Tijdens opname en nazorg

Diëtistische begeleiding tijdens residentiële opname

De diëtistische begeleiding tijdens de residentiële opname verschilt wat met de ambulante begeleiding. Centra kunnen onderling kleine verschillen vertonen in aanpak, maar de grote lijnen zijn vergelijkbaar. Uit de bespreking in de projectwerkgroep onthouden we volgende verschillen ter informatie aan ambulante diëtisten:

  • De behandeling gebeurt steeds interdisciplinair. In alle centra maakt een diëtist vast deel uit van het team;
  • De voedingstherapie kan op individuele basis en/of in groep plaatsvinden en dit minstens 1 keer per week;
  • In sommige centra maakt ook kooktherapie deel uit van de behandeling;
  • Op basis van groeicurves en/of BMI wordt een ideaal gewicht bepaald, in samenspraak met de cliënt; ook afspraken omtrent de wekelijkse gewichtstoename worden gemaakt. Deze aanbevelingen liggen doorgaans hoger in de residentiële setting (400-700g/week) dan in de ambulante setting (200-500g/week);
  • Op regelmatige tijdstippen vindt een gewichtsmeting plaats, de frequentie van weging kan verschillen tussen de centra, maar vindt minstens 2x/week plaats;
  • De cliënt krijgt tijdens de opname een eetschema dat stapsgewijs wordt uitgebreid, waarbij sommige centra ‘standaardpakketten’ hanteren en andere centra individuele schema’s gebruiken op basis van de individuele (energie)behoeften en doelstellingen;
  • Indien nodig kan ook medische bijvoeding geïntegreerd worden in het eetschema;
  • Bij specifieke cliënten kan indien nodig sondevoeding opgestart worden ter aanvulling of als volledige voeding;
  • Bij iedere cliënt wordt het mogelijke risico op refeeding syndroom nagegaan. Na inschatting van eventuele risico’s wordt al dan niet voorzichtig gestart met het opbouwen van de voedingsintake.

Aanbevelingen pleiten ervoor om na residentiële behandeling steeds ambulante zorg te voorzien, omdat de cliënten nog niet volledig hersteld zijn wanneer ze de residentiële setting verlaten [16]. Dit verloopt ook best in een samenwerking tussen een huisarts, een psycholoog, en een diëtist.

Nazorg in de ambulante setting (na residentiële opname)

Aanbevelingen pleiten ervoor om na residentiële behandeling steeds ambulante zorg te voorzien, omdat de cliënten nog niet volledig hersteld zijn wanneer ze de residentiële setting verlaten [16]. Dit verloopt ook best in een samenwerking tussen een huisarts, een psycholoog, en een diëtist.

Bij welke gespecialiseerde ambulante diëtist kan men terecht voor opvolging? 

Diëtisten met een specialisatie in eetstoornissen zijn terug te vinden via de verwijshulp van Eetexpert.

Informatieoverdracht vanuit de residentiële setting

Een gebrekkige of uitblijvende communicatie tussen de residentiële en ambulante zorgverleners kan leiden tot inconsistente boodschappen en behandelingen. Overgangsprotocollen, met inbegrip van risicobeoordeling en -monitoring, zorgen ervoor dat de behandeling en ondersteuning niet in het gedrang komen en dat alle zorgprofessionals op de hoogte zijn van de zorgbehoeften van de persoon en van de plannen voor opvolging [88].

Bovendien pleit men ook voor een snelle informatieoverdracht [16].

Bij de informatie-uitwisseling wordt rekening gehouden met de wettelijke kaders (Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of General Data Protection Regulation (GDPR)) en het medisch beroepsgeheim. Dit impliceert o.a. dat specifieke toestemming van de cliënt voor het uitwisselen van informatie noodzakelijk is.

Informatie die voor de ambulante gespecialiseerde diëtist interessant kan zijn:

  • Relevante (medische) voorgeschiedenis;
  • Traject dat doorlopen werd tijdens de opname:
    • eetgeschiedenis en gewichtsevolutie tijdens de opname;
    • waaraan werd gewerkt tijdens de opname?
    • wat waren de bevindingen van het behandelteam?
  • Gemaakte afspraken en doelstellingen bij ontslag;
  • Handvaten met betrekking tot terugvalpreventie: bv. noodsignalenblad.

Nazorg op maat

Na een residentiële behandeling is het belangrijk om de nieuw aangeleerde gedragspatronen (bv. het eetpatroon en eetgedrag) aan de individuele context van de cliënt aan te passen en te bestendigen in het dagelijks leven [17].

Ook na een residentiële behandeling is het aanbevolen om de cliënt op te volgen in een interdisciplinair team. Voedingsadviezen worden dus best niet als alleenstaande behandeling aangeboden [17].