Basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen bij kinderen
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de preventie en aanpak van eetproblemen en gewichtsproblemen bij kinderen.
Dit stappenplan brengt verschillende basiselementen samen bij de preventie en aanpak van eetproblemen en gewichtsproblemen bij kinderen.
Kind en Gezin volgt vanuit haar preventieve opdracht de lichamelijke groei (gewicht, lengte en hoofdomtrek) van elk kind op. Het vroegtijdig opvolgen van de groei draagt immers bij tot gezondheidswinst op korte en lange termijn. Zo kan het tijdig opsporen en gepast opvolgen van afwijkingen in het groeipatroon complicaties helpen voorkomen door het tijdig opsporen van een niet optimale borstvoeding, voedingsfouten, ziekten of beïnvloedende omgevingsfactoren. De criteria om te beoordelen of de groei geruststellend verloopt, zijn vastgelegd in samenspraak met experten.
Kind en Gezin wil bijdragen aan gezonde groei en ontwikkeling van kinderen. Daartoe zijn verschillende aspecten belangrijk: goede eetvaardigheden opbouwen, voldoende bewegen, gezond slaappatroon, etc. Kind en Gezin volgt de lichamelijke groei van elk kind op aan de hand van een elektronische groeimodule en plaatst deze in de bredere context van de ontwikkeling van het kind. De groeigegevens zijn gebaseerd op de gegevens gegenereerd in de Vlaamse groeicurvenstudie. Zij beschrijven de groei van kinderen die in Vlaanderen opgroeien. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen kinderen die borstvoeding krijgen of kinderen die (ook) kunstvoeding krijgen.
De elektronische groeimodule o.b.v. de Vlaamse groeicurven bevat:
Bij de interpretatie van de lichamelijke groei wordt uiteraard ook rekening gehouden met andere factoren zoals het voedingspatroon en de ontwikkeling (gezondheid, bewegen/motoriek, slapen, troostbaarheid/emotieregulatie) van het kind. Zo kan een recent doorgemaakte infectie tijdelijk het gewicht beïnvloeden, en is het belangrijk om bij het opvolgen van de groei van een kind dat als enige melkvoeding moedermelk krijgt, rekening te houden met het feit dat deze kinderen een ander groeipatroon hebben.
Onderstaande informatie geldt voor kinderen die à term geboren zijn. Info over de groei van te vroeg geboren kinderen, vind je hier. Ook voor kinderen met een syndromale aandoening vind je voor bepaalde syndromen aparte groeicurven. Meer info rond de opvolging van groei door Kind en Gezin vind je hier.
Kind en Gezin maakt hiervoor een onderscheid tussen twee soorten curves:
Gewicht-voor-leeftijd-curve
Gewicht-voor-lengte-curve
De gewicht-voor-lengte-curve en (vanaf 2 jaar) de BMI-curve tonen of het gewicht in evenwicht is ten opzichte van de lengte (de verhouding). Een afwijking van 2 standaarddeviaties van de mediaan/p50 wordt als grenswaarde beschouwd.
Vanuit haar preventieve opdracht werkt Kind en Gezin nauw samen met de behandelend arts van het kind. Zo zal verwezen worden naar de behandelend arts van het kind als de groei anders verloopt dan verwacht op basis van vastgelegde criteria, rekening houdend met het voedingspatroon van het kind, gezondheidsfactoren die het gewicht al dan niet tijdelijk kunnen beïnvloeden (bv. onderliggende aandoening of recent doorgemaakte infectie) en fysionomie van de ouders.
Deze verwijscriteria zijn niet van toepassing zolang een kind als enige melkvoeding moedermelk krijgt (zie verder).
Verwijzing gebeurt in principe op basis van een combinatie van criteria, rekening houdend met het voedingspatroon van het kind, gezondheidsfactoren die het gewicht al dan niet tijdelijk beïnvloeden en fysionomie van de ouders.
De criteria waarbij een kind verwezen wordt naar de behandelend arts zijn:
Positie en verhouding gewicht over lengte
Evolutie (conditioneel verwachte groei) en verhouding gewicht-voor-lengte
Beide aspecten van evolutie (conditioneel verwachte groei én continuïteit)
Verhouding en lichaamsbouw ouders
Verwacht groeipatroon
Kinderen die moedermelk als enige melkvoeding krijgen, volgen een andere groeipatroon. De gewichtsevolutie verloopt sneller in de eerste 12 à 16 weken (men verwacht een toename in SDS op de Vlaamse groeicurven, met een piek op 12 à 16 weken). Na deze periode volgt een tragere gewichtstoename (de SDS daalt terug ). Het is belangrijk om hiermee rekening te houden bij het interpreteren van de groeicurven. Deze inschatting gebeurt nog steeds op basis van de Vlaamse groeicurven. Op indicatie kan de groei ook uitgezet worden op de WHO-curves ter vergelijking (zie verdiepend kader).
Wanneer kunstvoeding op een structurele manier wordt ingebouwd, worden de eerdere verwijscriteria gebruikt.
Verdiepend kader – WHO-curves
Binnen de dienstverlening van Kind en Gezin wordt er dus voor gekozen om de groei van alle kinderen op te volgen aan de hand van de Vlaamse groeicurven. Daarnaast kan het nuttig zijn om de groei van borstgevoede kinderen eveneens op de WHO-groeistandaard uit te zetten en beide curves te vergelijken. Via de website van WHO kunnen de groeistandaarden afgedrukt worden (voor meisjes en voor jongens). Gezien de WHO-curven de groei beschrijven bij kinderen die moedermelk als enige melkvoeding krijgen, verwacht men hier dat borstgevoede kinderen in principe een bepaalde SDS-curve volgen (i.t.t. een toename in SDS met een piek op 12 à 16 weken, gevolgd door een daling, op de Vlaamse groeicurven die geen onderscheid maken naar voedingsmethode).
Er bestaan verschillende apps die de evolutie van de groei van een baby tonen op basis van de WHO-groeicurven. Sommige hiervan zijn gratis, andere zijn betalend. De kwaliteit en het gebruiksgemak ervan lopen sterk uiteen, alsook de wetenschappelijke juistheid en betrouwbaarheid. Enkele voorbeelden van apps zijn Growth (IOS) en childgrowthtracker (Android).
Onderstaande situaties vragen extra opvolging. In eerste instantie wordt dan nagegaan of de borstvoeding op punt staat (adequaat borstvoedingsmanagement – zie verdiepend kader). Indien borstvoedingsmanagement geen volwaardige verklaring biedt, wordt verwezen naar de behandelend arts voor verder onderzoek.
Verdiepend kader – adequaat borstvoedingsmanagement
Onder accuraat borstvoedingsmanagement verstaan we:
(1) Het kind op vraag aanleggen op basis van honger- en verzadigingssignalen
(2) Met een efficiënte aanlegtechniek
(3) Aan een voldoende frequentie (in de eerste weken gemiddeld 8 à 12 voedingen per 24 uur, na enkele maanden evoluerend naar gemiddeld 6 à 8 voedingen per 24 uur)
(4) Met aandacht voor de signalen dat het kind voldoende drinkt (groei, algemene conditie, gedrag, plas- en stoelgangluiers)
Meer info rond borstvoeding vind je op de website van Kind en Gezin.
Bij een verwijzing geeft Kind en Gezin een verwijsbrief mee aan de ouder. Deze verwijsbrief bevat de groeicurven. In de communicatie met de ouders/zorgfiguren wordt gelet op verbindend taalgebruik: er wordt gesproken over een gewicht dat lager/hoger is dan verwacht voor de leeftijd of lengte van het kind. Termen zoals “uw kind heeft obesitas” of “uw kind is te dik” worden dus liever niet gebruikt.
Elke huis- of kinderarts met een therapeutische relatie met het kind kan op elk moment, ook los van verwijzing vanuit Kind en Gezin, de groeicurven van Kind en Gezin bekijken in het Vitalink Kindrapport, terug te vinden op het Vitalink platform (voor hulpverleners).
Hulpverleners zonder toegang tot dit platform kunnen de groeicurven vragen aan de ouders.
Ook ouders kunnen zelf in het Vitalink Kindrapport de groeicurven van hun kind bekijken. Hoe ze dit als ouder kunnen doen, staat beschreven in Kindrapport | Kind en Gezin
Deze tekst is het resultaat van een samenwerking tussen Eetexpert en Opgroeien.
Datum laatste aanpassing: 19 september 2023