Herstel en motivatie

De behandeling van eetstoornissen is meestal een langdurig en intensief proces. Het volledig herstelproces duurt verschillende jaren. Een ambulant behandelingstraject (in een CGG) is daar een belangrijk onderdeel van alsook een noodzakelijk onderdeel voor én na een tijdelijke residentiële behandelingsfase. Follow-up gesprekken en hervalpreventie zijn sterk aangewezen.  Recente onderzoeken geven aan dat ongeveer 70% volledig herstelt  [2] [14], maar een volledig herstel, fysiek, psychologisch en sociaal, wordt niet noodzakelijk bereikt op het einde van de behandeling in het CGG, en wel in de periode nadien. Factoren die een gunstige invloed hebben op herstel, zijn snelle en gepaste behandeling na diagnose, vroegtijdige detectie bij adolescenten en goede nazorg [5] [9] [119].

Motivationele processen ter ondersteuning van het therapeutisch proces

Verbondenheid: Aandacht aan de therapeutische relatie

Om drop-out en niet-succesvolle behandeling te voorkomen moet er in de eerste plaats veel aandacht besteed worden aan de therapeutische relatie [74].

Hindernissen zoals het niet eerlijk rapporteren van symptoomgedrag en het zich te afhankelijk opstellen tegenover de therapeut, kunnen de behandeling doen mislukken. Daarom is het belangrijk bij aanvang van de behandeling te investeren in de therapeutische relatie en deze regelmatig te evalueren. Binnen een veilige therapeutische relatie kan “niet altijd eerlijk rapporteren” aan bod komen. Omdat cliënten (zeker met boulimia nervosa en eetbuistoornis), zich vaak schamen en schuldig voelen, kan het moeilijk zijn voor hen om eerlijk en open te zijn over hun gedrag. Maar ook te afhankelijk opstellen kan een groeithema worden. Mede door hun negatief zelfbeeld zijn sommige cliënten geneigd zich te afhankelijk op te stellen tegenover een deskundige therapeut. Cliënten zelfstandig leren omgaan met hun probleem is dus een belangrijke onderdeel van de behandeling.

Competentie: succeservaringen opdoen

Naast veel aandacht besteden aan de therapeutische relatie is het ook om belangrijk hoop op verandering te blijven opwekken. Als cliënten reeds vele jaren onder hun eetstoornis lijden, kunnen ze bij de zoveelste behandeling hopeloos worden en dit kan een risico geven op drop-out. Daarom is het belangrijk dat de therapeut de kwaliteiten van de cliënt blijft benadrukken en alert is voor elke kleine stap die de cliënt in de goede richting zet. De zelfkritische ingesteldheid vormt ook een belangrijke valkuil bij de behandeling. Cliënten kunnen dan te veeleisend zijn en te snel te grote veranderingen verwachten, wat dan de zoveelste ervaring van mislukking uitlokt. De therapie moet er daarom mee voor zorgen dat cliënten nieuwe positieve ervaringen opdoen. Veranderingen plannen via haalbare stappen en met maximale slaagkansen is cruciaal. De kans op bevestiging zal ook vergroten als cliënten voldoende sociale contacten hebben.

Autonomie: oog voor de doelstellingen van de cliënt

Om drop-out te voorkomen is het belangrijk om zich als therapeut flexibel op te stellen. Wanneer tijdens de behandeling blijkt dat de doelstellingen of verwachtingen van cliënt en therapeut niet overeenstemmen, kan dit voor frustraties zorgen en vormt dit mogelijk een bedreiging voor een goede samenwerking. Om mislukking van de therapie te vermijden, dient de therapeut hier oog voor te hebben en dit bespreekbaar te maken en tegelijkertijd het kader te bewaken waarbinnen gewerkt wordt.

Aan de motivatie van de cliënt moet gedurende de hele behandeling aandacht geschonken worden. Cliënten met een eetstoornis tonen vaak een ambivalentie tegenover verandering. Het is zowel voor deze cliënten als voor de therapeut erg belangrijk om die ambivalentie scherp te stellen, bespreekbaar te maken en de nodige erkenning te geven om de kans op een succesvolle behandeling te verhogen.