Verklaringsmodellen

Het Transdiagnostisch Model van eetstoornissen

Fairburn, Cooper en Shafran [69]  ontwikkelden een transdiagnostische benadering van eetstoornissen, die  verschillende klinische verschijningsvormen van eetstoornissen (anorexia nervosa, boulimia nervosa) verklaart door gelijkaardige psychopathologische processen. Het is een typisch model binnen de eetstoornisliteratuur.

Het model vertrekt van een overwaardering van gewicht en lichaamsvormen in de zelfbeoordeling, met bijhorende attitudes en gedragingen. De meeste mensen beoordelen hun zelfwaarde aan de hand van verschillende domeinen (werk, relaties, sportieve vaardigheden…). Bij mensen met een eetstoornis is de zelfbeoordeling bijna exclusief gebaseerd op eetgewoonten, gewicht, of lichaamsvormen en de mogelijkheid om deze onder controle te houden. Dit gaat gepaard met gedachten en gedragingen die gefocust zijn op lijnen en gewichtsverlies. Dit extreme lijngedrag kan leiden tot het overschrijden van de eigen strenge dieetregels, wat geïnterpreteerd wordt als gebrek aan zelfcontrole en op zijn beurt kan leiden tot eetbuien. Hiervoor kan dan weer gecompenseerd worden door misbruik van laxeermiddelen, braken, overmatig bewegen…

Welke diagnose er uiteindelijk gesteld wordt, hang af van de balans tussen lijngedrag, eetbuien en compensatiegedrag, die een impact heeft op het gewicht van de patiënt. De kernaspecten van psychopathologie worden dus gedeeld bij boulimia nervosa en anorexia nervosa, maar bij anorexia nervosa is er sprake van ondergewicht. Anorexia nervosa patiënten vertonen hierbij fysieke en mentale symptomen die gepaard gaan met een toestand van uithongering (‘uithongeringssyndroom’). Dit zijn o.m. lethargie, concentratieproblemen, ontwikkelen van voedingsrituelen, preoccupatie met voeding, haaruitval…

Figuur 7. Het Transdiagnostisch Model van Fairburn, gebaseerd op Fairburn et al. [69]

De auteurs stelden zich ook de vraag hoe het komt dat een eetstoornis vaak blijft bestaan, ondanks therapie. Ze beschreven in dit verband 4 bijkomende onderhoudsmechanismen: (1) een extreem perfectionistische houding, (2) een laag algemeen zelfwaardegevoel, (3) stemmingsintolerantie, en (4) interpersoonlijke problemen. Bij sommige patiënten kan één of meerdere van deze mechanismen interageren met de kernmechanismen die hierboven werden beschreven, en belemmeren therapiesucces.

(1) extreem perfectionistische houding

Dit wordt gedefinieerd als het overmatig belang hechten aan het streven naar en bereiken van hoge doelstellingen, ondanks negatieve gevolgen. Deze personen kampen met faalangst en een zelfkritische houding. Dit kan zich uiten in het eetgedrag, waarbij falen overeenkomt met gewichtstoename.

(2) laag algemeen zelfwaardegevoel

Bij sommige patiënten hangt een negatief zelfbeeld niet enkel samen met het falen in gewichtscontrole, maar overheerst het op alle domeinen en maakt deel uit van de persoonlijkheid van de patiënt. Ze hebben een negatieve attributiestijl waarbij faalervaringen gegeneraliseerd worden.

 (3) stemmingsintolerantie

Sommige patiënten kunnen niet omgaan met bepaalde (doorgaans negatieve) emoties en stemmingen en ontwikkelen disfunctionele copingmechanismen die de stemming neutraliseren of hiervan afleiden. Het kan hier gaan om automutilatie of middelenmisbruik, maar ook om eetbuien, purgeergedrag, of intensief sporten. Vaak denken ze dat ze niet met deze emoties om zullen kunnen.

(4) interpersoonlijke problemen

Interpersoonlijke problemen kunnen controlegedrag en eetbuien uitlokken en het zelfbeeld ondermijnen. Het kan gaan om een drang naar en nood aan controle ten gevolge van gezinsspanningen, opgroeien in een omgeving die veel druk legt op slankheidsidealen, overgevoelig zijn in het contact met anderen. Interpersoonlijke problemen kunnen ook het zelfbeeld ondermijnen.

Figuur 8. Het transdiagnostisch model van de instandhouding van eetstoornissen, gebaseerd op Fairburn et al. [69]

Hoewel het model zich in de eerste plaats richt op instandhoudende factoren, wordt erkend dat ontstaansfactoren en instandhoudende factoren kunnen overlappen [17]. 

Het Dual Pathway model van boulimia nervosa

Het tweede toonaangevende model dat weerhouden werd door Pennesi en Wade [17], is het Dual Pathway Model van Stice. Eric Stice [68] stelt dat symptomen van Boulimia Nervosa zich volgens twee paden kunnen ontwikkelen. Beide vertrekken vanuit lichaamsontevredenheid, die ontstaat door druk om slank te zijn of internalisering van het slankheidsideaal. Volgens een eerste verklaringsmechanisme leidt lichaamsontevredenheid tot lijngedrag of restrictie, gezien de aanname onder de algemene bevolking dat lijnen gewichtsverlies met zich meebrengt. Dit lijngedrag lokt vaak negatief affect uit, enerzijds door faalervaringen, anderzijds door de effecten die calorie-beperking heeft op stemming en gedachten. De faalervaringen kunnen te maken hebben met de ineffectiviteit van lijnen als gewichtscontrolestrategie (bv. jojo-effect), of met het doorbreken van het ‘dieetplan’. Door hongergevoelens te negeren en strenge, cognitieve regels op te leggen, verliest de persoon het contact met het honger- en verzadigingsgevoel, en kunnen stressmomenten gepaard gaan met overeten en controleverlies (eetbuien). Volgens een tweede pad lokt lichaamsontevredenheid negatief affect uit, en wordt eetgedrag gebruikt als copingmechanisme om met dit negatief affect om te gaan. Hier zien we emotioneel eetgedrag verschijnen,  vanuit het geloof dat eten troost en afleiding biedt. Het model stelt dus dat zowel lijngedrag als negatief affect, of een combinatie van beide, boulimische symptomen kan uitlokken. 

Figuur 9. Het Dual Pathway Model, gebaseerd op Stice [68].