Stappenplan eetproblemen en gewichtsproblemen – CLB
Standaard Gewicht en Aanbeveling Vroegdetectie en preventie van voedings- en eetproblemen bij kinderen en jongeren
Standaard Gewicht en Aanbeveling Vroegdetectie en preventie van voedings- en eetproblemen bij kinderen en jongeren
Eet- en gewichtsproblemen vormen een aanzienlijk gezondheidsprobleem. Naar schatting een tiende van de adolescente meisjes en jonge vrouwen ontwikkelt een eetstoornis in België (1). Uit nationaal bevolkingsonderzoek blijkt dat ongeveer een vijfde van onze kinderen en jongeren te veel weegt. Hierbij kampt 16% met overgewicht en 5% met obesitas (2). Uit CLB-cijfers (LARS) blijkt ongeveer 10% van de jongeren tussen 2 en 18 jaar een laag gewicht te hebben. Let wel: niet elke jongere met een laag gewicht heeft een voedings- of eetstoornis, en niet elke jongere met een voedings- of eetstoornis heeft ondergewicht. Wanneer we eetstoornissymptomen zoals controleverlies, lijngedrag en lichaamsontevredenheid in Vlaanderen bekijken, komt het probleem nog sterker naar voor. Uit een studie bij lagereschoolkinderen blijkt 32 % van hen wekelijks te denken aan diëten en 12.2 % maakt zich minstens één keer per week zorgen over eten, lichaamsvormen en/of gewicht (3, 4). Ongeveer een tiende van de 11-jarige jongens en meisjes stelt gedrag om gewicht te verliezen, evenals een tiende van de adolescente jongens en een vijfde van de 15-jarige meisjes (5). Bij kinderen tussen 8 en 12 jaar bleek de perceptie van controleverlies over eten, los van de objectieve hoeveelheid voedsel die wordt gebruikt, voor te komen bij 14-18% van de meisjes en 18-19% van de jongens(3). Bij adolescenten worden nog hogere cijfers gevonden, met 28% van hen die controleverlies rapporteren(6). Tot slot voelt ongeveer een vierde van de jong-adolescente en adolescente jongens, een derde van de 11-jarige meisjes, en de helft van de adolescente meisjes zich te dik.
Personen met eetstoornissen en gewichtsproblemen zijn vaak het slachtoffer van stigmatisering, wat uiteraard impact heeft op hun psychosociaal welzijn. Patiënten met een eetstoornis krijgen frequent te horen dat ze zich “erover moeten zetten” of dat ze geen “échte” aandoening hebben, wat bijzonder schadelijk is voor hun welzijn en herstel (7). Personen met overgewicht worden als lui en zwak bestempeld (8). Uit de HBSC-studie (bevraging van 2013-2014) (9) blijkt dat 5-11% van de 11-15 jarigen in Vlaanderen regelmatig gepest wordt op school (minstens 2-3 keer in de voorbije maanden). Ongeveer 1-4% van de Vlaamse jongeren wordt regelmatig geconfronteerd met cyberpesten. Onderzoek toont dat jongeren met overgewicht beduidend vaker worden gepest dan jongeren met een normaal gewicht (10, 11), en dat mensen liever afstand houden van personen met eet- en gewichtsproblemen (12).
De gevolgen van stigmatisering zijn niet min, met een impact op het zelfbeeld (zoals internalisering van de stigma’s) en psychologische klachten, sociale isolatie en verminderen de kansen op de sociaaleconomische ladder (12, 13). Bovendien vormt stigmatisering een drempel voor hulpverlening en herstel (14). Zo veroorzaakt stigmatisering stress, wat gezondheidsproblemen en verstoord eetgedrag zoals lijnen en emotioneel eten met zich meebrengt. Dit kan leiden tot een vicieuze cirkel tussen stigma enerzijds en eet- en gewichtsproblemen anderzijds (12, 15). In recente aanbevelingen pleiten internationale onderzoeksteams dan ook voor prioritering van de aanpak van stigmatisering in de preventie en zorg bij overgewicht en obesitas(16).
Northern Health pleit expliciet voor het opnemen van deze inzichten (16) in nieuw te ontwikkelen richtlijnen. Uit hun evidence-based aanbevelingen weten we dat efficiëntiewinst vooral te boeken is als we
Naast kwaliteitsverbetering en efficiëntiewinst in de zorgomgeving, wordt ook winst verwacht van het empowerment van de jongeren zelf, net door te werken rond beschermende factoren die uit onderzoek relevant bleken bij de preventie van eet- en gewichtsproblemen: zelfbeeld, mediaweerbaarheid, emotieregulatie, gezonde leefstijl en verbondenheid met leeftijdsgenoten (17, 18). Ook de directe omgeving van de jongeren (ouders, leerkrachten) hebben een voorbeeldrol en remediërende functie in het aanleren van gezond gedrag en positief lichaamsbeeld (19, 20).