Wat is het verschil tussen een ‘gezond gewicht’ en een ‘normaal gewicht’? Een ‘normaal gewicht’ is een afgebakende zone op de Body Mass Index (BMI) die op groepsniveau samengaat met minder gezondheidsrisico’s, in vergelijking met de zones overgewicht of ondergewicht. Een ‘gezond gewicht’ is het individuele gewicht dat past bij een gezonde leefstijl en waarbij er geen of beperkte gezondheidsrisico’s zijn.
Gewicht wordt vaak gebruikt als parameter bij het inschatten van de gezondheidstoestand van een persoon, maar blijkt niet de beste parameter. Op basis van gewicht alleen heb je te weinig info om af te leiden of iemand gezond is. Gewicht kan samengaan met gezonde en ongezonde leefstijl en dat in alle gewichtsklassen. Leefstijl blijkt veel meer impact te hebben op iemands gezondheidstoestand dan gewicht. Daarbij is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen groepsniveau en individuen. Binnen de groep personen met een normaal gewicht ligt het percentage dat metabool gezond is, hoger dan binnen de groepen met over- of ondergewicht. Maar op het individuele niveau is het moeilijk om voorspellingen te doen: een persoon met overgewicht kan metabool gezond zijn, een persoon met een normaal gewicht kan metabool ongezond zijn.
Focus in het algemeen op een gezonde leefstijl i.p.v. op gewicht. Een gezonde leefstijl zegt veel meer over de gezondheidstoestand van een persoon dan enkel kijken naar het gewicht van een persoon. Indien het toch nodig is om met een persoon te spreken over gewicht, spreek dan over een gezond gewicht, i.p.v. een normaal gewicht. Op individueel niveau garandeert een ‘normaal gewicht’ immers geen ‘gezond gewicht’. Het zegt namelijk niets over hoe dit gewicht werd bereikt. Zo heeft iemand die een normaal gewicht bereikt via maaltijden overslaan, braken of ander verstoord eetgedrag, geen gezond gewicht.
Body Mass Index (BMI) drukt een verhouding uit tussen iemands gewicht en lengte (kg/m2). BMI-curves verdelen de verhoudingen op in zones, die elk op groepsniveau samengaan met een bepaald gezondheidsrisico of -voordeel.
Op individueel niveau garandeert een ‘normaal gewicht’ volgens de BMI-curves echter geen ‘gezond gewicht’, aangezien het gewicht op zich niets zegt over hoe dit gewicht werd bereikt. Om een correcte inschatting te kunnen maken over gezondheid moet je de bredere leefstijl van het individu bevragen.
Een gewichtsprobleem gaat over een gewicht buiten de normale grenzen van de Body Mass Index curve, met aanwezigheid van bepaalde gezondheidsrisico’s. Zowel een te hoog als een te laag lichaamsgewicht kan gezondheidsrisico’s inhouden, maar ook een gewicht ‘binnen’ de ‘normale’ grenzen kan gepaard gaan met eetproblemen of een ongezonde leefstijl. Ook bij personen met een normaal gewicht is het dus belangrijk om leefstijl te bevragen en alert te zijn voor signalen van een eetstoornis.
Voor volwassenen (vanaf 18 jaar) hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de volgende afkapwaarden:
BMI < 16 | extreem ondergewicht |
BMI 16 – 18,5 | ondergewicht |
BMI 18,5 – 25 | normaal gewicht |
BMI 25 – 30 | overgewicht |
BMI 30 – 35 | obesitas klasse 1 |
BMI 35 – 40 | obesitas klasse 2 |
BMI ≥ 40 | obesitas klasse 3, morbide obesitas |
De EOSS(-P) (Edmonton Obesity Staging System (-Pediatrics)) maakt een ernstinschatting van obesitas op basis van breed gezondheidsrisico, en bij de EOSS-P worden ook barrières voor een gunstige prognose meegenomen. De inschatting gebeurt op medisch-metabool, mechanisch en mentaal vlak, bij kinderen wordt ook het milieu (gezin, socio-economische situatie) meegenomen. De persoon met obesitas krijgt een stadium toegekend op elk van deze domeinen, en het hoogst genoteerde stadium vormt het uiteindelijk stadium waarin de persoon geclassificeerd wordt en dat richting geeft aan de behandeling.
Men spreekt bij volwassenen van ondergewicht bij een BMI tussen 18,5 en 16, en van extreem ondergewicht bij een BMI lager dan 16. Bij kinderen en jongeren zijn er aangepaste leeftijdsgrenzen. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes.
Sommige mensen zijn tenger gebouwd, en volgen een groeicurve die licht onder de normale grenzen valt. Ondergewicht betekent dus niet dat er vanzelfsprekend een gewichtsprobleem aanwezig is. BMI geeft slechts een beperkte indicatie van de lichaamssamenstelling en de gezondheid van een persoon. Zo heeft iemand met een kleine gestalte en/of minder spiermassa doorgaans een lagere BMI. Verder kan iemand met ondergewicht een gezonde leefstijl hebben en metabool gezond zijn, net zoals een persoon met een normaal gewicht ongezonde gewoontes kan hebben en metabool ongezond kan zijn.
Een plotse verandering in je curve (doordat je gewicht daalt of doordat je minder bijkomt dan verwacht wordt in een normaal groeiproces), op elk gewicht, moet steeds onderzocht worden. Zo zijn er naast psychologische oorzaken (bv. eetstoornis, depressie…) ook lichamelijke problemen die ondergewicht of gewichtsafname kunnen geven, bv. hormonale problemen of infecties. Daarnaast kan het gebruik van bepaalde medicatie leiden tot gewichtsafname.
Wanneer kinderen en jongeren in een groeiperiode zitten, kan het gewicht tijdelijk achterop blijven. Maar na enige tijd moet het gewicht ook mee omhoog. Anders zal de groei afremmen en zelfs stoppen. Een te laag gewicht kan ook invloed hebben op de menstruatiecyclus bij meisjes en vrouwen. De menstruatie kan onregelmatig zijn of volledig stoppen. Het is belangrijk om een te laag gewicht serieus te nemen. De samenstelling van de voeding kan een rol spelen: is deze voldoende evenwichtig en calorierijk? Een lichaam in volle groei heeft veel energie nodig. De samenstelling van de voeding kan je met een diëtist bespreken.
Men spreekt bij volwassenen van overgewicht bij een BMI tussen 25 en 30. Bij kinderen en jongeren zijn er aangepaste leeftijdsgrenzen. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes. De curven die op 18-jarige leeftijd de BMI-grens van 25 bereiken, geven de grenswaarde voor overgewicht.
Obesitas gaat over een overmatige vetopstapeling die gezondheidsrisico’s kan veroorzaken. BMI is een afgeleide om dit in te schatten. Men spreekt over obesitas bij volwassenen bij een BMI vanaf 30, met bijkomende onderverdeling: obesitas klasse 1 (30-35); obesitas klasse 2(35-40); morbide obesitas (groter dan of gelijk aan 40). Bij kinderen en jongeren zijn er aangepaste leeftijdsgrenzen. In Vlaanderen maken we doorgaans gebruik van Vlaamse groeicurven, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes. BMI geeft slechts een beperkte indicatie van de lichaamssamenstelling en de gezondheid van een persoon. Zo heeft iemand met een groter gestalte en/of meer spiermassa doorgaans een hogere BMI. Verder kan iemand met obesitas een gezonde leefstijl hebben en metabool gezond zijn, net zoals een persoon met een normaal gewicht ongezonde gewoontes kan hebben en metabool ongezond kan zijn.
Een plotse verandering in je curve (doordat je gewicht stijgt of doordat je meer bijkomt dan verwacht wordt in een normaal groeiproces), op elk gewicht, moet steeds onderzocht worden. Zo zijn er naast psychologische oorzaken (bv. eetstoornis, depressie…) ook lichamelijke problemen die overgewicht of gewichtstoename kunnen geven, bv. hormonale problemen of genetisch syndroom. Daarnaast kan het gebruik van bepaalde medicatie leiden tot gewichtstoename.
Meer over overgewicht en obesitas bij volwassenen
Behandeling van gewichtsproblemen bij kinderen is belangrijk. Zowel voor de gezondheid en het welzijn van het kind nu, als voor de gezondheid van de volwassene later. Obesitas behandelen betekent niet dat het kind ‘op dieet’ gaat. Maar wel dat we de oorzaken van obesitas in kaart brengen. En dat we zowel het kind als het gezin ondersteunen in het opbouwen en behouden van een gezonde leefstijl. Kinderen met obesitas zijn kwetsbaarder. Ze zijn vaak sneller moe, blijven soms achter bij sport en spel, en ondervinden vaker pesterijen door leeftijdsgenoten. Dit heeft een grote impact op het zelfbeeld en welbevinden. Daarnaast lopen kinderen met obesitas meer risico om een eetstoornis te ontwikkelen. Factoren die hierbij meespelen zijn een focus op gewicht en uiterlijk, wat kan leiden tot zelfstigma en stigma vanuit de omgeving. Bij de preventie en aanpak van obesitas is het dus belangrijk om versterkend te werken om het risico op eetstoornissen en andere psychische problemen te verminderen.