Stappenplan overgewicht en obesitas bij volwassenen – diëtist
Het is belangrijk om na te gaan of de patiënt wel degelijk verandering wil, wat de verwachtingen zijn en hoeveel zelfvertrouwen de patiënt hiervoor heeft [bron].
De aanpak van gewichtsproblemen vergt immers een grote inzet van de patiënt aangezien leefstijlveranderingen de sleutel zijn tot succes. Patiënten met overgewicht en obesitas blijken vaak niet voldoende gemotiveerd voor behandeling. Vaak hoort men “we zijn allemaal dik: er is niets aan te doen”. Schaamte over hun eetgedrag weerhoudt hen er vaak van hulp te zoeken of hun klachten rechtstreeks te uiten. Ook de motivatie, steun en gedragsverandering van de omgeving (vb. partner) is van belang.
Uit studies blijkt dat het type motivatie een sleutelfactor is in het succes van een dieet. Wie zich vooral richt op de eigen gezondheid en persoonlijk achter het dieet staat, blijkt meer gezonde eetgewoontes te vertonen. Personen die zich vooral op het uiterlijk focussen of zich onder druk gezet voelen om te diëten, blijken vaker de controle over het eetgedrag te verliezen en vaker te piekeren over gewicht en eetgewoontes. Bovendien bestaat dan het risico om bij te komen en meer verstoord eetgedrag te vertonen dan voor het dieet. Personen met overgewicht, voelen zich vaker onder druk gezet om hun eetgewoontes bij te schaven en zijn dus een risicogroep [bronnen].
Om de patiënt tot verandering te motiveren, is het van belang de aanpak aan te passen aan het motivationele stadium waarin de patiënt zich bevindt. Het komt erop neer de patiënt mee te helpen evolueren naar een meer actieve fase van gedragsverandering. Dit motivationeel proces kan verschillende consultaties vergen.
Veranderingscirkel
Verandering van gezondheidsgedrag verloopt over verschillende stadia:
De patiënt kan terugvallen naar elk stadium in de veranderingscirkel. Afhankelijk van het stadium waarin de patiënt zich bevindt, zijn andere informatie en interventies nodig [bronnen]. Interventies op maat (“tailored interventions”) op basis van het motivatiestadium zijn efficiënter en effectiever dan algemene interventies [bron].
Gedragingen en opvattingen in de verschillende motivatiefasen
Belangrijk bij het bepalen van de motivatie is dat de diëtist zich focust op een gedrag. Gewicht of gewichtsverlies is geen gedrag en dus geen goed thema om naar motivatie te peilen. De vraag is dus niet of de patiënt bereid is om te vermageren, maar welke bestaande gewoontes hij/zij bereid is om te veranderen.
De Zelfdeterminatietheorie geeft belangrijke handvatten voor hoe de diëtist de motivatie kan versterken. Binnen deze theorie wordt gedeeltelijk afgestapt van de vraag hoe sterk iemand gemotiveerd is (de kwantiteit van de motivatie). Men veronderstelt dat deze minder belangrijk is voor (het volhouden van) gedragsverandering dan de kwaliteit van de motivatie. De kwaliteit van de motivatie wordt uitgedrukt op een schaal gaande van gecontroleerde motieven (“moeten”) tot motieven die meer autonoom van aard zijn (“willen”). Bij gecontroleerde motieven gaat het uitvoeren van een activiteit gepaard met een gevoel van druk. De druk kan daarbij van buitenaf komen, zoals wanneer mensen door vrienden, partner, ouders of hulpverleners onder druk gezet worden om hun eetgedrag te reguleren. De druk kan echter ook van binnenuit komen, waarbij personen hun eetgedrag reguleren om gevoelens van schaamte of schuld te vermijden of om hun zelfwaarde op te krikken. Daartegenover staan meer autonome motieven, waarbij de activiteit eerder uitgevoerd wordt met een gevoel van keuze. Zo kan men gezonder eten omdat men plezier beleeft aan het koken van gezonde maaltijden of omdat men het belangrijk vindt om gezond te leven [bron].
Motivatie die voortvloeit uit verplichting en druk zal de patiënt slechts kortstondig aanmoedigen om het gezonde gedrag te stellen, namelijk zolang de druk aanwezig blijft. De kans is tevens ook klein dat het gezonde gedrag wordt gesteld in situaties waar de druk ontbreekt. Motivatie die voortvloeit uit persoonlijke overtuiging en keuze zal de patiënt daarentegen langdurig en over verschillende situaties heen aanzetten om er een gezonde leefstijl op na te houden, de patiënt heeft het belang van de gedragsverandering immers aanvaard.
Daarnaast blijkt dat de redenen waarom men gedragsverandering stelt invloed hebben op de mate waarin er verstoord eetgedrag optreedt. Personen die zich op het uiterlijk focussen vertonen vaker verstoord eetgedrag en verliezen meer de controle over hun eten dan personen die gedragsverandering stellen in het kader van een betere gezondheid [bron].
Volgens de Zelfdeterminatietheorie hebben mensen drie psychologische basisbehoeften, namelijk de nood aan autonomie, de nood aan verbondenheid en de nood aan competentie. Door als diëtist in te spelen op deze noden vergroot men de kwaliteit van de eigen autonome motivatie van patiënten. Frustratie van deze basisnoden leidt meestal naar nog meer symptoomgedrag. Dit gebeurt wanneer de patiënt het gevoel heeft onder druk te staan, te falen of geïsoleerd te zijn in het doorvoeren van de leefstijlveranderingen.
Door middel van korte interventies kan de diëtist de motivatie van de patiënt in kaart brengen en hem of haar stimuleren om verantwoordelijkheid op te nemen in het eigen zorgtraject [bronnen].
Enkele centrale vragen:
Bij het peilen naar de motivatie is het belangrijk te focussen op gedrag. Gewichtstoename of gewichtsverlies is geen gedrag en dus geen goed thema om de motivatie tot gedragsverandering in kaart te brengen. Bij voorkeur worden de voorbeeldvragen in verband met veranderingen in leefstijl specifieker opgesplitst in concreet gedrag zoals meer bewegen, ontbijten, minder (zittend) tv kijken, … Dit zijn immers concrete doelstellingen die een duidelijke verandering in gedrag weergeven. Bijvoorbeeld: “Hoe belangrijk vindt u het om elke dag te ontbijten?”, “Als u zou beslissen om elke dag te ontbijten, wat is er dan nodig om hierin te slagen?”, “Welke factoren vormen voor u een hindernis om elke dag te ontbijten?”,…
Met behulp van motiverende gespreksvoering [bron] kan de diëtist patiënten ‘gidsen’ bij het zoeken naar gewenste veranderstappen. Deze gespreksstijl houdt het midden tussen sturen en volgen, en is geënt op 4 basiswaarden:
Motiverende gespreksvoering gebeurt via 4 processen die sequentieel verlopen, maar niet zonder elkaar kunnen en op elkaar verder bouwen:
Deze processen vragen een flexibele en strategische inzet van gespreksvaardigheden:
Voorts is er een specifieke techniek voor het geven van informatie en psycho-educatie: