Motivatie tot gedragsverandering

Hoe motiveert men patiënten met overgewicht/obesitas?

  • Hanteer een niet beschuldigende, respectvolle en empathische houding.
  • Bevraag de bezorgdheden van de patiënt. Ga na of de patiënt wel degelijk verandering wil en wat het zelfvertrouwen daartoe is.
  • Focus op gedrag bij het bevragen van de motivatie. Gewicht(sverlies) is geen gedrag.
  • Pas je aanpak aan naargelang de motivatiefase van je patiënt.
  • Speel in op de nood aan autonomie, competentie en verbondenheid met de patiënt.
  • Respecteer de keuzes van de patiënt.

Het is belangrijk om na te gaan of de patiënt wel degelijk verandering wil, wat de verwachtingen zijn en hoeveel zelfvertrouwen de patiënt hiervoor heeft [24]. De aanpak van gewichtsproblemen vergt immers een grote inzet van de patiënt aangezien leefstijlveranderingen de sleutel zijn tot succes. Patiënten met overgewicht en obesitas blijken vaak niet voldoende gemotiveerd voor behandeling. Vaak hoort men “we zijn allemaal dik: er is niets aan te doen”. Wanneer er bovendien sprake is van een eetstoornis, weerhoudt schaamte over hun eetgedrag hen er vaak van hulp te zoeken of hun klachten rechtstreeks te uiten. Ook de motivatie en gedragsverandering van de omgeving (vb. partner) is van belang.

Door middel van korte interventies kan de huisarts de motivatie van de patiënt in kaart brengen en hem of haar stimuleren om verantwoordelijkheid op te nemen in het eigen zorgtraject [23, 22].

Enkele centrale vragen:

  • Hoe bezorgd bent u over de besproken resultaten?
  • Hoe belangrijk vindt u het om een gezond gewicht te hebben? Waarom vindt u het belangrijk?
  • Hoe belangrijk vindt u het om uw leefstijl te veranderen? Waarom vindt u het belangrijk? (vraag naar motivatie)
  • Als u uw huidige leefstijl zou willen veranderen, wat is er dan nodig om hierin te slagen? Wat moet er veranderen om deze slaagkans te verhogen? Zal u dat lukken denkt u? (vraag naar zelfvertrouwen)


Bij het peilen naar de motivatie is het belangrijk te focussen op gedrag. Gewichtstoename of gewichtsverlies is geen gedrag en dus geen goed thema om de motivatie tot gedragsverandering in kaart te brengen. Bij voorkeur worden de voorbeeldvragen in verband met veranderingen in leefstijl specifieker opgesplitst in concreet gedrag zoals meer bewegen, ontbijten, minder (zittend) tv kijken, … Dit zijn immers concrete doelstellingen die een duidelijke verandering in gedrag weergeven. Bijvoorbeeld: “Hoe belangrijk vindt u het om elke dag te ontbijten?”, “Als u zou beslissen om elke dag te ontbijten, wat is er dan nodig om hierin te slagen?”,…

Om de patiënt tot verandering te motiveren, is het van belang de aanpak aan te passen aan het motivationele stadium waarin de patiënt zich bevindt. Het komt erop neer de patiënt mee te helpen evolueren naar een meer actieve fase van gedragsverandering. Dit motivationeel proces kan verschillende consultaties vergen.

Gedragingen en opvattingen in de verschillende motivatiefasen [46, 23]

FaseKenmerkenAanpak huisarts
Voorbeschouwende fase– weinig ziektebesef
– onderschatting ernst
– geringe belangstelling voor behandeling
– nog niet over nagedacht
– val opvattingen niet aan maar onderzoek ze
vragenderwijs en mobiliseer patiënt om eigen
overtuigingen te bestuderen
– vermijd discussie
– geef informatie en duiding
Beschouwende fase– enig ziektebesef
– ambivalente houding
– nog niet bereid tot actie over te gaan
– exploreer ambivalentie
– exploreer voor- en nadelen, drempels en
succesformules, opportuniteiten en hinderpalen
Preparatiefase– bereid tot actie– geef uitleg
– bepaal samen doelen
– moedig aan, benadruk eerdere successen patiënt
Actiefase– bereid tot gedragsverandering– werk in kleine stapjes
– ga na hoe patiënt bereikte veranderingen beleeft
Handhavingsfase– behoud van bereikte resultaat
– voorkoming van terugval
– voorlichting over de kans op terugval met duiding ervan
– terugvalpreventie

Motivatie die voortvloeit uit verplichting en druk zal de patiënt slechts kortstondig aanmoedigen om het gezonde gedrag te stellen, namelijk zolang de druk aanwezig blijft. De kans is tevens ook klein dat het gezonde gedrag wordt gesteld in nieuwe situaties waar de druk ontbreekt. Motivatie die voortvloeit uit persoonlijke overtuiging en keuze zal de patiënt daarentegen langdurig en over verschillende situaties heen aanzetten om er een gezonde leefstijl op na te houden, de patiënt heeft het belang van de gedragsverandering immers aanvaard. Maar hoe kan de huisarts de motivatie vergroten?

De Zelfdeterminatietheorie (ZDT) geeft belangrijke handvatten hoe we motivatieversterkend kunnen tussenkomen. Inspelen op de nood aan autonomie, nood aan verbondenheid en nood aan competentie vergroot de kwaliteit van de eigen autonome motivatie van patiënten. Als we het advies overbrengen op een wijze die congruent is met deze drie basisnoden zal de patiënt dit advies persoonlijker ter harte nemen en aanvaarden, en bijgevolg meer autonoom gemotiveerd zijn om het advies op te volgen. Frustratie van deze basisnoden leidt meestal naar nog meer symptoomgedrag.

  • De nood aan autonomie kan ondersteund worden door reflectief te luisteren naar de patiënt, empathisch te reageren en regels te verklaren en te duiden. Belangrijk is dat de patiënt het gevoel van vrijheid en keuze heeft. Het helpt daarom ook de patiënt te laten kiezen uit verschillende behandelopties.
  • Het gevoel van competentie wordt bevorderd bij realistische, maar uitdagende doelstellingen waarbij gewerkt wordt met tussenstappen en tips gegeven worden op moeilijke momenten. Positieve feedback geven, concrete werkpunten afspreken en vertrouwen en geloof hebben in de patiënt zijn hiertoe ook van belang.
  • Tot slot kan de huisarts verbondenheid bevorderen door middel van een respectvolle houding en onvoorwaardelijke betrokkenheid. Ook het sociale luik is hierbij van belang, waarbij de huisarts kan inspelen op het buddy-systeem in het advies en op het betrekken van familieleden in het ontwikkelen van een gezondere leefstijl.

Een basisprincipe van korte interventies is om te erkennen en te aanvaarden dat de patiënt zelf verantwoordelijk is om het eigen gedrag te veranderen. Aangeven dat de patiënt zelf beslist wat hij of zij met de gegeven informatie doet, bevordert de autonomie en het gevoel van controle. Taalgebruik zoals “Je zou moeten …” is te vermijden omdat het weerstand oproept bij patiënten en hen in de verdedigingsrol duwt [23].