Eetstoornissen op pediatrie
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de aanpak van eetstoornissen op de dienst pediatrie van algemene ziekenhuizen.
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de aanpak van eetstoornissen op de dienst pediatrie van algemene ziekenhuizen.
In het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen, DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders; [8]), worden meerdere voedings- en eetstoornissen onderscheiden; namelijk anorexia nervosa, boulimia nervosa, eetbuistoornis, vermijdende of restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID) en – de hier niet verder behandelde – pica en ruminatiestoornis. Hieronder volgt een korte samenvatting van de meest relevante diagnoses op een pediatrie-afdeling, met name anorexia nervosa, boulimia nervosa en ARFID [6].
Bij anorexia nervosa is de intense vrees om aan te komen in gewicht, behoefte om gewicht te verliezen, of de angst voor verandering van (een deel van) het lichaam zo sterk, dat de patiënt de energie-inname kan beperken tot minder dan de behoefte. Dit resulteert in een opmerkelijk laag lichaamsgewicht in verhouding tot de lengte, leeftijd, gender, ontwikkelingstraject en de lichamelijke gezondheid van de jongere.
Naast het minder eten kan er ook ander aanhoudend gedrag om gewichtstoename te voorkomen aanwezig zijn (zelfs bij een opmerkelijk laag gewicht), zich uitend in:
Hierbij bepaalt de hoeveelheid beweging vaak de hoeveelheid ‘toegelaten’ calorie-inname en omgekeerd. De beweegdrang houdt aan, ondanks blessures, pijn, vermoeidheid, en duizeligheid. Het sporten of bewegen verhindert sociale – en nderwijsactiviteiten; en er is een toegenomen angst wanneer beweging niet mogelijk is.
Bovendien is er een verstoring in de wijze waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm ervaart; bijvoorbeeld een onevenredig grote invloed van het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm op de zelfwaardering, of een aanhoudend gebrek aan inzicht of het niet onderkennen van de ernst van het actuele lage lichaamsgewicht. Wat tenslotte vaak in de praktijk gezien wordt, is dat de persoon met anorexia nervosa een preoccupatie kan hebben met extreem gezond eten, met koken (voor anderen) en met de exacte energie-inname (het tellen van kilocalorieën) [6, 8].
Bij anorexia nervosa worden twee types onderscheiden; namelijk het eetbuien/purgerende type (AN-BP), waarbij er sprake is van eetbuien of purgeergedrag (bv. zelfopgewekt braken, misbruik van laxeermiddelen, misbruik van diuretica) en het restrictieve type (AN-R), waarbij eetbuien of purgeergedrag niet voorkwamen de voorbije 3 maanden, en het ondergewicht voornamelijk gecreëerd wordt door lijnen, vasten en overmatige lichaamsbeweging.
Bij jonge tieners grijpt anorexia nervosa wat anders in dan bij (jong)volwassenen. Zo is er bij jonge tieners allereerst meer risico op groeivertraging, of zelfs een volledige groeistop, voornamelijk premarche. Kinderen onder de 12 jaar stoppen vaak abrupt met eten of drinken, vertonen sneller en meer gewichtsverlies, schatten minder goed de ernst van hun ziekte in, en er is ook meer comorbide psychopathologie (zoals depressie, obsessiefcompulsieve stoornis of andere angststoornissen, ASS). Anderzijds compenseren kinderen onder de 12 jaar wel minder via braken of laxeren, en zijn ze tijdens het herstelproces algemeen gezien minder angstig om in gewicht toe te nemen.
Wanneer een jongere op een medisch-pediatrische afdeling terechtkomt, gaat het meestal over een anorexia nervosa problematiek. Dit heeft te maken met de gemiddeld vroegere
aanvangsleeftijd van deze stoornis (ongeveer 1/5 van de patiëntengroep ontwikkelt eerste symptomen tussen 10 en 14 jaar) in vergelijking met boulimia nervosa of de eetbuistoornis,
die doorgaans ontstaan aan het einde van de adolescentie of in de jongvolwassenheid en terechtkomen op afdelingen voor volwassenen. Het gaat dus doorgaans over patiënten met (ernstig) ondergewicht waarvan het klinisch beeld achteruitgegaan is (zoals gewichtsevolutie, groeistop, bloedwaarden, bloeddruk, hartslag, lichaamstemperatuur), en die nood hebben aan medische stabilisatie.
Boulimia nervosa kenmerkt zich door terugkerende episodes van eetbuien met terugkerend compensatiegedrag om gewichtstoename te voorkomen.
In DSM-5 [8] worden volgende criteria onderscheiden (vrije vertaling):
Redenen om kinderen en jongeren met boulimia nervosa op te nemen kaderen voornamelijk in het kader van ernstige ondervoeding en/of lichamelijke gevolgen van het compensatiegedrag (bv. ernstig verstoorde kaliumniveaus ten gevolge van veelvuldig braken).
Kenmerkend aan ARFID is dat, omwille van het vermijdende/restrictieve karakter, er sprake is van een langdurige tekortkoming van de voedings- en/of energiebehoeften. ARFID kan zich uiten in verschillende subtypes: (1) kieskeurig eten, waarbij het individu vnl. een sensorische aversie heeft van bepaalde voedingsmiddelen, (2) gebrek aan interesse in voeding en (3) angst voor aversieve gevolgen ten gevolge van het eten van bepaalde voedingsmiddelen. Vaak komen patiënten met ARFID in de problemen bij de aanvang van de groeispurt, doordat hun energie-inname de grotere energiebehoefte in deze levensfase
Boulimia nervosa kenmerkt zich door terugkerende episodes van eetbuien met terugkerend compensatiegedrag om gewichtstoename te voorkomen. Personen met ARFID eten te weinig (volume, bv. minder vaak eten dan anderen of te snel stoppen met eten), te eenzijdig (ze beperken de soorten voedsel) of beide. Deze eetstoornis wordt het meest gerapporteerd bij jonge kinderen, maar komt voor bij personen van alle leeftijden [8, 123, 124].