Deze zijn informatief voor het medisch/metabool domein binnen de EOSS-P, die een bio-psycho-sociale inschatting beoogt van de obesitasproblematiek bij het kind.
Uiteraard kan er ook impact zijn op andere domeinen, zoals het psychologisch en sociaal functioneren, en functionele beperkingen (zie Anamnese en Ruimere gezondheidsinschatting). In dat kader kunnen ook andere disciplines betrokken worden (psycholoog, diëtist, kinesitherapeut, maatschappelijk werker).
[1] Voor meer info rond bewegen en motoriek, zie https://www.vwvj.be/nl/bewegen-en-hanteren
[2] Voor meer info rond puberteitsontwikkeling, zie https://www.vwvj.be/nl/groei-en-puberteit
0-16j: op basis van lengte, geslachts- en leeftijdsspecifieke grenswaarden [81] rekening houdend met volgende percentielgrenzen:
Tabel 9. Referentiewaarden voor bloeddruk
Leeftijd | Prehypertensie | stadium 1 hypertensie | stadium 2 hypertensie |
---|---|---|---|
< 16j | Gemiddelde (systolische en/of diastolische) bloeddruk p90 tot p95 | (Systolische en/of diastolische) bloeddruk ≥ p95 op minstens 3 afzonderlijke meet-momenten | > p99 + 5 mm Hg |
≥16j | 130–139/85–89 mm Hg | >140/90 mm Hg | >160/100 mm Hg |
Meetwijze bloeddruk bij kinderen [1, 78, 82]:
- Zorg ervoor dat de patiënt 3-5 minuten zit of ontspant voordat de bloeddrukmeting begint (voeten op de grond, rugleuning)
- Gebruik de juiste manchetmaat volgens de blaasbreedte (40% van de armomtrek) en -lengte (4 cm x 8 cm, 6 cm x 12 cm, 9 cm x 18 cm, 10 cm x 24 cm), om 80-100% van de armomtrek van de persoon te bedekken.
- Blaas op tot 20-30 mm Hg boven de bloeddruk waarop radialis pulsaties verdwijnen; deflatie aan 2-3 mm Hg per seconde.
- Indien de eerste bloeddrukmeting > p90, herhaal de meting 2 maal met een interval van 3 minuten tussen de metingen en gebruik het gemiddelde van de laatste twee.
- De auscultatoire methode wordt aanbevolen en fase I en V (verdwijnen) Korotkoff-geluiden worden gebruikt om respectievelijk systolische en diastolische bloeddruk te identificeren. Als geluid tot aan 0 te horen is, dan geldt Korotkoff IV (zachter worden van geluid) als diastole
- Als de oscillometrische methode wordt gebruikt, moet het gebruikte model worden gevalideerd. Als hypertensie wordt vastgesteld met de oscillometrische methode, moet dit worden bevestigd met de auscultatoire methode.
- Meet bij voorkeur aan de rechterarm, op harthoogte. Meet bij het eerste bezoek de bloeddruk in beide armen om mogelijke verschillen op te sporen. Neem in dit geval de arm met de hoogste waarde als referentie.
Met het oog op inschatting van cardiovasculair en metabool risico, om hormonale problemen[1] op te sporen, en om een algemeen beeld te krijgen van de gezondheidstoestand (voedingstoestand, ontstekingen, orgaanfunctie, uitsluiten van diverse pathologieën…) worden aanvullend op het lichamelijk onderzoek volgende laboratoriumtesten voorgesteld:
Let op: Verstoorde schildklierfunctie kan ook een gevolg zijn van obesitas. Start geen schildkliermedicatie zonder bijkomend advies.
Ook bij jonge kinderen (vanaf 2 jaar) is de bloedafname relevant. Deze kan ook uitgevoerd worden door een PMOC in kader van een eenmalig advies (met eventueel bijhorende multidisciplinaire inschatting en behandelplan, zie “Samenwerking met gespecialiseerde zorg”).
Tabel 10. Referentiewaarden voor cholesterol bij kinderen en jongeren
Normaal mg/dl (mmol/l) | Sub klinisch | Klinisch | |
---|---|---|---|
TC | < 170 (4.4) | 170 – 199 (4.4 – 5.2) | ≥ 200 (5.2) |
LDL-C | < 110 (2.8) | 110 – 129 (2.8 – 3.3) | ≥ 130 (3.4) |
Non-HDL-C | < 120 (3.1) | 120 – 144 (3.1 – 3.7) | ≥ 145 (3.8) |
TG (0 – 9j) | < 75 (0.8) | 75 – 99 (0.8 – 1.1) | ≥ 100 (1.1) |
TG (10 – 19j) | < 90 (1.0) | 90 – 129 (1.0 – 1.5) | ≥ 130 (1.5) |
HDL-C | > 45 (1.2) | 40 – 45 (1.0 – 1.2) | < 40 (1.0) |
[1] De European Endocrine Society raadt geen routinematige screening van endocriene oorzaken aan, tenzij het postuur of de groeisnelheid van het kind afgevlakt zijn in licht van aanleg en puberteitsstadium. [77] Dit neemt niet weg dat screening op hormonale gevolgen zinvol is.
[2] Er bestaan leeftijds- en geslachtsspecifieke grenswaarden voor insulineresistentie, op basis van nuchtere plasmaniveaus insuline en van de HOMA (Homeostatic Model Assessment)-index rond insulineresistentie (de grenswaarden zijn gebaseerd op percentielscores voor leeftijd en geslacht). Dit artikel [112] geeft mogelijke grenswaarden (rij HOMA-IR, kolom p90, voor EOSS-P stadium 1) [78]. Bekijk ook de referentiewaarden van het geraadpleegde labo.
[3] De grenswaarden rond leververvetting verschillen tussen bronnen. Onderzoek toont dat leververvetting ook kan bestaan bij niet-verhoogde ALT-waarden. Bij gezonde jongeren is p95 voor ALT = 22 IE/l bij meisjes en 26 IE/l bij jongens; deze grenswaarden zijn zeer sensitief voor de screening op leverziekten, met weinig verlies aan specificiteit in vergelijking met hogere grenswaarden (SAFETY-studie [100]); de Amerikaanse richtlijn (NASPGHAN) neemt 2x deze waarde als grens (44/52 IE/l) met 80 IE/l als bijkomende bovengrens; de Europese richtlijn (ESPGHAN) gebruikt 45 IE/l als grenswaarde, en/of leververvetting op echo [109]. Naast BMI en verhoogde ALT, zijn ook middelomtrek en triglyceriden en GGT belangrijk in de inschatting van risico op leververvetting [101]. Het KCE weerhoudt volgende waarden: > 22 IE/L (0.37 μkat/L) bij meisjes en 26 IE/L (0.43 μkat/L) bij jongens [1] (p.33).
Ter info: het gelijktijdig aanvragen van zowel ALT als AST wordt niet langer terugbetaald. Meer info
Materialen
Deze fiche kan een hulpmiddel zijn in de anamnese en het klinisch onderzoek
(i.s.m. andere disciplines; door of in overleg met tweede lijn – PMOC)
[1] Er kan een nuchtere glucose analyse worden uitgevoerd, maar hiervan is bewezen dat ze niet gevoelig genoeg is bij kinderen. Daarom dient in bepaalde omstandigheden een orale glucosetolerantietest te worden overwogen om absoluut zeker te kunnen zijn van de diagnose. [78]