LGBTI+ identiteit als risicofactor voor eetstoornissen

Inleiding 

Onderzoek wijst uit dat leden van de LGBTI+1 gemeenschap een verhoogd risico lopen op de ontwikkeling van een eetstoornis in vergelijking met personen met een heteroseksuele geaardheid en cisgender2 identiteit. Er is echter nog onvoldoende onderzoek gedaan naar de complexe relatie tussen seksualiteit, genderidentiteit en eetstoornissen. Wat we wel weten, is dat individuen uit de LGBTI+ gemeenschap een unieke combinatie van stressoren ervaren, wat mogelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van een eetstoornis.  

Onderzoek rond verhoogde prevalentie 

Eetstoornissen en genderidentiteit  

Personen met een trans(gender)3 identiteit of non-binaire4 identiteit lopen twee tot vier keer meer risico op eetstoornissymptomen of ontregeld eetgedrag dan personen met een cisgender identiteit (Gordon et al., 2021).  

Meer info: Prevalentie eetstoornissen bij jongeren (13-24 jaar) uit de LGBTI+ gemeenschap (The Trevor project, 2022)

Uit de literatuur weten we dat eetstoornissen vaker voorkomen bij vrouwen dan bij mannen. Als we genderidentiteit meenemen, zien we dat: 

  1. Transgender mannen en non-binaire personen met een vrouwelijk biologisch geslacht (AFAB  of assigned female at birth5) het hoogste risico lopen op een eetstoornis of signalen van een eetstoornis.  
  2. Cisgender vrouwen, trans vrouwen en non-binaire AMAB (assigned male at birth6) vergelijkbare prevalenties vertonen van (symptomen van) eetstoornissen. 
  3. Cisgender mannen het laagste risico lopen op een eetstoornis of symptomen van een eetstoornis. 

Een transgender identiteit vormt dus een duidelijke bijkomende risicofactor voor het ontwikkelen van een eetstoornis. 

Eetstoornissen en geaardheid 

De prevalentie van eetstoornissen, blijkt hoger te zijn bij volwassenen die tot seksuele minderheden behoren (zoals personen met een homoseksuele of biseksuele geaardheid), in vergelijking met (cisgender) heteroseksuele volwassenen (Nagata et al., 2020). Voor homoseksuele en biseksuele mannen zijn de bevindingen eenduidig dat zij een verhoogd risico lopen. Voor mesbische vrouwen zijn de resultaten minder eenduidig. Sommige studies vinden geen verschillen in eetstoornisrisico met heteroseksuele (cisgender) vrouwen (Feldman & Meyer, 2007; Moore & Keel, 2003), andere wel (Wichstrom, 2006).  

Verklaringen 

Risicofactoren 

Personen binnen de LGBTI+ gemeenschap krijgen te maken met een aantal risicofactoren die hen kwetsbaar maken voor diverse vormen van pathologie, namelijk:  

  • Ervaringen gerelateerd aan discriminatie en stigma (Arcelus et al., 2016; Claes et al., 2015; Thapliyal et al., 2018): 
    • Ervaringen van afwijzing of angst voor afwijzing, gebrek aan sociale steun 
    • Discriminatie, stigma en vooroordelen als gevolg van seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit 
    • Geïnternaliseerde negatieve overtuigingen over zichzelf als gevolg van seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit (gender attitude; homofobie of transfobie) 
    • Schaamte en verbergen van de seksuele identiteit 
    • Slachtoffer van pesten als gevolg van seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit 
    • Ervaringen van geweld en posttraumatische stressstoornis (PTSS)  
  • Verhoogde lichaamsontevredenheid:  
    • Personen met een transgender identiteit ervaren vaak een hoge lichaamsontevredenheid, wat hun kwetsbaarheid voor eetstoornissen verhoogt (Jones et al., 2018). 
    • Intra-seksuele competitie en de druk van het heersende lichaamsideaal, waarbij zowel een slank als gespierd uiterlijk wordt nagestreefd bij homoseksuele mannen (Li et al., 2010).Het streven naar een gespierd uiterlijk kan verklaard worden door 2 factoren: Mannen met een homoseksuele geaardheid worden vaak als meer vrouwelijk dan mannelijk gezien door heteroseksuele mannen en vrouwen (Blashill & Powlishta, 2008). Om dit tegen te gaan, kunnen homoseksuele mannen overcompenseren door het streven naar een gespierd, mannelijk uiterlijk (Kimmel & Mahalik, 2005). Daarnaast hecht de cultuur van homoseksuele mannen veel waarde aan fysieke aantrekkelijkheid en kan een (slank en) gespierd lichaam nagestreefd worden om zo potentiële partners te behagen (Martins, Tiggemann, & Kirkbride, 2007).  
  • Negatief affect: Negatieve reacties uit de directe omgeving en discriminatie in de samenleving kunnen leiden tot een negatieve emotionele toestand (Boisvert & Harrell, 2009). 
  • Genderrol conflict: Het ervaren van conflicten met traditionele genderrollen (Blashill & Vander Wal, 2009). 
    • Mannen met een homoseksuele geaardheid worden vaak als meer vrouwelijk dan mannelijk gezien door heteroseksuele mannen en vrouwen (Blashill & Powlishta, 2008). Dit kan dus een genderrol conflict geven, naast verhoogde lichaamsontevredenheid (zie eerder).   
    • Genderrol conflicten worden gelinkt aan verschillende negatieve uitkomsten zoals een verminderde bereidheid om (professionele) hulp te zoeken en verhoogde stressniveaus (Blashill & Vander Wal, 2009). 

De rol van lichaamsbeeld  

We zoomen in op de rol van lichaamsbeeld, gezien de centrale rol van lichaamsbeeld in verklaringsmodellen rond eetstoornissen. Onderzoek binnen de LGBTI+ gemeenschap toont dat 87% van de jongeren binnen deze  gemeenschap lichaamsontevredenheid rapporteren (The Trevor Project, 2023). Onderzoek van Goldhammer en collega’s (2019) toont aan dat er een hogere prevalentie van lichaamsontevredenheid is bij personen die tot een minderheidsgroep behoren op basis van hun seksuele geaardheid of genderidentiteit. Er is een grotere lichaamsontevredenheid bij jongeren met een transgender en non-binaire identiteit in vergelijking met een cisgender identiteit. Jongeren rapporteerden dat deze lichaamsontevredenheid gelinkt is aan het verschil tussen hun genderidentiteit en het geslacht waarmee ze geboren werden: ze wensen een lichaam dat overeenkomt met hun genderidentiteit, en ervaren een sterke discrepantie met het lichaam dat hun biologische geslacht hen geeft. Uit onderzoek van Jones et al. (2018) blijkt dat hormoonbehandeling mogelijk een rol kan spelen in het verminderen van eetstoornissymptomen.   

Meer info: Percentage van jongeren (13-24 jaar) met lichaamsontevredenheid binnen de LGBTI+ gemeenschap (The Trevor Project, 2023) 

Jongeren uit de LGBTI+ gemeenschap die een hogere lichaamsontevredenheid rapporteren, ervaren ook meer depressieve en angstige symptomen, zelfverwondend gedrag en suïcidale gedachten en pogingen (The Trevor Project, 2023). Onderzoek toont aan dat ze ook meer lijngedrag, extreem beweeggedrag, en een hoger gebruik van steroïden vertonen (Boisvert & Harrell, 2009). Steroïden helpen bij het metabolisme van voedingsstoffen en de ontwikkeling van secundaire mannelijk geslachtskenmerken. Eén van de verklaringen voor een hoger gebruik van steroïden, beweeggedrag en lijngedrag binnen de LGBTI+ gemeenschap is de druk om te voldoen aan bepaalde lichaamsnormen en het verlangen naar een gespierder lichaam.  

Verklaringsmodellen rond minderheidsgroepen 

Minderheidsstressmodel 

Individuen die tot de LGBTI+ gemeenschap horen, worden gezien als een minderheidsgroep. Het minderheidsstressmodel is ontwikkeld door Meyer (2003) om een beter begrip te krijgen over de verschillen op grond van seksuele geaardheid en gender. Het model stelt dat LGBTI+ minderheden te maken hebben met unieke stressoren die gerelateerd zijn aan hun seksuele minderheidsidentiteit. Deze stressoren zijn cumulatief en kunnen elkaar versterken, wat kan leiden tot een verhoogd risico op psychische gezondheidsproblemen bij deze individuen.  

Het minderheidsstressmodel (Meyer, 2003) maakt een onderscheid tussen:  

  • Distale minderheidsstressoren (objectief observeerbaar): vooroordelen, geweld, discriminatie, sociale boodschappen (zoals bijvoorbeeld homofobie of transfobie) 
    à Anderen benoemen je tot een bepaalde groep ongeacht je eigen identificatie met deze groep of de kenmerken. 
  • Proximale minderheidsstressoren (subjectief): verwachting van afwijzing, identiteit verbergen, geïnternaliseerde sociale boodschappen (zoals bijvoorbeeld homofobie of transfobie) 
    à Anderen benoemen je tot een minderheids-/gestigmatiseerde groep en je identificeert je ermee. 
Afbeelding met tekst, schermopname, lijn, diagram

Automatisch gegenereerde beschrijving

Figuur 3. Het minderheidsstressmodel (Meyer et al., 2003) 

Deze stressoren kunnen via vijf wegen bijdragen tot de ontwikkeling van verstoord eetgedrag en eetstoornissen: 

  • Discriminerende interacties tussen gestigmatiseerde en niet-gestigmatiseerde personen activeren schadelijke stressreacties 
    • Denk aan negatieve ervaringen in het onderwijs, de gezondheidszorg en op het werk, de arbeidsmarkt en/of woningmarkt. 
  • Ontzegging van toegang tot basisbehoeften op het gebied van gezondheid en dagelijks leven 
  • Toegenomen sociale stress 
  • Geïnternaliseerd stigma 
  • Gestigmatiseerde personen kunnen chronisch hyper-waakzaam worden (De Schrijver, 2023) 

Maar niet iedereen ervaart minderwaardigheidsstress, er zijn namelijk buffers zoals veerkracht, zelfcompassie en sociale verbondenheid en steun (Thapliyal et al., 2018). 

Intersectionaliteitsmodel  

Mensen hebben niet slecht één enkele identiteit, maar bezitten meerdere identiteiten die met elkaar verweven zijn en elkaar beïnvloeden. Elk individu bevindt zich op een kruispunt van verschillende assen of dimensies van identiteit. Het is belangrijk om vanuit een multi-dimensioneel perspectief te kijken en te denken. In plaats van een binaire ‘of-of’ benadering, is het eerder een ‘en-en-en’ verhaal, waarbij een complexe wisselwerking ontstaat tussen de verschillende posities op deze assen. Intersectionaliteit onthult de complexiteit van sociale identiteit door te tonen dat mensen op meerdere assen kunnen afwijken van ‘de norm’, wat bijgevolg kan leiden tot discriminatie. Psychische kwetsbaarheid wordt dus niet verklaard door één enkele factor, maar is een complex gegeven dat wordt beïnvloed door meerdere identiteitsfactoren zoals gender, seksualiteit, etniciteit, klasse enz.  Personen die tot één of meerdere minderheden behoren, rapporteren vaker mentale gezondheidsproblemen dan personen die niet tot een minderheidsgroep behoren (Catthoor & Dom, 2022). 

Kortom, het verhoogde risico op eetstoornissen onder LGBTI+ minderheden is dus een complexe interactie van sociale, psychologische en culturele factoren. 

Implicaties voor diagnostiek en behandeling 

De algemene principes van de behandeling van eetstoornissen zijn gelijkaardig voor individuen uit de LGBTI+ gemeenschap als voor heteroseksuelen en cisgender individuen. Er wordt dus ingezet op het normaliseren van eet- en beweeggedrag en lichamelijk herstel, psychologisch herstel en sociaal herstel. Specifieke interventies zijn niet steeds nodig, wat wel belangrijk is: 

  • Erkenning en inlezen in de unieke problemen waarmee de individuen uit de LGBTI+ gemeenschap mee geconfronteerd worden (Parker & Harriger, 2020). 
  • Erkenning van de gevolgen van maatschappelijke discriminatie, stigma en vooroordelen (Parker & Harriger, 2020). 
  • Bewustzijn van en reflecteren over eigen houding. 
  • Voorzichtigheid met labels en voornaamwoorden, dit bevragen bij de aanmelding of intake. 

De principes van ‘stepped care’ en multidisciplinariteit blijven gelden. De behandeling richt zich eerst op het normaliseren van eet- en beweeggedrag en lichamelijk herstel, nadien focust het op psychologisch herstel: versterken van zelfvertrouwen, eigenwaarde, lichaamsbeleving en emotieregulatie. Ook wordt er herstellend gewerkt binnen de relevante sociale contexten om een steunend sociaal netwerk op te bouwen.  

Hulplijnen 

Heb je vragen over gender en seksuele diversiteit? 

Bij Lumi kan je anoniem en gratis terecht met al jouw vragen of verhalen over gender en seksuele diversiteit. Je kan hen bellen, mailen of met hen chatten. 
www.lumi.be 
Email: vragen@lumi.be 
Tel.: 0800 99 533 

Het Transgender Infopunt (TIP) is de plek voor al je vragen over genderdiversiteit en het transgenderthema. Je kan anoniem en gratis bellen, mailen en chatten. Ook een videogesprek is mogelijk. 
www.transgenderinfo.be 
Email: contact@transgenderinfo.be 
Tel.: 0800 96 316 

Ella is het kenniscentrum voor gender en etniciteit.  

https://ellavzw.be/ 
Email: info@ellavzw.be 
Tel.: 02 229 38 95 
 

Andere hulplijnen:  

Eetexpert is het Vlaams Kenniscentrum voor eet- en gewichtsproblemen. Zowel burgers als professionals kunnen bij Eetexpert terecht voor verwijshulp of informatie. 
www.eetexpert.be 
Email: secretariaat@eetexpert.be 
Tel.: 0480 60 64 20 

De vereniging Anorexia Nervosa – Boulimia Nervosa (ANBN) is een informatie- en ontmoetingsplaats waar iedereen met vragen of zorgen rond eetstoornissen welkom is. 
www.anbn.be 
Tel.: 016 89 89 89 

Bij tele-onthaal kan je anoniem, dag en nacht terecht voor een gesprek, telefonisch of via chat. Zowel grote als kleine zorgen kan je bespreken. 
www.tele-onthaal.be 
Tel.: 106 

Het JAC helpt jongeren tussen 12 en 25 jaar met al hun vragen en problemen. Je kan bij hen langsgaan, of ook bellen, mailen of chatten. 
www.caw.be/jac/ 
Tel.: afhankelijk van regio 

Literatuur 

Arcelus, J., Claes, L., Witcomb, G.L., Marshall, E., & Bouman, W.P. (2016). Risk factors for non-suicidal self-injury among trans youth. Journal of Sexual Medicine, 13, 402-412. 

Blashill, A. J., & Powlishta, K. K. (2009). Gay Stereotypes: The Use of Sexual Orientation as a Cue for Gender-Related Attributes. Sex Roles, 61(11–12), 783–793. https://doi.org/10.1007/s11199-009-9684-7 

Blashill, A. J., & Vander Wal, J. S. (2009). Mediation of Gender Role Conflict and Eating Pathology in Gay Men. Psychology of Men & Masculinity, 10(3), 204–217. https://doi.org/10.1037/a0016000 

Boisvert, J. A., & Harrell, W. A. (2009). Homosexuality as a Risk Factor for Eating Disorder Symptomatology in Men. The Journal of Men’s Studies, 17(3), 210–225. https://doi.org/10.3149/jms.1703.210 

Catthoor, K., & Dom, G. (2022). De moeizame aansluiting van psychisch kwetsbare personen bij de wokenessbeweging. Tijdschrift voor psychiatrie, 64(8), 545–548. 

Claes, L., Bouman, W.P., Witcomb, G., Thurston, M., Fernandez-Aranda, F., & Arcelus, J. (2015). Non-suicidal self-injury in trans people: Associations with psychological symptoms, victimization, interpersonal functioning and perceived social support. Journal of Sexual Medicine, 12, 168-179. 

De Schrijver, L. (2023). Iedereen gelijk of iedereen anders? Diversiteit en intersectionaliteit in gedragstherapie [Powerpoint-presentatie]. Studiedag VVGT – United Colors of Gedragstherapie. 

Ella vzw (2014). Handleiding intersectioneel denken. Ella vzw. Geraadpleegd op 18 december 2023, van https://ellavzw.be/wp-content/uploads/2021/03/Handleiding-Intersectionaliteit-ELLA-VZW.pdf 

Feldman, M. B., & Meyer, I. H. (2007). Eating disorders in diverse lesbian, gay, and bisexual populations. The International Journal of Eating Disorders, 40(3), 218–226. https://doi.org/10.1002/eat.20360 

Goldhammer, H. B., Maston, E. D., & Keuroghlian, A. S. (2019). Addressing Eating Disorders and Body Dissatisfaction in Sexual and Gender Minority Youth. American Journal of Preventive Medicine, 56(2), 318–322. https://doi.org/10.1016/j.amepre.2018.09.011 

Gordon, A. R., Moore, L. B., & Guss, C. (2021). Eating Disorders Among Transgender and Gender Non-binary People. In Eating Disorders in Boys and Men (pp. 265–281). Springer International Publishing. https://doi.org/10.1007/978-3-030-67127-3_18 

Jones, B.A., Haycraft, E., Bouman, W.P., Brewin, N., Claes, L., & Arcelus, J. (2018). Risk factors for eating disorder psychopathology within the treatment seeking transgender population: The role of cross-sex hormone treatment. European Eating Disorders Review, 26, 120-128. 

Kimmel, S. B., & Mahalik, J. R. (2005). Body Image Concerns of Gay Men: The Roles of Minority Stress and Conformity to Masculine Norms. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 73(6), 1185–1190. https://doi.org/10.1037/0022-006X.73.6.1185 

Li, N. P., Smith, A. R., Griskevicius, V., Cason, M. J., & Bryan, A. (2010). Intrasexual competition and eating restriction in heterosexual and homosexual individuals. Evolution and Human Behavior, 31(5), 365–372. https://doi.org/10.1016/j.evolhumbehav.2010.05.004 

Martins, Y., Tiggemann, M., & Kirkbride, A. (2007). Those Speedos Become Them: The Role of Self-Objectification in Gay and Heterosexual Men’s Body Image. Personality & Social Psychology Bulletin, 33(5), 634–647. https://doi.org/10.1177/0146167206297403 

Meyer, I. H. (2003). Prejudice, Social Stress, and Mental Health in Lesbian, Gay, and Bisexual Populations: Conceptual Issues and Research Evidence. Psychological Bulletin, 129(5), 674–697. https://doi.org/10.1037/0033-2909.129.5.674 

Moore, F., & Keel, P. K. (2003). Influence of sexual orientation and age on disordered eating attitudes and behaviors in women. The International Journal of Eating Disorders, 34(3), 370–374. https://doi.org/10.1002/eat.10198 

Nagata, J. M., Ganson, K. T., & Austin, S. B. (2020). Emerging trends in eating disorders among sexual and gender minorities. Current Opinion in Psychiatry, 33(6), 562–567. https://doi.org/10.1097/YCO.0000000000000645 

Parker, L. L., & Harriger, J. A. (2020). Eating disorders and disordered eating behaviors in the LGBT population: a review of the literature. Journal of Eating Disorders, 8(1), 51–51. https://doi.org/10.1186/s40337-020-00327-y 

Ruth, E., & Spiers, J. (2023). Working inclusively with gender and sexual diversity. In A pragmatic guide to low intensity psychological therapy : care in high volume (pp. 111-135). Academic Press. https://doi.org/10.1016/B978-0-323-88492-1.00006-3 

Schlapp-Gilgoff, M. (z.d.). Eating Disorders In LGBTQIA+ Populations. National Eating Disorders Association. Geraadpleegd op 11 december 2023, van https://www.nationaleatingdisorders.org/eating-disorders-in-lgbtqia-populations/ 

Thapliyal, P., Hay, P., & Conti, J. (2018). Role of gender in the treatment experiences of people with an eating disorder: A metasynthesis. Journal of Eating Disorders, 6(1), 18–18. https://doi.org/10.1186/s40337-018-0207-1 

The Trevor Project (2022). Eating Disorders among LGBTQ Youth. The Trevor Project. Geraadpleegd op 11 december 2023, van https://www.thetrevorproject.org/research-briefs/eating-disorders-among-lgbtq-youth-feb-2022/ 

The Trevor Project (2023). Research Brief: LGBTQ Youth and Body Dissatisfaction. The Trevor Project. Geraadpleegd op 26 januari 2024. https://www.thetrevorproject.org/wp-content/uploads/2023/01/January_2023_Research_Brief_Final.pdf 

Wichstrom, L. (2006). Sexual orientation as a risk factor for bulimic symptoms. The International Journal of Eating Disorders, 39(6), 448–453. https://doi.org/10.1002/eat.20286 

Noten

  1. LGBTI(Q)+ is een letterwoord om seksuele, gender- en geslachtsdiversiteit aan te duiden. L= lesbisch, G= gay (homo), B= bi+, T= trans(gender), I= intersekse. De plus staat dan voor alle personen en groepen die buiten de (cis)gender- en heteronorm vallen, maar niet onder 1 van de genoemde letters. De Q kan staan voor queer of questioning (zoekend). We gebruiken hier de term LGBTI+ om de volledige gemeenschap an te duiden. Bron: www.cavaria.be
  2. Cisgender = iemand met een genderidentiteit die overeenkomt met zijn of haar bij de geboorte toegewezen geslacht; transgender = iemand met een genderidentiteit die niet (volledig) overeenkomt met hun biologisch geslacht.
  3. Transgender = Een persoon met een andere genderidentiteit dan de bij de geboorte (op basis van fysieke geslachtskenmerken) toegewezen.
  4. Non-binair = Een persoon die zich niet thuis voelt binnen de klassieke genderindeling tussen man en vrouw.
  5. Assigned Female At Birth: Een persoon die op basis van de lichamelijke kenmerken bij de geboorte het vrouwelijk geslacht werd toegekend.
  6. Assigned Male At Birth: Een persoon die op basis van de lichamelijke kenmerken bij de geboorte het mannelijk geslacht werd toegekend.

Datum laatste aanpassing: 10 april 2024