Bewegingsactiviteiten

  • Het bewegingsprogramma bestaat idealiter uit aërobe activiteiten in combinatie met krachttraining.
  • Plezier beleven in sport en bewegen staat centraal.
  • Wateractiviteiten hebben  fysiologische en motivationele voordelen.
  • Krachttraining zorgt voor gunstige veranderingen in lichaamssamenstelling, motorische en fysieke fitheid en gezondheidsparameters.
  • De nadruk ligt best op de hoeveelheid fysieke activiteit (duur en frequentie) en niet op de intensiteit. Hiervoor kiest men best activiteiten met een matige intensiteit.

Daar kinderen met overgewicht of obesitas fysiologisch en emotioneel anders zijn dan kinderen met een normaal gewicht, is er nood aan aangepaste bewegingsprogramma’s die ontwikkeld worden volgens hun specifieke noden en rekening houden met eventuele comorbiteiten (Bar-Or, 1995; Parizková & Hills, 2001; Deforche et al., 2007b). Door het extra gewicht dat ze moeten dragen, zijn bewegingsactiviteiten voor kinderen met overgewicht en obesitas vermoeiender en ook meer belastend voor de gewrichten, waardoor ze sneller lichamelijke klachten ervaren tijdens het bewegen (Deforche et al., 2006). Het is belangrijk dat hiermee rekening gehouden wordt bij het opstellen van een bewegingsprogramma voor kinderen met overgewicht of obesitas.

De bewegingsactiviteiten worden best gegeven door een bewegingsdeskundige of kinesitherapeut.

Soort activiteiten

Bij de keuze van activiteiten moet er gezorgd worden voor een hoog energieverbruik zodat de energiebalans in evenwicht komt. Het soort activiteiten is afhankelijk van de leeftijd, graad van overgewicht, motorische vaardigheden en interesse van het kind. Naast het verhogen van het energieverbruik, is het heel belangrijk dat de oefeningen aangepast zijn aan de mogelijkheden van de kinderen en dat het element plezier beleven voortdurend centraal staat (Bar-Or, 1993, 1995; Sothern et al., 1999, 2001; Baker et al., 2010). Het meest effectieve bewegingsprogramma voor kinderen met overgewicht bestaat uit aërobe activiteiten in combinatie met krachttraining (Le Mura & Maziekas, 2002).

Om een groot energieverbruik te bekomen, kiest men best voor aërobe activiteiten waarbij het lichaam over een afstand verplaatst wordt en waarbij grote spiergroepen (romp, dijen, schouders…) aangesproken worden. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn wandelen, joggen, fietsen, skaten, zwemmen, aquagym…

Wateractiviteiten zijn zowel fysiologisch als motivationeel uitstekende activiteiten voor kinderen met overgewicht of obesitas (Deforche & De Bourdeaudhuij, 2002, 2007a; Deforche et al., 2007b). Zij drijven gemakkelijker dan kinderen met normaal gewicht en hebben meestal ook minder last van de koude. Bij wateractiviteiten worden hun gewrichten minder belast en wordt er meer energie verbruikt door de weerstand van het water. Bovendien is de warmtegeleiding in het water beter, waardoor de kinderen minder last hebben van overmatig zweten. We moeten er echter wel voor waken dat de wateractiviteiten niet beperkt blijven tot drijven, want kinderen met overgewicht drijven gemakkelijk en bij drijfactiviteiten wordt weinig energie verbruikt. De meeste kinderen met overgewicht of obesitas zwemmen ook graag omdat hun lichaam dan onder water zit en niet gezien kan worden door anderen (Bar-Or, 1995). Helaas voelen zij zich vaak beschaamd om zich in zwembroek of badpak te vertonen.

Om ervoor te zorgen dat de kinderen zoveel mogelijk in beweging zijn en dus zoveel mogelijk energie verbruiken, vermijdt men best oefeningen waarbij de kinderen te lang moeten wachten of stilstaan of spelletjes waarbij kinderen na enkele minuten kunnen uitvallen.

Krachttraining is noodzakelijk om het verlies in vetvrije massa (waaronder spiermassa) tegen te gaan en herval na de behandeling te voorkomen (Weltman, 1989). Kinderen met overgewicht of obesitas hebben meestal naast veel vetmassa ook veel spiermassa (Bandini et al., 1990) en presteren vrij goed in krachtoefeningen (Deforche et al., 2003; Rauch et al., 2012). Krachttraining zorgt voor gunstige veranderingen in lichaamssamenstelling, motorische en fysieke fitheid en gezondheidsparameters (o.a. insulineresistentie, botdichtheid) (Yu et al., 2010; Van der Heijden et al., 2010; Schranz et al., 2013; Naylor et al., 2008). Bij de keuze van de krachtoefeningen is het heel belangrijk om rekening te houden met de leeftijd, motorische vaardigheden, basiskracht en biologische en psychosociale maturiteit van het kind.

Bij zwaar obese kinderen moeten gewichtsdragende activiteiten met hoge impact, zoals lopen en springen, die belastend zijn voor de gewrichten, in het begin van de behandeling zoveel mogelijk beperkt worden (Bar-Or, 1995; Parizková & Hills, 2001; Deforche et al., 2007b). Dergelijke activiteiten kunnen demotiverend werken omdat ze heel veel energie kosten en de gewrichten kunnen overbelasten (Hills et al., 2002). Bij deze kinderen kunnen dergelijke activiteiten geleidelijk geïntroduceerd worden eens het fitheidsniveau verbeterd is en/of er reeds gewichtsverlies is (Parizková & Hills, 2001).

Een bewegingsprogramma voor kinderen met overgewicht of obesitas legt best de nadruk op plezierbeleving en afwisseling (Hansen et al., 2015). Om sfeer te brengen in de sessie, kan muziek gebruikt worden. De meeste kinderen, ook jongens, houden van bewegen op het ritme van de muziek. Let wel dat het ritme aangepast is aan hun bewegingsmogelijkheden. Het inkleden van de bewegingssessies in een bepaald thema (bv. circus, indianen, de ruimte, piraten, reis rond de wereld, strip-, tekenfilm of sprookjesfiguren) spreekt enorm aan bij kinderen. Op die manier gaan de kinderen volledig mee in het verhaal of de opdracht zodat ze vaak niet eens merken dat ze heel actief bezig zijn.

In bewegingssessies voor kinderen met overgewicht of obesitas wordt veelal gekozen voor leuke, matig intensieve activiteiten in spelvorm, waarbij snelheid, wendbaarheid, kracht en uithouding worden geoefend (Gutin et al., 1999). Het is ook leuk om de kinderen nieuwe activiteiten te leren die ze thuis alleen of met vriendjes kunnen doen, zoals rope-skipping, frisbee, originele spelletjes. Dergelijke intensievere activiteiten kunnen afgewisseld worden met rustigere activiteiten, zoals evenwichts-, coördinatie- of lenigheidsoefeningen waarbij aandacht besteed wordt aan de juiste ademhalingstechniek, een goede lichaamshouding en de ontwikkeling van basis motorische vaardigheden. Correcte ademhaling, houding en rughygiëne zijn belangrijke aandachtspunten bij kinderen met overgewicht of obesitas. Het is heel belangrijk dat kinderen met overgewicht en obesitas binnen een bewegingsprogramma basis bewegingsvaardigheden ontwikkelen, zodat ze op termijn kunnen deelnemen aan sport en bewegingsactiviteiten samen met kinderen met normaal gewicht.

Naast krachtoefeningen, is het ook belangrijk om regelmatig stretchoefeningen te doen. Tijdens de kracht –en stretchoefeningen wordt best uitgelegd welke spiergroep getraind of gestretcht wordt en dient bijzondere aandacht te gaan naar de correcte uitvoering. De beschrijving van de oefeningen (met bijhorende tekening) kan na elke sessie meegegeven worden met de kinderen zodat ze die thuis verder kunnen oefenen. Tegenwoordig bestaan er ook apps met krachtoefeningen. Deze kunnen op de smartphone, tablet of computer geïnstalleerd worden. De bewegingsdeskundige of kinesitherapeut, de zorgfiguren of het kind zelf kunnen de oefeningen in de kalender plaatsen, het kind krijgt dan een melding ter herinnering dat deze activiteiten gepland zijn. Het gebruik van nieuwe technologieën kan extra motiverend werken voor het kind.

Het is ook aan te raden om de kinderen aan te sporen om tijdens de bewegingssessie regelmatig water te drinken. Frisdranken, sportdranken, energiedranken of light-dranken worden best niet toegelaten.

Intensiteit en hoeveelheid

In het bewegingsprogramma ligt de nadruk best op de hoeveelheid fysieke activiteit (duur en frequentie) en niet op de intensiteit (Bar-Or, 1995; Parizková & Hills, 2001; Deforche et al., 2007b). Activiteiten van matige intensiteit (zoals stevig doorstappen, fietsen, zwemmen, actieve spelen…) zijn gemakkelijker vol te houden voor kinderen met overgewicht of obesitas dan hoog intense activiteiten (zoals hardlopen, springoefeningen…). Bovendien worden ongeveer evenveel calorieën verbruikt wanneer een zelfde afstand gelopen of gewandeld wordt, hoewel lopen twee keer zo intens is als wandelen. Daarom is het belangrijk dat men bij kinderen met overgewicht of obesitas, die gedurende jaren nauwelijks fysiek actief waren, begint met activiteiten van lage tot matige intensiteit en de graad van fysieke activiteit zeer geleidelijk opbouwt, zowel wat betreft de duur als de intensiteit van de activiteiten. Men verhoogt best eerst de duur en frequentie van de activiteiten en pas later de intensiteit.

Indien men onmiddellijk aan een te hoge intensiteit start, loopt men het risico op overbelasting, lichaamsklachten en ontmoediging, met drop-out als gevolg. In het begin laat men de kinderen best activiteiten uitvoeren aan een intensiteit waarbij ze nog net kunnen praten tijdens de activiteit of waarbij ze een intensiteitscore 9 (heel licht) tot 13 (redelijk zwaar) aanduiden op de 6-20 Borgschaal (Bar-Or, 1995; Deforche et al., 2007). Indien ze nog kunnen zingen tijdens de activiteit, is de intensiteit te laag; indien ze hijgen, overmatig zweten of lichaamsklachten (gewrichtspijn, duizeligheid, steken in zij) ervaren tijdens de activiteit, is de intensiteit te hoog. Bij activiteiten van lage tot matige intensiteit, zullen de kinderen de activiteiten langer kunnen volhouden, zullen minder lichamelijke klachten ervaren worden en toch voldoende vetten verbrand worden.

Tijdens de eerste 20 tot 30 minuten van een inspanning, worden vooral koolhydraten verbrand. Wanneer men langer dan 20 tot 30 minuten beweegt, worden er meer vetten aangesproken als brandstof tijdens de inspanning (Brun et al., 2011). Bij activiteiten van lage tot matige intensiteit (50 tot 70% van de maximale hartslag) worden vooral vetten verbrand tijdens de inspanning, bij hoge intensiteit (meer dan 70% van de maximale hartslag) worden vooral koolhydraten verbrand tijdens de inspanning (Brooks & Mercier, 1994). Bij activiteiten van hoge intensiteit is er echter een hogere vetverbranding na de inspanning (Yoshioka et al., 2001).

Bij interval training, waarbij lage tot matige inspanningen afgewisseld worden met korte (≤ 1 min) zeer intensieve inspanningen is er een heel goede vetverbranding zowel tijdens als na de inspanning (Crisp et al., 2012). Veel sport- en spelactiviteiten (bv. tikkertje) zijn een combinatie van lage tot matige inspanning, afgewisseld met korte sprintactiviteiten (Bailey et al., 1995) en zijn dus ideaal voor de vetverbranding bij kinderen met overgewicht en obesitas (Crisp et al., 2012).

Op middellange termijn is het belangrijk dat een bewegingsprogramma toch voldoende intens is om een verhoging van de aërobe fitheid te bekomen. Een verbetering van de fitheid gaat namelijk gepaard met een daling van gezondheidsrisico’s die het gevolg zijn van obesitas. Studies bij volwassenen hebben aangetoond dat het gezondheidsrisico bij fitte obese personen aanzienlijk lager is dan bij niet-fitte, al of niet obese, personen (Farrell et al., 2000; Grundy et al., 1999). Bij obese kinderen die een multidisciplinaire residentiële behandeling volgen in het MPC Zeepreventorium (De Haan), zien we ook slechts een verbetering in de aërobe fitheid na 10 maanden behandeling en niet na de eerste 5 maanden (Deforche et al., 2003). Dit is te wijten aan het feit dat de kinderen omwille van hun extreme overgewicht niet intensief genoeg kunnen sporten en bewegen in de eerste periode van de behandeling, en naarmate de kinderen gewicht verloren hebben, de intensiteit geleidelijk kan verhoogd worden.

Bij de opbouw van de kracht wordt best gestart met één of twee sets oefeningen aan lage tot matige intensiteit. In het begin is het vooral belangrijk dat de krachtoefeningen technisch correct en gecontroleerd worden uitgevoerd (Lloyd et al., 2014).  Eénmaal de kinderen de juiste techniek onder de knie hebben, kan de omvang van de krachttraining progressief opgedreven worden tot 2 à 4 sets met 6 tot 12 herhalingen aan lage tot matige intensiteit. Naarmate de kracht toeneemt of bij oudere kinderen kan het aantal herhalingen verminderd worden (≤ 6) en kan de intensiteit verhoogd worden (grotere resistentie/zwaardere gewichten) (Lloyd et al., 2014). Idealiter worden 2 à 3 keer per week krachtoefeningen gedaan, met telkens een rustdag tussen 2 opeenvolgende trainingen (Faigenbaum et al., 2009).

Wat de totale hoeveel fysieke activiteit betreft, streeft men ernaar om de kinderen met overgewicht of obesitas op termijn, volgens de internationale bewegingsrichtlijnen voor kinderen, 60 minuten matig tot intens fysiek actief te laten zijn (Strong et al., 2005). Dit wordt uiteraard best heel geleidelijk aan opgebouwd. Er kan gestart worden met drie keer peer week 10 à 15 minuten laag tot matig intense activiteiten, om na enkele weken te komen tot dagelijks 30 à 45 minuten bewegingsactiviteiten van matige intensiteit. Om herval na succesvolle gewichtsreductie te vermijden is het zelfs aangeraden dat het kind 2 uur per dag matig intens fysiek actief is (Saris et al., 2003).

Richtlijnen voor bewegingsactiviteiten bij kinderen met overgewicht of obesitas

(De Bourdeaudhuij & Deforche, 2001; Deforche & De Bourdeaudhuij, 2002, 2007a; Deforche et al., 2007b)

  • Kies plezante activiteiten en spelvormen.
  • Kies activiteiten die aangepast zijn aan de mogelijkheden van de kinderen.
  • Zorg voor voldoende variatie in de activiteiten.
  • Kies vooral aërobe activiteiten waarbij grote spiergroepen gebruikt worden.
  • Zorg ervoor dat de kinderen zoveel mogelijk in beweging zijn, zodat zoveel mogelijk energie verbruikt wordt.
  • Vermijd bij kinderen met grote mate van overgewicht gewichtsdragende activiteiten in het begin.
  • Geef voldoende aandacht aan krachtoefeningen.
  • Werk op de ontwikkeling van basis bewegingsvaardigheden.
  • Integreer ook evenwichts-, lenigheids- en coördinatie oefeningen in de bewegingssessies.
  • Correcte ademhaling, houding en rughygiëne zijn belangrijke aandachtspunten bij kinderen met overgewicht.
  • Verhoog de intensiteit en de duur van de activiteiten geleidelijk.
  • Verhoog eerst de duur, later de intensiteit van de activiteiten.
  • Geef de kinderen de kans om voldoende water te drinken.
  • Kleed de sessies in in een thema dat aanspreekt bij de kinderen.
  • Gebruik muziek om sfeer te brengen in de sessie.
  • Organiseer aparte bewegingssessies voor kinderen met overgewicht of obesitas.