Eetstoornissen op pediatrie
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de aanpak van eetstoornissen op de dienst pediatrie van algemene ziekenhuizen.
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de aanpak van eetstoornissen op de dienst pediatrie van algemene ziekenhuizen.
Hoewel bepaalde literatuur een opname van (maximaal) drie weken suggereert voor kinderen en jongeren met een restrictieve eetstoornis op een algemene afdeling pediatrie, is de duur van opname in de praktijk vooral afhankelijk van de mate waarin herstel in eetgedrag wordt bekomen, alsook van de mogelijkheden tot ondersteuning van de omgeving [2]. De criteria voor ontslag zijn multifactorieel, net zoals de redenen voor opname. Zo kan de medisch strikt genomen “onstabiele” patiënt bijvoorbeeld bij normalisatie van elektrolyten in het bloed, en na het behalen van 85 % van het minimaal gezond gewicht (MGG) en het vertonen van adequaat zelfstandig eetgedrag ontslagen worden [47]. Naast medisch herstel vormen een herstel in eetgedrag, het installeren van een veilig sociaal netwerk, een voldoende stabiel psychologisch functioneren, en een stabiele thuissituatie aldus ook belangrijke criteria die de timing van ontslag mee bepalen [52]. Het is met andere woorden dus niet nodig dat het MGG behaald wordt om effectief op ontslag te gaan, mits goede vervolgzorg [46, 58]. Anderzijds kan de duur van drie weken worden overschreden wanneer het behandelend team na overleg aanvoelt dat er positieve veranderingsprocessen optreden in termen van eetgedrag en psychologische stabilisatie, maar waarbij de patiënt iets meer tijd nodig heeft om de vooropgestelde doelen te behalen. Vanuit good practices kan hierbij worden vermeld dat een opnameduur van zes weken in deze gevallen tot een herstelniveau leidt dat meer veiligheid en houvast biedt om naar huis te gaan, dan wanneer het ontslag strikt na drie weken zou plaatsvinden.
De ‘Queensland Health Guideline’ [47] hanteert specifieke ontslagcriteria in functie van ambulante opvolgzorg zijn en kunnen hierbij als leidraad fungeren:
Na ontslag dient er onmiddellijke continuïteit in zorg te worden voorzien [22, 58]. Vanuit good practices kan hierbij worden vooropgesteld dat de behandelend kinderarts die verantwoordelijk was voor de patiënt tijdens het opname-traject, tevens de patiënt ambulant opvolgt via poli-klinische consulten. De kinderarts vormt voor de patiënt en het gezin immers een vertrouwd gezicht en kan een belangrijke baken vormen in het ambulante vervolgtraject, waarbij vaak nieuwe hulpverleners vanuit andere disciplines het gezin omringen. Daarnaast dient de opvolgzorg te bestaan uit minimaal een diëtist en een psycholoog [2, 41, 46], die al of niet reeds betrokken waren tijdens de opname in het ziekenhuis. Sommige pediatriediensten geven de patiënt de mogelijkheid om tijdens de opname ook op consultatie te blijven gaan bij de eerder betrokken psycholoog, om zo te blijven investeren in de therapeutische relatie. Het is de verantwoordelijkheid van de psycholoog op de pediatrie om de coördinatie van deze opvolgzorg te voorzien, en reeds een contactmoment te initiëren tussen de toekomstige hulpverleners en het gezin vóór het ontslag. Zoals vermeld in het luik “psycho-educatie” dient men hierbij duidelijk te communiceren over het doel en vorm van deze ambulante opvolgzorg [58].
Bij het ontslag voorziet de psycholoog een geïntegreerd verslag van alle relevante info, indien externe diensten de opvolgzorg overnemen. In geval de opvolgzorg voorzien wordt door het ziekenhuis zelf, kan men binnen het lopende medisch dossier de info-overdracht continueren. Hier kan je meer uitleg terugvinden rond het zorgtraject bij eetstoornissen.