Visie rond gewicht

Ontstaan en voortbestaan van overgewicht

Overgewicht en obesitas worden veroorzaakt door een complex samenspel van verschillende biologische, omgevings-, sociale en culturele factoren. Het is algemeen aanvaard dat het een resultaat is van een onevenwicht tussen de opname en het verbruik van energie. Gewichtstoename treedt op wanneer er meer energie wordt opgenomen (door eten en drinken) dan verbruikt (door beweging en/of normale lichaamsfuncties, metabolisme), gewichtsverlies treedt op wanneer er meer calorieën worden verbruikt dan er worden opgenomen. Dit wordt gemakkelijk vertaald naar: de persoon eet te veel en/of beweegt te weinig (en het bijhorende behandeladvies: minder/gezonder eten en meer bewegen).

Recent zijn er heel wat nieuwe inzichten.

Men onderstreept het belang van heel wat beïnvloedende factoren die tot gewichtstoename kunnen leiden. Het is belangrijk hiermee rekening te houden bij het uitwerken van behandeladvies. Ten eerste zijn er individuele verschillen in hoe het lichaam energie verwerkt. Genetische afwijkingen, hormonale stoornissen, motorische beperkingen, slaapdeprivatie, medicatie, psychologische factoren,… kunnen stuk voor stuk een rol spelen bij gewichtstoename. Deze tussenliggende factoren zijn erg complex en verschillen ook tussen mensen. Genetische factoren hebben impact op hoe ons lichaam voedsel en beweging herkent, gebruikt en erop reageert. Ook chemische en hormonale processen hebben een invloed op wat we eten en hoeveel we bewegen. Daarnaast zijn er contextfactoren die gezonde keuzes gemakkelijker of moeilijker maken. Zo worden voedsel- en bewegingskeuzes zeer sterk beïnvloed door de omgeving waarin we wonen. De huidige obesogene samenleving kenmerkt zich door een groot aanbod aan energierijke voedingsmiddelen en een sedentaire levensstijl. Opvoedings- en conditioneringsprocessen op vlak van eten zorgen ervoor dat het eetgebeuren soms erg verschillend is aangeleerd. En tot slot kunnen psychologische factoren, zoals zelfbeeld en copingvaardigheden, een belangrijke invloed hebben op het verloop van het eetgedrag (Braet & Verbeken, 2015; Northern Health, 2012).

Daarnaast zijn er ook heel wat invloeden die gewichtsverlies tegenwerken. Meer en meer onderzoek toont dat gewicht verliezen en vooral het gerealiseerde gewichtsverlies behouden, moeilijk is. Dit wordt aangetoond in diverse grootschalige klinische studies, waarin het effect van een intensief leefstijlprogramma (bestaande uit calorierestrictie en verhoogde fysieke activiteit) op het gewicht bij een groot aantal individuen gedurende een langere periode opgevolgd werd (bv. Look AHEAD study (Wing et al., 2013), Diabetes Prevention Program (Venditti et al., 2008)). Typisch resulteert een intensief leefstijlprogramma met calorierestrictie en verhoogde fysieke activiteit na 1 jaar in 5 tot 10 % gewichtsverlies en is er een duidelijke verbetering in bloedsuikerwaarden en hypertensie merkbaar. Echter, in de jaren volgend op de behandeling wordt bij het overgrote deel van de deelnemers systematische gewichtstoename vastgesteld (Greenway, 2015). Recent onderzoek geeft aan dat metabole verbetering is vast te stellen door aanpassing van leefstijl, zelfs zonder gewichtsreductie. Het suggereert dat leefstijl meer impact heeft op metabole gezondheid dan gewicht (Estruch et al, 2018; Lin et al, 2017).

De geobserveerde gewichtstoename na verloop van tijd toeschrijven aan gebrek aan wilskracht is kort door de bocht en onterecht. Op drie vlakken worden pogingen tot gewichtsverlies en het behoud ervan tegengewerkt: fysiologisch, psychologisch en sociaal.

  • Zo streeft het menselijk lichaam naar behoud van gewicht en lichaamssamenstelling door diverse fysiologische processen die uitgelokt worden (Greenway, 2015):
  • Vermindering van energieverbruik (zowel voor wat betreft het basaal rustmetabolisme als voor wat betreft de fysieke activiteit);
  • Verstoringen in de niveaus van de diverse eetlustregulerende hormonen;
  • Extra activatie van de hedonische respons na eten. Bovendien zijn er reeds individuele verschillen in beloningsgevoeligheid, waardoor het voor de ene persoon gemakkelijker is om met de diverse verleidende voedingsprikkels in de omgeving om te gaan dan voor andere.
  • Deze veranderingen dragen ook bij aan hernieuwde gewichtstoename (jojo-effect).

De stigmatisering die personen met obesitas ervaren, zorgt voor extra sociale tegenwind en heeft zijn aandeel in de terugkerende gewichtstoename. Stigmatiserende ervaringen kunnen emotionele problemen (schaamte, depressie, lichaamsontevredenheid…) en stress uitlokken. Verhoogde cortisol (ons stress-hormoon) kan verstoord eetgedrag (verminderde zelfcontrole, verhoogde inname van suiker- en vetrijke voeding) en gewichtstoename als gevolg hebben (Tomiyama, 2014).

Lijngedrag heeft ook heel wat psychologische gevolgen. Een cognitieve grens leggen op het eigen eetgedrag vraagt heel wat mentale energie. Op momenten dat dit energiepeil uitgeput is (bv. door vermoeidheid of stress), kan ontremming ontstaan, en eet iemand die lijnt vaak méér dan iemand die niet lijnt (Schaumberg et al., 2016).

Dus:

  • Meer factoren dan het huidig eet- en beweeggedrag hebben een invloed op iemands gewicht. Een persoon met overgewicht kan een gezonde leefstijl hebben (net zoals een persoon zonder overgewicht een ongezonde leefstijl kan hebben). Door te snel advies te geven, zonder te checken welke inspanningen de persoon al doet, dreigen we de persoon te bruuskeren (en motivatie tot hulpverlening teniet te doen)
  • De “maakbaarheid” van ons gewicht is beperkter dan de maatschappij ons doet geloven
  • Als we advies geven zonder een grondige inschatting van de factoren die een rol spelen in het ontstaan en behoud van overgewicht bij een individu, kunnen we gedrag uitlokken dat contraproductief werkt (bv. streng lijngedrag)

Vandaar ons pleidooi voor een goede inschatting van de persoon met overgewicht, en een uitstel van het “oordeel”. Dit vereist aandacht voor fysieke gezondheidsparameters naast gewicht, inschatting van de psychosociale gezondheid, én het in kaart brengen van huidige en vroegere inspanningen.

Gevolgen van overgewicht

Medisch

Obesitas wordt geassocieerd met een verhoogd risico op diabetes type 2, hart- en vaatziekten en sommige kankers. Deze associatie werd aangetoond in diverse grootschalige cohortestudies (o.a. Caleyachetty et al., 2017Nyberg et al., 2018). Deze risico’s dienen in kaart gebracht te worden bij de ernstinschatting van overgewicht en obesitas.

Zo kan overtollig buik- en orgaanvet ertoe leiden dat de werking van insuline belemmerd wordt en diabetes type 2 ontstaat, met heel wat gezondheidsrisico’s als gevolg (Napoli & Pozzilli, 2015). Er is bovendien een bidirectioneel verband tussen diabetes en depressie en een verhoogd risico op suïcide (Hendrieckx et al., 2016; Wang et al., 2017). Belangrijk is dat preventieve interventies in de eerste lijn een reductie van 60% kunnen teweeg brengen op nieuw ontstaan van diabetes type 2 zonder gebruik van medicatie (Diabetesliga, 2016; Knowler et al., 2002; Li et al., 2008).

Ook heeft overgewicht invloed op de vruchtbaarheid. Zo bestaat er een sterk verhoogde kans op het polycystisch ovarieel syndroom, waarbij er relatief te veel testosteron ten opzichte van oestrogeen aanwezig is en de eierstokken veel eicellen produceren maar deze niet uitgroeien. Daarnaast is er sprake van mannelijke uiterlijke kenmerken. Uit studies blijkt dat een beperkt gewichtsverlies (5%) volgens de traditionele aanpak al een belangrijke invloed kan hebben op de vruchtbaarheid (Lubrano et al., 2015).

Mogelijke lichamelijke gevolgen van het overgewicht op de gezondheid zijn (Kushner & Blatner, 2005; Tsigos et al., 2008):

  • Cardiovasculair: hypertensie, hart- en vaatziekten, congestief hartfalen, cor pulmonale, veneuze insufficiëntie en veneuze trombose, spataders, longembolie, leukemie, multipel myeloom, lymfoom.
  • Metabool: insulineresistentie, dyslipidemie, metabool syndroom, diabetes mellitus type 2, hyperurikemie
  • Respiratoir: astma (door o.a. Gastro-oesofagale reflux), obstructieve slaapapneu, obesitas hypoventilatie (Pickwick) syndroom, dyspneu
  • Gastro-intestinaal: niet-alcoholische leversteatose, levercirrose, gastro-oesofagale reflux (gerd), pyrosis, cholecystitis, galstenen, hernia, slokdarm, dunne darm-, colon-, rectum-, lever-, galblaas- of pancreaskanker
  • Neurologisch: beroerte, idiopathische intracraniële hypertensie, meralgia paresthetica
  • Musculoskeletaal: axiale artritis, jicht, skeletafwijkingen (artrose, pes planus/platvoeten), lage rugpijn en pijn in de benen, verminderde mobiliteit, gewrichtslast
  • Reproductief systeem: polycystisch ovariumsyndroom, infertiliteit, menstruatieproblemen, zwangerschapscomplicaties, hirsutisme, hypogonadisme (mannen), prostaatkanker (mannen), endometrium-, baarmoederhals-, eierstok, of borstkanker (vrouwen)
  • Dermatologisch: huidinfectie, striae, slechtere wondheling, maceratie in de huidplooien, karbonkel, cellulitis, lymfoedeem, intertrigo, acanthosis nigricans
  • Renaal: urinaire (stress) incontinentie, proteïnurie, nefrotisch syndroom, obesitas-gerelateerde glomerulopathie, hyperurikemie, nierkanker
  • Andere: paradontale aandoeningen, complicaties van anesthesie, zweten

Echter, niet elke persoon met obesitas blijkt metabool ongezond te zijn, net zoals niet elke persoon met een normale BMI metabool gezond is. Metabole ongezondheid verhoogt het risico op hart- en vaatziekten, ongeacht BMI (Caleyachetty et al., 2017). “Metabole gezondheid” wordt hierbij gedefinieerd a.d.h.v. de criteria van het metabool syndroom (metabole stoornissen zoals insulineresistentie, hoge bloeddruk en verstoorde cholesterolwaarden). Wie geen of beperkte metabole risicofactoren heeft, wordt als metabool gezond gedefinieerd. Een recente meta-analyse, gebaseerd op de gegevens van 40 studies, schatte dat ongeveer 1/3 van de personen met obesitas metabool gezond is (Lin et al., 2017). De prevalentie van metabool gezonde obesitas blijkt hoger te zijn bij vrouwen en jongeren en meer voor te komen in Aziatische bevolkingsgroepen. 

Personen met obesitas die metabool gezond zijn, worden gekenmerkt door een opvallend gezondere leefstijl (met hogere fysieke fitheid en gezonder eetgedrag), een andere lichaamsvorm (met minder visceraal en ectopisch vetweefsel; het vetweefsel bevindt zich onderhuids in plaats van in de buikzone/rond de organen) en normale bloedwaarden (normale bloeddruk, normale insulinegevoeligheid en bloedlipidenprofiel).
De heterogeniteit in metabole gezondheid bestaat niet enkel binnen de populatie met obesitas maar ook binnen de BMI-categorieën van normaal gewicht (BMI: 18.5-<25) en overgewicht (25-<30). Zo rapporteren studies dat tot 30 % van de populatie met normaal gewicht metabool ongezond zijn en op die manier een hoger risico hebben op hart- en vaatziekten (Tomiyama et al., 2013). Bij personen met overgewicht is de verhouding ongeveer ½: de helft van de personen met overgewicht is metabool gezond, de helft is metabool ongezond. Dit pleit voor alertheid in de praktijkkamer voor alle BMI-categorieën, en voor bevraging van leefstijl bij élke patiënt, om tot een correcte inschatting te komen van cardiovasculaire risico’s. 

De gezondheidsstatus van een persoon kan veranderen van metabool gezond naar metabool ongezond en omgekeerd. Bovendien hebben personen mét obesitas die metabool gezond zijn, een hoger risico om te evolueren naar de metabool ongezonde status dan personen zónder obesitas. Studies rapporteren gemiddeld dat 30 tot 40 % van de personen met obesitas die metabool gezond zijn, metabool ongezond worden na een periode van 5 tot 10 jaren. Indicaties voor deze overgang zijn: een graduele stijging van de BMI, een stijging van de middelomtrek (of waist to hip ratio), verhoogde bloedruk en een veranderend bloedbeeld met afwijkende parameters voor wat betreft lipiden, suiker en inflammatie. Het is dan ook zinvol om deze parameters op te volgen. Gezien een stijging van het gewicht (in tegenstelling tot gewichtsstabilisatie) daarbij een gemakkelijk op te volgen screener is van een ongunstige evolutie, kan een dergelijke stijging voor artsen een indicatie zijn om andere parameters te controleren (Estruch et al., 2018, Lin et al., 2017).

Net zoals bij volwassenen, zijn er ook bij kinderen medische comorbiditeiten. Musculoskeletaal is er vaker sprake van X-benen, en problemen met het heupgewricht (vooral bij meisjes). Kinderen kunnen slaapapneu ontwikkelen, wat vermoeidheidsklachten en hoofdpijn (bij het ontwaken) geeft en kan ontaarden in pulmonale hypertensie (Trang, 2015). Cardiovasculair is er vaker een verhoogde cholesterol, verhoogde bloeddruk, en verhoogde ontstekingswaarden in het bloed (Zachurzok, 2015). Hoofdpijnklachten en wazig zicht bij kinderen met obesitas kunnen symptomen zijn van overdruk in de hersenen (Aylward et al., 2016). Een verwijzing naar de oogarts en neuroloog is hier op zijn plaats. Op gastro-intestinaal vlak vormen galstenen en leververvetting risico’s die onmiddellijke behandeling vragen (Nobili, 2015; Svensson & Makin, 2012). Leververvetting komt vaker voor bij jongens met obesitas dan bij meisjes, en kan leiden tot onomkeerbare levercirrose (Nobili, 2015). Endocrien komen kinderen met obesitas vroeger in de puberteit en hebben meisjes een verhoogd risico op het poly-cystisch ovariumsyndroom en jongens op hypogonadisme met implicaties voor latere vruchtbaarheid (Vlachopapadopoulou, 2015). Daarnaast ontwikkelen kinderen met obesitas vaker insulineresistentie, een omkeerbare voorloper van diabetes type 2. De nuchtere bloedsuikerwaarden zijn hierbij nog normaal, maar de orale glucosetolerantietest (OGTT) is verstoord. Een hoge productie van insuline gaat in vaak gepaard met donkere pigmentvlakken in huidplooien (acanthosis nigricans), die vaak blijven bestaan na herstel. Insulineresistentie speelt ook een rol in het ontstaan van nierproblemen (De Filippo, 2015; Hansen et al., 2000; Hunley et al., 2010; Zachurzok, 2015).

Psychologisch

Obesitas heeft verschillende psychologische comorbiditeiten.

Een eerste belangrijke comorbiditeit is depressie. Uit onderzoek blijkt dat de relatie tussen obesitas en depressie bi-directioneel is: obesitas kan zowel voorafgaan aan als volgen op een depressie. Obesitas gaat gepaard met verschillende biologische kenmerken, zoals hormonale ontregeling en verzwakking van de cognitieve functies. Op psychologisch vlak kan obesitas gepaard gaan met een negatief lichaamsbeeld en laag zelfwaardegevoel, een verstoord eetpatroon, maar ook met chronische pijnklachten. Op deze manier kan obesitas dus leiden tot een depressieve stoornis. Depressie gaat op zijn beurt ook gepaard met neuro-endocriene verstoringen. Bovendien is het voor depressieve personen vaak moelijker om een gezonde leefstijl aan te houden en fysiek actief te zijn. Ook kunnen bepaalde antidepressiva gewichtstoename tot gevolgd hebben (Pagoto et al., 2011).

Een tweede belangrijke link is deze tussen obesitas en impulsiviteit. Binnen de populatie met obesitas kunnen 2 subgroepen onderscheiden worden op basis van temperament: een goed functionerende, weerbare groep, en een emotioneel ontregelde groep met problemen rond zelfcontrole. Deze laatste groep wordt gekenmerkt door een hogere prevalentie van eetbuien, angst en depressie, ADHD, vermijdingsgedrag, inadequate coping-strategieën, en verzwakking in het neurocognitief functioneren (Müller et al., 2014).

Verder is er een comorbiditeit tussen obesitas en eetstoornissen. Personen met een eetbuistoornis vertonen impulsiever gedrag ten opzichte van voedsel (zijn gevoeliger voor de beloningswaarde van voedsel, vertonen minder zelfcontrole ten opzichte van voedsel). Dit blijkt ook op andere domeinen dan voedsel het geval te zijn. Personen met een eetbuistoornis hebben vaker dan personen zonder een eetbuistoornis een impulscontrolestoornis, zoals gokverslaving, compulsief kopen… We zien dit ook terugkomen in een hogere prevalentie van ADHD bij personen met obesitas, ook bij deze zonder eetbuistoornis. Daarnaast kunnen eetbuien ook ontstaan als een gevolg van streng lijngedrag in een poging om het gewicht te beïnvloeden (zie eerder) (Davis et al., 2009; Pagoto et al., 2011).

Sociaal

Personen met gewichtsproblemen zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen. Het kan hierbij gaan over onbewuste associaties, maar evengoed over bewuste overtuigingen. Deze bewuste overtuigingen weerspiegelen vaak het sociale klimaat tegenover een bepaalde groep mensen. Zo worden personen met overgewicht als lui en zwak bestempeld (Murakami et al., 2016).

Stigmatisering bij eet- en gewichtsproblemen heeft veel te maken met attributies rond persoonlijke verantwoordelijkheid. Overgewicht wordt hierbij beschouwd als het gevolg van een gebrek aan motivatie of wilskracht om “gezond” te leven. Jammer genoeg zijn deze stigma’s wijdverspreid en leven ze ook in de hulpverlening. Het advies om minder te eten en meer te bewegen (of andersom bij ondergewicht), dat veel hulpverleners geven, is dan ook in essentie een stigmatiserende boodschap (Alberga et al., 2016, 2016).

De gevolgen van stigmatisering zijn niet min. Ze hebben een impact op het zelfbeeld en psychologische klachten, zorgen voor sociale isolatie en verminderen de kansen op de sociaaleconomische ladder. Bovendien vormen ze een drempel voor hulpverlening en herstel (Maïano & Aimé, 2017). Zo veroorzaakt stigmatisering stress, wat gezondheidsproblemen en verstoord eetgedrag zoals lijnen en emotioneel eten met zich meebrengt. Dit kan leiden tot een vicieuze cirkel (Tomiyama, 2014).

Dus:

  • Ook al zijn gewicht en gezondheid geen synoniemen, overmatige vetopstapeling brengt risico’s met zich mee.
  • Kinderen die zich in de hoogste percentielen bevinden, hebben medische ondersteuning nodig, lopen verhoogd risico om als adolescent cardiovasculaire en metabole problemen te ontwikkelen, en ook als volwassene obesitas en comorbiditeiten te hebben indien zij niet goed behandeld worden.
  • Daarnaast brengt overgewicht ook psychische en sociale risico’s met zich mee, die het gewichtsprobleem kunnen doen toenemen.
  • Al deze risico’s moeten mee in kaart gebracht worden om een ernstinschatting te maken en de behandeling uit te werken.
  • Een gezonde leefstijl brengt een verbetering met zich mee in metabole gezondheid, ook als de behandeling niet resulteert in gewichtsverlies.
  • Stigmatisering is een barrière om gezond gedrag te stellen en maakt de gewichtsproblematiek net erger.

Behandeling van overgewicht

Zoals hierboven uiteengezet, gaat metabole gezondheid gepaard met een verminderd risico op hart- en vaatziekten, en blijft metabole gezondheid niet automatisch behouden. Kan een persoon met obesitas die metabool ongezond is, ook evolueren naar een toestand van metabole gezondheid?

Onderzoek toonde reeds aan dat het volgen van een intensief leefstijlprogramma, bestaande uit calorierestrictie en voldoende fysieke activiteit en resulterend in gewichtsverlies, een duidelijke verbetering geeft van de metabole parameters na 1 jaar. Lang werd hieruit geconcludeerd dat beperkt gewichtsverlies gepaard gaat met een verbetering in metabole gezondheid. Maar hoe essentieel is gewichtsverlies in dit verhaal? Het behouden van een significant gewichtsverlies is namelijk moeilijk. Kan een betere metabole gezondheid ook bereikt worden via het aannemen van een gezondere leefstijl, zonder gewichtsverlies?

Er zijn twee aspecten aan de “behandeling” van overgewicht (BASO, 2020):

  1. verbetering van de gezondheid (Preventie, verdwijnen of verbeteren van comorbiditeiten en complicaties, en meer levenskwaliteit en welzijn voor de patiënt)
  2. verbetering in de lichaamssamenstelling (Meer vetvrije massa en/of minder vetmassa, en bereiken van aanhoudend gewichtsverlies (of gewichtsbehoud bij bepaalde patiënten))

Het hoofddoel is dus de gezondheid van de persoon te verbeteren (BASO, 2020; Northern Health, 2012). Vanuit de idee dat overmatige vetopstapeling gezondheidsrisico’s met zich meebrengt, is het wenselijk dat de (in het bijzonder viscerale) vetopstapeling wordt aangepakt. 

Vaak leeft de idee dat via gewichtsverlies automatisch gezondheidswinst geboekt wordt. Het probleem is echter dat blijvend gewichtsverlies bereiken geen evidente opdracht is, en dat afhankelijk van de gekozen weg er andere problemen kunnen opduiken.

  • Streng lijngedrag verstoort het metabolisme, met het bekende jojo-effect als gevold ) (Greenway, 2015)
  • Streng lijngedrag kan eetbuien uitlokken (en vormt ook een risicofactor voor andere eetstoornissen) (Fairburn et al., 2003; Stice, 2001)
  • Inzetten op gewichtsverlies kan lichaamsontevredenheid uitlokken (een risicofactor voor eetstoornissen, en ruimer verstoord welbevinden) (Fairburn et al., 2003; Stice, 2001)

Interessant in dit kader zijn de recente inzichten dat niet enkel door gewichtsverlies maar ook door een gezonde leefstijl alleen (een gezond en evenwichtig eetpatroon, een voldoende hoog niveau van fysieke activiteit en niet roken), de transitie van metabool gezonde obesitas naar metabool ongezonde obesitas vertraagd kan worden. Zo toonde o.a. de Predimed studie, een RCT met meer dan 7000 participanten met een hoog cardiovasculair risico, dat zelfs zonder gewichtsverlies een duidelijke preventie van hart- en vaatziekten kan bekomen worden door het vasthouden aan een gezond voedingspatroon (rijk aan plantaardige, onbewerkte voedingsmiddelen) (Estruch et al., 2018). Deze resultaten tonen aan dat ook zonder gewichtsverlies gezondheidswinst door leefstijlverandering mogelijk is. Een gezonde levensstijl kan men bovendien levenslang volhouden, i.t.t. een streng dieet.

Eigenlijk geldt dus het omgekeerde: enkel door in te zetten op gezondheidswinst, kan (potentieel) duurzaam gewichtsverlies bereikt worden. Bovendien is overgewicht slechts een biomerker van problemen in de voedingstoestand; door rechtstreeks in te zetten op gewichtsverlies, veranderen we enkel deze biomerker, en gaan we niet in  de oorzaken (Scrinis, 2020). 

Een gezonde leefstijl onderscheidt zich van streng lijnen op volgende kenmerken (NEDC, 2011; Northern Health, 2012; Schaumberg et al., 2016; zie ook meer info over de componenten van een gezonde leefstijl en eetcompetenties op onze website):

  • Elke burger heeft er baat bij, los van zijn gewicht
  • Je kan hem, i.t.t. tot een streng dieet, levenslang volhouden
  • Er bestaat geen “verboden” voedsel
  • Er wordt ontspannen omgegaan met eet- en beweeggedrag
  • Een gezonde leefstijl brengt geen schadelijke neveneffecten met zich mee (bv. risico op eetstoornissen, lichamelijke schade…)

Dit betekent niet dat een gezonde leefstijl bereiken, gemakkelijk is, en in de behandeling van obesitas vereist het een goed bilan van oorzaken en onderhoudende factoren van het overgewicht. Gezien daarin biologie, eet- en beweeggedrag, en psychosociale factoren een rol spelen, is de inschatting en aanpak multidisciplinair. En gezien de complexiteit van het probleem verschilt van persoon tot persoon, is de nodige zorgintensiteit niet voor iedereen dezelfde.

Als we ons blindstaren op het (over)gewicht als gezondheidsrisico, en enkel inzetten op gewichtsverlies zonder de gezondheid van de persoon als hoofddoel te houden:

  • Riskeren we via de adviezen die we geven een jojo-effect uit te lokken (hetzij doordat de behandeling die we instellen te restrictief is, hetzij doordat we de persoon ongewild aanzetten tot extreem lijngedrag (op eigen houtje) (Greenway, 2015; Neumark-Sztainer et al., 2012; Schaumberg et al., 2016).
  • Geven we impliciet de boodschap dat iedereen in bepaalde maten moet passen, en kunnen we lichaamsontevredenheid uitlokken bij wie niet in deze maat past (NEDC, 2011)
  • Gaan we voorbij aan het feit dat obesitas een chronische aandoening is (en er dus geen “snelle oplossing” is) (World Obesity Federation, 2017)
  • Gaan we voorbij aan het feit dat een gezonde leefstijl de gezondheid van de persoon verbetert, ook zonder gewichtsverlies (Estruch et al., 2018)
  • Gaan we voorbij aan het feit dat ook personen met overgewicht of obesitas een gezonde leefstijl kunnen hebben en in goede gezondheid kunnen zijn (net zoals het omgekeerde het geval kan zijn bij mensen met een normaal gewicht) (Lin et al. 2017; Tomiyama, 2014) – en dit willen we ondersteunen, niet teniet doen.

In onze maatschappij leeft sterk de idee dat gewicht maakbaar is, en is slankheid de norm. Als gezondheidsprofessionals proberen we hier een tegenwicht tegen te bieden: streef bij iedereen naar gezondheid. Gewicht is veel minder maakbaar dan we denken, gezond gedrag kunnen we wel beïnvloeden (met de juiste hulp). En het gewichtsverlies dat hiermee bereikt wordt, ook al is het beperkt, zal gepaard gaan met gezondheidswinst, en geen schadelijke neveneffecten hebben.

Hebben hulpverlener (en de patiënt met overgewicht) de hoop dat via een gezonde leefstijl het gewicht zal afnemen? Zeker. Kan die gewichtsafname bijkomende gezondheidsvoordelen met zich meebrengen? Inderdaad, indien zo ook de lichaamssamenstelling verbetert. Maar moeten we daarom gewichtsverlies als doel communiceren naar de patiënt (en in ruimere zin naar de bevolking), bóven gezondheidswinst? Nee. Want net dan openen we de deur voor alle risico’s die gepaard gaan met een gewichtsfocus. 

Dus:

  • Obesitas brengt gezondheidsrisico’s met zich mee op fysiek, psychisch en sociaal vlak. De gezondheidsrisico’s aanpakken zijn het doel van een professionele obesitasbehandeling. Gewichtsverlies lost deze risico’s niet op, als dit op een ongezonde manier wordt aangepakt. Hierbij moeten we ons hoeden voor “snelle oplossingen” – die kunnen meer problemen creëren dan ze oplossen, hetzij door het gewicht op lange termijn te doen toenemen, hetzij door andere comorbiditeiten (fysiek en/of mentaal) uit te lokken. Behandeling van overgewicht zal daarom steeds een ‘indirect’ pad bevatten, via gezonde leefstijl. Gewichtsverlies dat op deze manier bereikt wordt, verzekert gezondheidswinst over de hele lijn.
  • Een huidige toestand van obesitas kan een probleem in voedingstoestand uit het verleden weerspiegelen, en aanpassingen in leefstijl zijn niet noodzakelijk gereflecteerd in veranderingen in gewichtsstatus. Bovendien missen we met een focus op BMI als biomerker van gezondheid heel wat personen die een ongezonde leefstijl hebben en van daaruit een verhoogd risico op metabole aandoeningen, maar geen verhoogd gewicht hebben om dat te ‘signaleren’ (Scrinis, 2020).
  • Daarom is het zo belangrijk dat communicatie naar patiënten en de brede bevolking ook van die gezondheidsfocus uitgaat. Als we communiceren dat gezondheidswinst te bereiken is via (enkel) gewichtsverlies, lijkt elke strategie om gewicht te verliezen een oplossing. Een dergelijke boodschap werkt bovendien ook bij gezonde personen ziekmakend.

Preventie van overgewicht

Goede preventie van overgewicht neemt preventie van eetstoornissen mee (Danielsdottir et al., 2011, Neumark-Sztainer, 2005). Hieruit volgt:

  1. Preventie van eetstoornissen en overgewicht samen dient aangepakt te worden. Wanneer de focus te sterk ligt op gewichtsissues lokt dit verstoord eetgedrag, een negatief lichaamsbeeld en gewichtsproblemen uit. Wanneer eetgedrag en angst voor eetproblemen te centraal staan, kan dit verstoord eetgedrag uitlokken. 
  2. Door in te zetten op versterkende thema’s ontstaat er één gemeenschappelijke preventiemethode voor eet- en gewichtsproblemen (en andere psychische problemen). Hierbij hoort het weerbaarder omgaan met de slankheidscultuur, het werken aan meer zelfvertrouwen en het uitbouwen van een gezonde leefstijl.
  3. Door te focussen op gezondheidswinst en niet langer op gewicht (gezondheidswinst kan op elk gewicht bereikt worden), dragen we bij aan destigmatisering. Stigmatisering vormt een veelvoorkomend probleem met een negatieve impact op het zelfbeeld, op sociale isolatie en stress, op gezondheidsproblemen, en op het eetgedrag dat zich door lijnen en emotioneel eten kan ontregelen. Deze vicieuze cirkel willen we mee doorbreken.

Dus:

Bij preventie zetten we in op waar iedereen baat bij heeft en stimuleren:

  • Gezonde en ontspannen leefstijl (in brede zin: eetgedrag en beweging, maar ook slaaphygiëne, verantwoord omgaan met genotsmiddelen, en regelmatig ontspanning nemen).
  • Factoren die mentaal welbevinden ten goede komen, zoals zelfbeeld, sociale verbondenheid, en omgaan met problemen en negatieve emoties

Op deze manier zetten we in op preventie van

  • het ontstaan van overgewicht
  • het ontstaan van comorbiditeiten of toename van risico’s bij personen die reeds overgewicht hebben
  • het ontstaan van eetstoornissen (of ruimer ook andere psychische problemen – het gaat vaak om beschermende factoren die gedeeld worden door veel problematieken) bij personen met en zonder overgewicht

Referenties arrow

Alberga, A. S., Pickering, B. J. Hayden, K. A., Ball, G. D. C. , Edwards, A. , Jelinski, S., Nutter, S., Oddie, S., Sharma, A. M., & Russel-Mayhew, S. (2016). Weight bias reduction in health professionals: a systematic review. Clinical Obesity, 6, 175-188.

Alberga, A.S., Russell-Mayhew, S., von Ranson, K. M., &. McLaren, L. (2016). Weight bias: A call to action. Journal of Eating Disorders, 4: 34.

Aylward, S. C., Waslo, C. S., Au, J. N., Tanne, E. (2016). Manifestations of pediatric intracranial hypertension from the intracranial hypertension registry. Pediatric Neurology, 61, 76–82.

Belgian Association for the Study of Obesity (2020). Consensus BASO 2020. Een praktische gids voor de evaluatie en behandeling van overgewicht en obesitas. BASO.

Braet, C. & Verbeken, S. (2015). Psychological assessment of the obese child and adolescents: Principles. In M.L. Frelut (Ed.), The ECOG’s eBook on child and adolescent obesity. Retrieved from ebook.ecog-obesity.eu

Bray, G.A., Kim, K. K. & Wilding, J.P.H. on behalf of the World Obesity Federation (2017). Obesity: a chronic relapsing progressive disease process. A position statement of the World Obesity Federation. Obesity Reviews, 18, 715–723.

Bristow, C., Simmonds, J., Allen, K.-A., & McLean, L. (2022). ‘It makes you not want to eat’: Perceptions of anti-obesity public health campaigns in individuals diagnosed with an eating disorder. European Eating Disorders Review, 1– 12. https://doi.org/10.1002/erv.2950

Caleyachetty, R., Thomas, G. N., Toulis, K. A., Mohammed, N., Gokhale, K. M., Balachandran, K., Nirantharakumar, K. (2017). Metabolically healthy obese and incident cardiovascular disease events among 3.5 million men and women. Journal of the American College of Cardiology, 70, 1429-1437.

Daníelsdóttir, S., Burgard, D., & Oliver-Pyatt, W. (2011). Guidelines for childhood obesity prevention programs. Academy for Eating Disorders. https://www.aedweb.org/get-involved/advocacy/position-statements/guidelines-for-childhood-obesity-prevention-programs

Davis, C., Patte, K., Levitan, R. D., Carter, J., Kaplan, A. S., Zai, C., Reid, C., Curtis, C., & Kennedy, J. L. (2009). A psycho-genetic study of associations between the symptoms of binge eating disorder and those of attention deficit (hyperactivity) disorder. Journal of Psychiatric Research, 43, 687-96.

De Filippo, G. (2015). Insulin resistance and the risk of diabetes. In M.L. Frelut (Ed.), The ECOG’s eBook on child and adolescent obesity. Retrieved from ebook.ecog-obesity.eu

Diabetesliga (2016). Preventie van type 2 diabetes bij volwassenen. Wetenschappelijk dossier voor zorgverleners en intermediairen. Diabetesliga, met steun van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.

Estruch et al. (2018). Primary prevention of cardiovascular disease with a mediterranean diet supplemented with extra-virgin olive oil or nuts. New England Journal of Medicine, 378: e34.

Fairburn, C. G., Cooper, Z., & Shafran, R. (2003). Cognitive behaviour therapy for eating disorders: a “transdiagnostic” theory and treatment. Behaviour Research and Therapy, 41, 509-528.

Greenway F.L. (2015). Physiological adaptations to weight loss and factors favouring weight regain. International Journal of Obesity, 39, 1188-1196.

Hansen, J. R., Fulop, M. J., & Hunter, M. K. (2000). Type 2 diabetes mellitus in youth: A growing challenge. Clinical Diabetes, 18, 320-325.

Hendrieckx, C., Halliday, J. A., Beeney, L. J., Speight, J. (2016). Diabetes and emotional health: a handbook for health professionals supporting adults with type 1 or type 2 diabetes. Canberra: National Diabetes Services Scheme.

Hunley, E. T., Ma, E. L., Kon, E. V., (2010). Scope and mechanisms of obesity-related renal disease. Current Opinion in Nephrology and Hypertension, 19, 227-234.

Knowler, W. C., Barrett-Connor, E, Fowler, S. E., Hamman, R. F., Lachin, J. M., Walker, E. A., Nathan, D. M., Diabetes Prevention Program Research Group. (2002). Reduction in the incidence of type 2 diabetes with lifestyle intervention or metformin. The New England Journal of Medicine, 346, 393-403.

Kushner, S., & Blatner, D. (2005). Risk assessment of the overweight and obese patient. Journal of the American Dietetic Association, 105, S53-S62.

Li, G., Zhang, P., Wang, J., et al. (2008). The long-term effect of lifestyle interventions to prevent diabetes in the China Da Qing Diabetes Prevention Study: a 20-year follow-up study. The Lancet, 371, 1783-9.

Lin, H.L., Zhang, L., Zheng, R., & Zheng, Y. (2017). The prevalence, metabolic risk and effects of lifestyle intervention for metabolically healthy obesity: a systematic review and meta-analysis. Medicine, 96: e8838. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5708991/

Lubrano C., Gnessi L., Migliaccio S. (2015) Ovarian function and obesity: PCOS, menopause. In: Lenzi A., Migliaccio S., Donini L. (eds) Multidisciplinary approach to obesity. Springer, Cham.

Maïano, C., & Aimé, A. (2017). Weight-based stigmatisation: A special issue on determinants, mediating mechanisms, and intervention programs. European Review of Applied Psychology, 67, 113-115.

Müller, A., Claes, L., Wilderjans, T. F., & de Zwaan, M. (2014). Temperament subtypes in treatment seeking obese individuals: A latent profile analysis. European Eating Disorders Review, 22, 260–266.

Murakami, J. M. , Essayli, J. H. & Latner, J. D. (2016). The relative stigmatization of eating disorders and obesity in males and females. Appetite, 102, 77-82.

Napoli N., Pozzilli P. (2015) Obesity and glucose metabolism. In: Lenzi A., Migliaccio S., Donini L. (eds) Multidisciplinary approach to obesity. Springer, Cham.

National Eating Disorders Collaboration (2011). Evaluating the risk of harm of weight-related public messages. NEDC, Australia.

Neumark-Sztainer, D. (2005). Can we simultaneously work toward the prevention of obesity and eating disorders in children and adolescents? International Journal of Eating Disorders, 38, 220-227.

Neumark-Sztainer, D., Wall, M., Story, M. et al (2012). Dieting and unhealthy weight control behaviors during adolescence: associations with 10-year changes in Body Mass Index. Journal of Adolescent Health, 50, 80-86.

Nobili, V. (2015). Non alcoholic fatty liver disease in children. In M.L. Frelut (Ed.), The ECOG’s eBook on child and adolescent obesity. Retrieved from ebook.ecog-obesity.eu

Northern Health (2012). Position on health, weight and obesity. An integrated population health approach. Northern Health, Canada.

Northern Health (2012). Position on healthy eating. An integrated population health approach. Northern Health, Canada.

Nyberg S.T. et al. (2018). Obesity and loss of disease-free years owing to major non-communicable diseases: a multicohort study. Lancet Public Health, https://www.thelancet.com/journals/lanpub/article/PIIS2468-2667(18)30139-7/fulltext

Pagoto, S., Schneider, K., Appelhans, B. M., Curtin, C., & Hajduk, A. (2011). Psychological co-morbidities of obesity. In S. Pagoto, Psychological co-morbidities of physical illness. Springer, New York.

Schaumberg, K., Anderson, D., Anderson, L., Reilly, E. & Gorrell, S.(2016). Dietary restraint: what’s the harm? A review of the relationship between dietary restraint, weight trajectory and the development of eating pathology. Clinical Obesity, 6, 89-100.

Scrinis, G. (2020). Reframing malnutrition in all its forms: A critique of the tripartite classification of malnutrition. Global Food security, 26, https://doi.org/10.1016/j.gfs.2020.100396.

Svensson, J., & Makin, E. (2012). Gallstone disease in children. Seminars in Pediatric Surgery, 21, 255-265.

Stice, E. (2001). A prospective test of the dual pathway model of bulimic pathology: mediating effects of dieting and negative affect. Journal of Abnormal Psychology, 110, 124-135.

Tomiyama, A. J. (2014). Weight stigma is stressful. A review of evidence for the Cyclic obesity/weight-based stigma model. Appetite, 82, 8-15.

Tomiyama, A.J., Hunger, J.M., Nguyen-Cuu, J. and Wells, C. (2013). Misclassification of cardiometabolic health when using body mass index categories in NHANES 2005-2012. International Journal of Obesity, 40, 883-886.

Trang, H. (2015). Sleep-disordered breathing In obese children. Mechanisms, diagnosis and management. In M.L. Frelut (Ed.), The ECOG’s eBook on child and adolescent obesity. Retrieved from ebook.ecog-obesity.eu

Tsigos, C., Hainer, V., Basdevant, A., Finer, N., Fried, M., Mathus-Vliegen, E., … Toplak, H. (2008). Management of obesity in adults: European clinical practice guidelines. Obesity Facts, 1, 106-116.

Venditti, E.M., et al. for the Diabetes Prevention Research Group (2008). First versus repeat treatment with a lifestyle intervention program: attendance and weight loss outcomes. International Journal of Obesity, 32, 1537-1664.

Vlachopapadopoulou, E. (2015). Childhood obesity: Implications in pubertal process. In M.L. Frelut (Ed.), The ECOG’s eBook on child and adolescent obesity. Retrieved from ebook.ecog-obesity.eu

Wang, B., An, X., Shi, X, Zhang J. A. (2017). Management of endocrine disease: Suicide risk in patients with diabetes: a systematic review and meta-analysis. European Journal of Endocrinology, 177, 169-181.

Wing, R.R. et al.. for the Look AHEAD Research Group (2013). Cardiovascular effects of intensive lifestyle intervention in type 2 diabetes. New England Journal of Medicine, 369, 145-154.

Zachurzok A, Malecka-Tendera E (2015). Cardiovascular complications of obesity. In M.L. Frelut (Ed.), The ECOG’s eBook on child and adolescent obesity. Retrieved from ebook.ecog-obesity.eu

Voor meer info rond de visie op preventie, zie de vorige sectie ‘Visie op preventie