en behandeling (Vandeweghe et al., 2016).
Onderzoek toont aan dat de relatie tussen gewicht en beloningsgevoeligheid curvilineair is: hoge beloningsgevoeligheid kan leiden tot overeten en gewichtstoename bij personen met een normaal gewicht. De overmatige voedselinname kan echter teweegbrengen dat er na verloop van tijd minder dopamine vrijkomt (beloningsdeficiëntie), wat overeten uitlokt als een vorm van zelfmedicatie, en waardoor obesitas ontwikkeld wordt. Deze bevindingen impliceren dat het uiterst belangrijk is om de inname van voedsel met een hoge beloningswaarde (rijk aan suiker, zout en vet) te verminderen om de afname in beloningsgevoeligheid tegen te gaan en het risico op gewichtstoename te verminderen (Verbeken et al., 2012).
ADHD komt voor in 2,5% à 5% van de bevolking en wordt gekenmerkt door onder meer impulsiviteit en onoplettendheid. Dit kan zich uiten in eetbuien en in een onregelmatige eetstructuur (maaltijden overslaan door gebrek aan planning of onvoldoende aandacht hiervoor), welke kunnen leiden tot overgewicht of obesitas. ADHD kan ook gepaard gaan met een verstoord slaap-waak-ritme, en slaaptekort wordt gelinkt aan een verstoorde regulatie van eetlust. Verschillende kenmerken van ADHD maken de jongere dus ook kwetsbaarder om obesitas te ontwikkelen.
We zien dan ook dat jongeren met ADHD 40% meer relatieve kans hebben om obesitas te hebben dan jongeren zonder ADHD (10,3% van de jongeren met ADHD versus 7,4% van de jongeren zonder ADHD). Bij volwassenen loopt het risico zelfs op tot een verhoging met 70% (28,2 % van de volwassenen met ADHD versus 16,4% van de volwassenen zonder ADHD). Verder zien we ook een dosis-responsrelatie tussen ADHD en obesitas. De kans om ADHD te hebben, neemt toe naarmate de BMI hoger is (Cortese et al., 2016, Kooij, 2016).
De gedragskenmerken bij ADHD en obesitas kunnen gerelateerd zijn aan verslavingsgedrag. Verstoringen in de neurotransmitter dopamine spelen een belangrijke rol in ADHD, obesitas en verslaving. Beeldvormingsstudies tonen een drietal neurobiologische mechanismen in ADHD, verstoord eetgedrag en obesitas. Deze hebben te maken met (1) responsinhibitie, (2) beloningsprocessen, en (3) emotieregulatie. Recent onderzoek richt zich bovendien op de relatie tussen slaapkwaliteit bij een verstoord circadiaans ritme, melatonine en hormonen die de eetlust reguleren (Kooij, 2016).
Hoewel er bidirectionele verklaringen zijn voor de relatie tussen ADHD en obesitas, zijn er indicaties dat ADHD-symptomen het ontstaan van obesitas in de toekomst voorspellen. De impulsieve kenmerken en het aandachttekort vormen hierbij een mogelijke verklaring. Daarnaast kunnen beide aandoeningen verklaard worden door gedeelde biologische risicofactoren, zoals dopaminerge dysfuncties die de beloningsgevoeligheid beïnvloeden. Tot slot moeten we er ook rekening mee houden dat slaaptekort (bv. door ademhalingsproblemen bij obesitas) ook hyperactiviteit kan veroorzaken bij kinderen, wat een ADHD-achtig beeld kan geven (Cortese et al., 2016).
Tot slot dient vermeld te worden dat medicatie bij ADHD een impact kan hebben op de eetlust. Zo werkt Methylfenidaat (Rilatine) eetlustremmend, wat dan weer het risico op ondergewicht en verstoorde groei kan verhogen (Graham et al., 2011).
Bij kinderen met een autismespectrumstoornis is leren eten nog een grotere uitdaging. Iets nieuws leren, prikkels verwerken en informatie afleiden uit de omgeving, allemaal vaardigheden die belangrijk zijn bij het (leren) eten, zijn vaak moeilijk bij autisme. Selectief eetgedrag, waarbij slechts een beperkt gamma voedingsmiddelen aanvaard wordt, komt vijf keer zo vaak voor bij kinderen met ASS dan bij kinderen die een normale ontwikkeling doormaken (Tanner et al., 2015). Dit is vaak gelinkt aan een strak prototype rond hoe voedsel eruit moet zien, of aan atypische prikkelgevoeligheid, inclusief voedselprikkels zoals geur, smaak en textuur van voedsel. Heel wat kinderen met ASS vertonen dan ook een verhoogde neofobie en zijn erg selectief of kieskeurig in het voedsel dat ze aanvaarden. Selectief eetgedrag maakt kinderen zowel kwetsbaar voor ondergewicht als voor overgewicht.
Je kan een kind met autisme helpen door rekening te houden met de zintuigelijke prikkelgevoeligheid van het kind en door te verhelderen en verduidelijken wat precies verwacht wordt van het kind. Dit kan al spelenderwijs, waarbij de sociale regels rond beleefd eetgedrag tijdelijk op de achtergrond mogen blijven. Wanneer het kind op medisch vlak gezond is en sociaal gezien niet door de mand hoeft te vallen, is een mooi doel bereikt.
Daarnaast kan medicatiegebruik om het gedrag van kinderen met autisme te reguleren een impact hebben op het gewicht of de eetlust (hoge of lager). Bepaalde genetisch afwijkingen die gepaard kunnen gaan met autisme, vormen een bijkomende kwetsbaarheid voor overgewicht. Een andere gedeelde risicofactor tussen ASS en obesitas zijn slaapproblemen. Heel wat kinderen met ASS hebben minder goede slaapkwaliteit, en dit blijkt geassocieerd met een hogere prevalentie van overgewicht en obesitas bij deze subgroep. Deelname aan gezinsmaaltijden en aan fysieke activiteit, wat beschermende factoren zijn, is ook minder evident bij kinderen met ASS (Zuckerman et al., 2014).
ASS (en ASS-trekken) worden ook gelinkt aan anorexia nervosa. ASS komt vaker voor bij (volwassen) patiënten met eetstoornissen. ASS lijkt een rol te spelen in therapieresistentie. Een comorbiditeit die al op jongere leeftijd aanwezig is, zorgt ervoor dat de eetstoornis blijft bestaan, waardoor bij volwassen patiënten een beduidend hogere prevalentie van ASS wordt gevonden bij patiënten met AN. ASS wordt dan ook gelinkt aan langdurige eetstoornissen (Huke et al., 2013).
Eetproblemen komen vaker voor bij personen met een mentale beperking. Deze kunnen gepaard gaan met overgewicht of ondergewicht (Hove et al., 2004; Maïano et al., 2016). Bij personen met een lichte mentale beperking zien we een hogere prevalentie van obesitas. Dit wordt gelinkt aan onder meer een minder goede zelfcontrole rond (a) de hoeveelheid voedsel die gegeten wordt, (b) de eetsnelheid en (c) het maken van evenwichtige voedselkeuzes. Ondanks deze minder goede zelfcontrole hebben zij echter een hogere mate van zelfstandigheid rond eten en voedselkeuzes in vergelijking met personen met een ernstige mentale beperking. Bij personen met een ernstige mentale beperking komt voedselweigering dan weer vaker voor, en is er een hogere prevalentie van ondergewicht. Andere factoren die een rol spelen bij deze populatie zijn medische comorbiditeiten, gedragsproblemen en slikproblemen die het eetproces bemoeilijken of onaangenaam maken (Hove, 2004).
Kinderen en jongeren met een mentale beperking delen de risicofactoren met normaal ontwikkelende leeftijdsgenoten, en hebben daarboven bijkomende risicofactoren: het nemen van psychotrope medicatie of het krijgen van voedselbeloningen om hun gedrag te reguleren, comorbiditeit tussen mentale en fysieke beperkingen waardoor ook de bewegingscapaciteiten beperkt zijn, en prioritering van andere problemen/comorbiditeiten boven het gewichtsprobleem (Grondhuis & Aman, 2014). Daarnaast zijn er ook een aantal genetische syndromen die gepaard gaan met mentale beperking en typisch gelinkt worden aan een verhoogd risico op obesitas, zoals Down-syndroom, Prader-Willi-syndroom en Angelmansyndroom (BASO, 2020). Ook komen pica, ruminatie en ander verstoord eetgedrag vaker voor bij personen met een mentale beperking (Fields et al., 2021; Hartmann et al., 2012; Hove, 2007).
Ook een aantal emotionele/psychiatrische problemen kunnen verandering in eetgedrag met zich meebrengen, zoals depressie en angst. Vaak wordt er aan het eetprobleem weinig aandacht geschonken omdat men het een bijkomstig probleem acht en het slechts als een ‘secundair symptoom’ beschouwt. Toch kan het verstoorde eetgedrag tot een volwaardig eetstoornisbeeld ontwikkelen (Drieberg et al., 2019; Herpertz-Dahlmann , 2015; Swinbourne et al., 2012, Puccio et al., 2016).
Meer info
Normale ontwikkeling van eetgedrag
ASS, eetproblemen en eetstoornissen
Psychologische benadering van eetgedrag bij kinderen met overgewicht: artikel
Risicoprofiel bij eet- en gewichtsproblemen
Infofiche eetproblemen en gewichtsproblemen – risicoprofiel
Factoren die een risicoproces op gang kunnen brengen en beschermende factoren.
Infofiche
– 566 KB
Infofiche overgewicht screening eetstijlen kinderen
Infofiche rond screening eetstijlen bij kinderen met overgewicht.
Infofiche
– 94 KB
Infofiche eetproblemen en autisme – in de zorg
Tools voor zorgverleners bij eetproblemen en autisme.
Infofiche
– 444 KB
Belangrijkste referenties
Anzman-Frasca, S., Savage, J. S., Marini, M. E., Fisher, J. O. & Birch, L. L. (2012). Repeated exposure and associative conditioning promote preschool children’s liking of vegetables. Appetite, 58, 543-553.
Braet, C., O’Malley, G., Weghuber, D., Vania, A., Erhardt, E., Nowicka, P., Mazur, A., Frelut, M. L., Ardelt-Gattinger, E. (2014). The assessment of eating behavior in children who are obese: a psychological approach. A position paper from the European childhood obesity group. Obesity Facts, 7, 153-64.
Cortese, S., Moreira-Maia, C., St. Fleur, D., Morcillo-Penalver, C., Rohde, L., & Faraone, S. (2016). Association between ADHD and Obesity: A systematic review and meta-analysis. American Journal of Psychiatry, 173, 34-42.
Drieberg, H., McEvoy, P. M., Hoiles, K. J., Shu, C. Y., & Egan, S. J. (2019). An examination of direct, indirect and reciprocal relationships between perfectionism, eating disorder symptoms, anxiety, and depression in children and adolescents with eating disorders. Eating Behaviors, 32, 53–59. https://doi.org/10.1016/j.eatbeh.2018.12.002
Fairburn, C., Welch, S., Doll, H., Davies, B., & O’Connor, M. (1997). Risk factors for bulimia nervosa: A community-based case-control study. Archives of General Psychiatry, 54, 509-517.
Fields, V. L., Soke, G. N., Reynolds, A., Tian, L. H., Wiggins, L., Maenner, M., DiGuiseppi, C., Kral, T., Hightshoe, K., & Schieve, L. A. (2021). Pica, Autism, and Other Disabilities. Pediatrics, 147(2), e20200462. https://doi.org/10.1542/peds.2020-0462
Francis, L. A., & Birch, L. L. (2006). Does eating during television viewing affect preschool children’s intake? Journal of the American Dietetic Association, 106, 598-600.
Graham, J., Banaschewski, T., Buitelaar, J., Coghill, D., Danckaerts, M., Dittmann, R. W., Döpfner, M., Hamilton, R., Hollis, C., Holtmann, M., Hulpke-Wette, M., Lecendreux, M., Rosenthal, E., Rothenberger, A., Santosh, P., Sergeant, J., Simonoff, E., Sonuga-Barke, E., Wong, I. C., Zuddas, A., … European Guidelines Group (2011). European guidelines on managing adverse effects of medication for ADHD. European Child & Adolescent Psychiatry, 20, 17–37. https://doi.org/10.1007/s00787-010-0140-6
Grondhuis, S. N., & Aman, M. G. (2014). Overweight and obesity in youth with developmental disabilities: a call to action. Journal of intellectual disability research : JIDR, 58(9), 787–799. https://doi.org/10.1111/jir.12090
Hartmann, A. S., Becker, A. E., Hampton, C., & Bryant-Waugh, R. (2012). Pica and rumination disorder in DSM-5. Psychiatric Annals, 42(11), 426-430. doi:http://dx.doi.org.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/10.3928/00485713-20121105-09
Herpertz-Dahlmann B. (2015). Adolescent eating disorders: update on definitions, symptomatology, epidemiology, and comorbidity. Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 24(1), 177–196. https://doi.org/10.1016/j.chc.2014.08.003
Hove, O. (2004). Weight survey on adult persons with mental retardation living in the community. Research in Developmental Disabilities, 25, 9-17.
Hove, O. (2007). Survey on dysfunctional eating behavior in adult persons with intellectual disability living in the community. Research in Developmental Disabilities, 28, 1-8.
Huke, V., Turk, J., Saeidi, S., Kent, A. & Morgan, J. (2013). Autism spectrum disorders in eating disorder populations: A systematic review. European Eating Disorders Review, 21, 345-351.
Maïano, C., Hue, O., Morin, A. J., & Moullec, G. (2016). Prevalence of overweight and obesity among children and adolescents with intellectual disabilities: a systematic review and meta-analysis. Obesity reviews : an official journal of the International Association for the Study of Obesity, 17(7), 599–611. https://doi.org/10.1111/obr.12408
Puccio, F., Fuller-Tyszkiewicz, M., Ong, D. & Krug, I. (2016). A systematic review and meta-analysis on the longitudinal relationship between eating pathology and depression. International Journal of Eating Disorders, 49, 439-454.
Swinbourne, J., Hunt, C., Abbott, M., Russell, J., St Clare, T., & Touyz, S. (2012). The comorbidity between eating disorders and anxiety disorders: Prevalence in an eating disorder sample and anxiety disorder sample. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 46, 118-131.
Kooij, S. (2016). ADHD and obesity. American Journal of Psychiatry, 173, 1-2.
Tanner, K., Case-Smith, J., Nahikian-Nelms, M., Ratliff-Schaub, K., Spees, C. & Darragh, A. (2015). Behavioral and physiological factors associated with selective eating in children with autism spectrum disorder. American Journal of Occupational Therapy, 69, 1-8.
Vandeweghe, L., Verbeken, S., Moens, E., Vervoort, L., & Braet, C. (2016). Strategies to improve the Willingness to Taste: The moderating role of children’s Reward Sensitivity. Appetite, 103, 344–352. https://doi.org/10.1016/j.appet.2016.04.017
Van Strien, T., & Bazelier, F. G. (2007). Perceived parental control of food intake is related to external, restrained and emotional eating in 7-12-year-old boys and girls. Appetite, 49, 618–625. https://doi.org/10.1016/j.appet.2007.03.227
Verbeken, S., Braet, C., Lammertyn, J., Goossens, L., & Moens, E. (2012). How is reward sensitivity related to bodyweight in children? Appetite, 58, 478-483.
Zuckerman, K. E., Hill, A. P., Guion, K., Voltolina, L. & Fombonne, E. (2014). Overweight and obesity: Prevalence and correlates in a large clinical sample of children with autism spectrum disorder. Journal of Autism and Developmental Disorders, 44, 1708-1719.