Kinderen met obesitas hebben medische ondersteuning nodig. Indien zij niet adequaat behandeld worden, hebben ze een verhoogd risico om als adolescent cardiovasculaire en metabole problemen te ontwikkelen, en ook als volwassene obesitas en comorbiditeiten te hebben. Kinderen met obesitas hebben vaak vage klachten (bv. kortademigheid, pijn) en komen hierdoor meestal niet onmiddellijk in de hulpverlening terecht.
Deze figuur uit The Lancet [41] geeft een mooi overzicht:
Figuur 1. Complicaties van kinderobesitas (Complications of childhood obesity; Ebbeling et al., 2002).
Vetweefsel is meer dan een opslagplaats van vetcellen, het scheidt actieve stoffen (adipokines) af die o.m. metabole processen beïnvloeden (bv. adiponectine beïnvloedt insulinegevoeligheid), en de eetlust sturen (bv. leptine) etc. [42, 43]. Vetweefsel beïnvloedt ook de omzetting van cortisone in cortisol, het stresshormoon, dat op zijn beurt de vetcellen terug beïnvloedt [44].
Obesitas gaat gepaard met een ontstekingsreactie in het lichaam (bv. CRP verhoging, urinezuur verhoging). Chronische inflammatoire reacties spelen een centrale rol in het voorkomen van astma, diabetes type 1 en 2, en leververvetting op kinderleeftijd, gewrichtsproblemen, een verhoogd risico op Multiple Sclerose vanaf de adolescentie, en op kanker op volwassen leeftijd [43]. Heel wat gevolgen van obesitas kunnen dus in verband gebracht worden met deze adipokines. Vetweefsel heeft dan ook eigenschappen van een orgaan [42].
Kinderen met obesitas kunnen slaapapneu ontwikkelen, wat vermoeidheidsklachten en hoofdpijn (bij het ontwaken) geeft en kan ontaarden in pulmonale hypertensie. Slaapapneu heeft ook heel wat gevolgen voor het welzijn en de ontwikkeling van het kind, zoals aandachts- ,geheugen- en gedragsproblemen [13, 45].
Cardiovasculair is er vaker sprake van dyslipidemie, verhoogde bloeddruk (eerst systolisch/bovendruk, later ook diastolisch/onderdruk), en verhoogde ontstekingswaarden in het bloed [46]. Hoofdpijnklachten en wazig zicht bij kinderen met obesitas kunnen symptomen zijn van overdruk in de hersenen ( [47]).
Op gastro-intestinaal vlak komt gastro-oesofagale refluxziekte (GERD) vaak voor en vormen galstenen en leververvetting risico’s die onmiddellijke behandeling vragen [48, 49]. Leververvetting is frequent bij kinderen met obesitas, komt vaker voor bij jongens met obesitas dan bij meisjes en kan, indien niet tijdig behandeld, leiden tot onomkeerbare levercirrose [49, 43].
Endocrien komen kinderen met obesitas vroeger in de puberteit en hebben meisjes een verhoogd risico op het poly-cystisch ovariumsyndroom (PCOS) en jongens op hypogonadisme met implicaties voor latere vruchtbaarheid [50].
Daarnaast ontwikkelen kinderen met obesitas vaker insulineresistentie, een omkeerbare voorloper van diabetes type 2. De nuchtere bloedsuikerwaarden zijn hierbij nog normaal, maar de orale glucosetolerantietest (OGTT) is verstoord. Een hoge productie van insuline kan gepaard gaan met donkere pigmentvlakken in huidplooien (acanthosis nigricans), die vaak blijven bestaan na herstel.
Insulineresistentie speelt ook een rol in het ontstaan van nierproblemen [51, 52, 53, 46] ;. Kinderen met overgewicht en obesitas kampen ook vaker met bedplassen [13]. Overgewicht zorgt voor extra druk op de bekkenbodemspieren en blaas, wat de functionele blaascapaciteit vermindert. Daarnaast kunnen ook psychologische stress, hyperglycemie, hormonale verstoringen (bv. in antidiuretisch hormoon) en slaapapneu een rol spelen in de verhoogde prevalentie van bedplassen bij overgewicht en obesitas [54].
Musculoskeletaal is er vaker sprake van X-benen, en problemen met het heupgewricht (vooral bij meisjes).
In een Belgische studie (Vlaanderen) van Bervoets & Massa (2016) bij 156 kinderen tussen 10 en 18 jaar met obesitas vinden we verder volgende prevalenties van cardiometabole risico’s bij kinderen en jongeren met obesitas die behandeling zoeken voor hun gewichtsprobleem [55]:
De consensustekst van de BASO (2020) rapporteert volgende prevalentiecijfers voor frequente medische aandoeningen bij kinderen met obesitas [13]:
Eetbuien kunnen maag- en darmklachten veroorzaken, zoals een opgeblazen gevoel, buikpijn, maagzweren en zweren van de dunne darm. Ook de speekselklieren kunnen beschadigd geraken, en de slokdarm kan ontsteken. Eetbuien kunnen gewichtstoename en gewichtsgerelateerde risico’s met zich meebrengen. Maar, eetbuien op zich, los van gewicht, verstoren reeds de vet- en suikerwaarden in het bloed en geven een verhoogd risico op diabetes en hart- en vaatziekten.
Er wordt in het algemeen een onderscheid gemaakt tussen 3 vormen van purgeergedrag: braken, misbruik van laxeermiddelen en misbruik van diuretica.
Meer info
Lichamelijke gevolgen van eetbuien en purgeergedrag (onderdeel uit stappenplan rond detectie en somatische opvolging van eetstoornissen)
Ondanks de vele risico’s en de nood aan preventie en tijdige behandeling, mogen we er niet vanuitgaan dat een kind met overgewicht per definitie een ongezonde leefstijl heeft of in een slechts gezondheidstoestand verkeert (zie Overgewicht, per definitie een probleem?).
Ook bij kinderen is een ruimere inschatting van de gezondheid aan de orde.
Onderzoek van Kakon et al. (2019) bij 299 adolescenten tussen 14 en 18 jaar met overgewicht of obesitas (93% had obesitas) toonde aan dat BMI-percentiel niet gerelateerd was aan levenskwaliteit, maar EOSS-stadium wel: een hoger EOSS-stadium ging gepaard met een lagere levenskwaliteit [56].
Ook buiten onderzoek naar de EOSS wordt ondersteuning gevonden voor de idee dat gezondheid ruimer benaderd moet worden dan de focus op gewicht, en dat ook kinderen met overgewicht een goede gezondheid kunnen hebben. Zo bleek uit een studie van Martinez-Vizcaino et al. (2021) bij 507 kinderen tussen 9 en 11 jaar, dat cardio-respiratoire fitheid belangrijker is dan BMI of vetpercentage in de voorspelling van “gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit” (Health-related Quality of Life), zowel wat fysieke als psychologische aspecten van levenskwaliteit betreft. Ze onderscheidden vier clusters op basis van gewicht en fysieke fitheid [57]:
De kinderen uit clusters (3) en (4) met goede fysieke fitheid rapporteerden een betere gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit dan de kinderen uit cluster (1) en (2) met lage fysieke fitheid. De onderzoekers pleiten dan ook voor het inzetten van strategieën om fysieke fitheid te verbeteren, om zo ook de gezondheidsrisico’s van overgewicht bij kinderen te verminderen. Uit de Europese IDEFICS studie (IDentification and prevention of dietary and lifestyle induced health EFfects In Children and infantS) blijkt verder dat fysieke fitheid een belangrijke voorspeller is voor cardio-metabool risico bij kinderen (een combinatie van middelomtrek, cholesterol en insulineresisitentie), ook na controle voor BMI [58].
Uit een review van Vukovic et al. (2019) rond kinderen en jongeren met overgewicht blijkt dat de prevalentie van overgewicht en obesitas met een goede metabole gezondheid sterk varieert tussen studies, met schattingen van 3 tot 87%, afhankelijk van de definitie [59]. ‘Metabool gezonde obesitas’ (MGO) heeft dan ook verschillende definities die schattingen bemoeilijken. Gezien deze schatting zo breed is, geven we enkele concrete voorbeelden:
Uit onderzoek van Prince et al. (2014) bij 181 Canadese kinderen tussen 8 en 17 jaar met overgewicht of obesitas (leeftijds- en geslachtsspecifieke BMI ≥ p85, of ongeveer 1SD boven p50) die behandeling zochten voor hun gewichtsprobleem bleek dat [60]:
Een studie uit België (Vlaanderen) van Bervoets en Massa (2016) [55] bij 156 kinderen tussen 10 en 18 jaar met obesitas (klasse I tot III; de BMI van de kinderen lag gemiddeld 3 SD boven p50) die behandeling zochten voor hun gewichtsprobleem bleek dat
In 2018 werden door Damanhoury et al. (2018) volgende criteria voorgesteld om te spreken over kinderen met obesitas die metabool gezond zijn [61, 59]:
Jammer genoeg wordt geen bijkomende analyse gedaan van de prevalentie van metabool gezonde obesitas op basis van de voorgestelde criteria. De cardiometabole criteria in de studie van Bervoets & Massa (2016) bij kinderen met obesitas, voldoet wel aan de criteria voorgesteld door Damanhoury et al. (2018) [55, 61]. Daaruit zouden we dus kunnen schatten dat in België 18.6% van de kinderen met obesitas die hulp zoeken, metabool gezond is.
Predictoren van metabool gezonde obesitas zijn o.m. jongere leeftijd, biometrische kenmerken (lagere middelomtrek, lagere gestandaardiseerde BMI (i.e. rekening houdend met leeftijd en geslacht), lager vetpercentage, hogere spiermassa), leefstijlfactoren (gezond eet- en beweeggedrag en voldoende slaap) en sociaal-economische factoren (hogere SES) [59].
Opgelet: metabole gezondheid is niet noodzakelijk een stabiele toestand: kinderen en jongeren met obesitas die metabool gezond zijn, kunnen nog steeds evolueren naar een ongezonde metabole toestand. Vukovic et al. (2019) benadrukken in hun review dat alle kinderen en jongeren met obesitas baat kunnen hebben bij vroegdetectie en behandeling van overgewicht [59]. Mogelijk kan via een stabilisatie in de gewichtstoestand of een licht gewichtsverlies de evolutie naar een metabool ongezonde toestand worden vermeden. Vukovic et al. (2019) geven aan dat de mogelijkheid bestaat dat kinderen en jongeren met obesitas die in goede metabole gezondheid zijn aan een minder frequente of minder intensieve behandeling voldoende hebben, maar dat dit nog verder onderzocht moet worden. Intussen zou de aanpak van beide groepen dezelfde moeten blijven [59]. Een gezonde leefstijl promoten blijft de basis van de behandeling, ongeacht de metabole toestand.
Kinderen met overgewicht, in het bijzonder kinderen die terecht komen in de hulpverlening, kampen vaak met emotionele- en gedragsproblemen, zoals angst, depressie en eetstoornissen [62]. Het is dan ook belangrijk om bij kinderen met overgewicht te screenen op angst en depressie [15].
Stigmatisering op basis van uiterlijk speelt een belangrijke rol bij de psychische impact. Door stigma speelt het idee dat het kind zelf verantwoordelijk is voor het (over)gewicht. Deze gedachte leeft zowel bij het kind zelf als op de speelplaats, bij ouders en zelfs bij hulpverleners of leerkrachten [63]. Probeer als hulpverlener dan ook een betrouwbare steun te zijn voor deze kinderen. Het zelfbeeld van kinderen met obesitas is vaak heel laag, ook bij kinderen die (nog) niet in de hulpverlening zitten. Een laag zelfbeeld is een voorspeller van verminderde academische prestaties op latere leeftijd en voor (toename in) het ontwikkelen van eet- en gewichtsproblemen in de toekomst. Daarom is het belangrijk om hier snel iets aan te doen, en ook in het kader van preventie aandacht te besteden aan zelfbeeld [64].
Overgewicht heeft ook een impact op het schools functioneren van kinderen. Verschillende mechanismen kunnen hier een rol spelen: er kan een impact zijn van het overgewicht of eetpatroon op executieve functies [65, 66], slaapproblemen (bv. door obstructieve slaapapneu) kunnen slaperigheid, concentratieproblemen en zelfs hyperactiviteit geven [67], maar ook stigmatisering kan een rol spelen, bijvoorbeeld wanneer leerkrachten minder hoge verwachtingen hebben van kinderen met overgewicht, of wanneer negatieve ervaringen (bv. gewichtsgerelateerd pestgedrag) met leeftijdsgenoten leiden tot een minder sterke band met het schoolse leven [63, 68]
In het algemeen ziet men dat de levenskwaliteit van kinderen met overgewicht en obesitas lager is dan die van kinderen met een normaal gewicht, en dat op diverse domeinen (fysiek, psychologisch, sociaal, schools functioneren, …) [69].
Heel wat psychologische gevolgen van overgewicht zijn ook risicofactoren voor overgewicht. Emotionele problemen kunnen gepaard gaan met emotioneel eten, zelfregulatie komt onder druk te staan, stigma rond de controleerbaarheid van (over)gewicht werkt contraproductief lijngedrag in de hand of vermindert de motivatie om gezond te eten en te bewegen etc. [65, 70].