Hoe samenwerken?

Het is aan te bevelen dat één van de zorgverleners de interdisciplinaire zorg coördineert. In de gespecialiseerde ambulante setting wordt deze coördinerende rol bij voorkeur opgenomen door de huisarts [16, 17]. De huisarts heeft mogelijk reeds een vertrouwensrelatie met de cliënt opgebouwd en is vaak de eerste contactpersoon voor gezondheidsgerelateerde problemen. Indien de huisarts deze rol niet kan opnemen, wordt de zorg bij voorkeur door de meest ervaren zorgverlener gecoördineerd. De coördinator wordt kenbaar gemaakt aan de cliënt en alle betrokkenen [12, 6].

Een door alle betrokken zorgverleners gedragen visie op de zorg aan de cliënt wordt sterk aanbevolen bij de behandeling van eetstoornissen [6]. Een interdisciplinaire samenwerking, een vorm van samenwerking die intensiever verloopt dan bij multidisciplinair teamwerk, is dus aanbevolen. In een multidisciplinair team zullen verschillende disciplines eerder onafhankelijk van elkaar samenwerken (onderzoek, doelstellingen, behandelplan, monitoring, …), waarbij er wel informatie wordt uitgewisseld. Een interdisciplinaire samenwerking kenmerkt zich door een gemeenschappelijk gedragen behandelplan voor de cliënt, die centraal staat in de zorg. Een goede en regelmatige afstemming van de behandeldoelen en het behandelplan is een meerwaarde voor de behandeling, wat impliceert dat ook hier de nodige informatie onderling wordt uitgewisseld [2, 17].

Voor een goede samenwerking is het aangewezen elkaar te kennen, alsook de grenzen en de reikwijdte van elkaars taken, bevoegdheden en werkzaamheden. Op die manier kunnen de verschillende behandelingen intentioneel overlappen zonder dat de zorgverleners daarbij de grenzen van de eigen discipline overschrijden. De mate van overlap is afhankelijk van de expertise en ervaring van de teamleden, de behoeften van de cliënt en de structuur van het behandelplan. Overlap helpt om problemen vanuit meer dan één invalshoek aan te pakken en om te voorkomen dat problemen tussen de expertises van de teamleden vallen. Frequente communicatie tussen de behandelende teamleden is hierbij essentieel [2, 17].

“Teamleden zouden de beperkingen en reikwijdte van elkaars taken, bevoegdheden en werkzaamheden moeten kennen, zodanig dat ze intentioneel behandelingen kunnen laten overlappen, zonder daarbij de grenzen van de eigen expertise te overschrijden.”