Vroegdetectie

Eetproblemen en eetstoornissen

Een vroege detectie van een (beginnende) eetstoornis, met bijhorende opstart van een behandeling, voorspelt een betere kans op herstel. Ook een jongere leeftijd bij diagnose is gelinkt aan betere behandeluitkomsten (Herzog et al., 1996;).

Het is dus belangrijk dat zorgverleners die in hun praktijk in aanraking komen met risicogroepen (zoals huisartsen, psychologen, diëtisten…) een goede kennis hebben van de (vroegdetectie)signalen van de verschillende eetstoornissen (Pritts & Susman, 2003).

Gewichtsproblemen

Een onevenwichtig eet- en beweegpatroon kan leiden tot overgewicht of ondergewicht. Beide gewichtsproblemen hebben belangrijke gevolgen voor de gezondheid.

Verstoord eetgedrag bij normaal gewicht

Ook bij een normaal gewicht kan er echter sprake zijn van een (beginnend) eetprobleem. Vroegtijdig herkennen en aanpakken van eet- en gewichtsproblemen, met bijhorende opstart van een behandeling,  zorgt voor een betere prognose. Ook een jongere leeftijd bij diagnose is gelinkt aan betere behandeluitkomsten.

Herken de signalen

Gebruik de navigatie hierboven voor samenvattend overzicht van de belangrijkste signalen zoals die herkend kunnen worden door de persoon zelf of de omgeving: familieleden, vrienden, kennissen, leerkrachten, CLB, huisarts en andere zorgverleners (psychologen, diëtisten,…).

De signalen hebben betrekking op het eetgedrag, het psychosociaal functioneren en het lichamelijk functioneren. We geven een overzicht van signalen van eetproblemen per leeftijdsgroep.

Indicatiestelling

Om te bekijken welke behandeling aangewezen is, is het nodig een inschatting te maken van de ernst van het probleem. Daarbij wordt rekening gehouden met zowel de medische ernst van het eet- en gewichtsprobleem als de ernst van de psychosociale ontregeling. 

Ernstinschatting van het eet- of gewichtsprobleem

De medische ernstinschatting gebeurt door een arts. Deze bekijkt welke medische risicofactoren aanwezig zijn, namelijk: 

  • BMI en gewichtsevolutie, 
  • buikomtrek, 
  • cardiovasculair risico (bloeddruk, hartslag,…), 
  • bloedglucosewaarden, 
  • cholesterolwaarden, 
  • verstoring in de elektrolyten, 
  • zweten, trillen, verwardheid,
  • eventuele comorbiditeiten of medische complicaties (bv. scheurtjes in de slokdarm)

Ook van het psychosociaal functioneren wordt een ernstinschatting gemaakt:

  • Eetgedrag: In welke mate is het eetpatroon verstoord? Wanneer en wat wordt er gegeten, is er voedsel dat vermeden wordt? Is er controleverlies? Is er compensatiegedrag? Wordt er gebraakt, medicatie gebruikt (laxeermiddelen, diuretica, maar ook drugs), extra aan beweging gedaan?
  • Lichaamsbeeld, zelfbeeld en psychisch functioneren: In welke mate is iemand ingenomen door lichaamsvorm en gewicht? Vermijdt men om het eigen lichaam te bekijken of aan te raken? Hoe beleeft iemand zijn/haar zelfbeeld? Zijn er nog positieve activiteiten? Is er zelfverwondend gedrag? Zijn er suïcidegedachten?
  • Sociaal functioneren: Is er een sociaal netwerk? Welke invloed heeft het eet- en/of gewichtsprobleem op de omgeving? Zeker bij kinderen en jongeren kan dit de draagkracht van het gezin verlagen. De mate waarin de directe omgeving bij de behandeling betrokken kan/moet worden hangt hiermee samen, maar evenzeer de afweging in hoever het gezin zelf ondersteuning nodig heeft. 
  • Welke gevolgen heeft het probleem op de persoon en zijn/haar leven? Is er nog een dag-nachtstructuur? Gaat iemand (nog) naar school/werk?
  • Zijn er psychiatrische comorbiditeiten (bv. angst- en stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en stoornissen in het gebruik van middelen). Het tegelijk aanwezig zijn van andere psychiatrische stoornissen is gelinkt aan ernstigere eetstoornispathologie en bijhorend psychisch lijden. 

Zorgtoewijzing 

Eens er een goed beeld is i.v.m. de ernst en de problematiek wordt een mogelijk zorgaanbod voorgesteld. Als principes van zorgtoewijzing bij eet- en gewichtsproblemen gelden:

  • stapsgewijze aanpak op maat (stepped care), met voorkeur voor de meest haalbare en meest betaalbare hulpverlening;
  • continuïteit van zorg, met oog voor het ontwikkelingsperspectief (problemen “groeien” mee met de ouderdom);
  • multidisciplinair aanbod, met aandacht voor lichamelijke gezondheid, voeding en psychosociaal functioneren.

Algemeen wordt aangenomen dat ambulante behandeling vanuit de thuissituatie het meest aangewezen is (aspecten die voorrang moeten krijgen in de behandeling, zie ‘Behandelinhoud’). Een kliniekopname doorkruist onvermijdelijk het sociale leven (gezin, school, werk, sociale contacten). Anderzijds kan een opname aangewezen zijn voor drie doeleinden (al dan niet gecombineerd): observatie, crisisinterventie, intensieve behandeling.

Observatie:

  • lichamelijke factoren, als mogelijke oorzaken dan wel gevolgen van een eet-/ gewichtsprobleem, kunnen grondige medisch-technische onderzoeken in een kliniek vereisen;
  • een observatie van het eetgedrag en algemeen functioneren van kinderen en jongeren buiten de gangbare sociale omgeving kan nuttige informatie opleveren.

Crisisinterventie:

  • in geval van een zorgwekkende lichamelijke toestand, suïciderisico of ernstige zelfverwonding;
  • om een negatieve spiraal te doorbreken bij frequente eetbuien en braken, misbruik van alcohol of drugs, ernstig psychosociaal disfunctioneren;
  • bij escalerende conflicten in het gezin met gevolgen voor andere gezinsleden.

Intensieve behandeling:

  • bij langdurige of complexe problematiek (comorbiditeit);
  • bij falen van deskundige ambulante hulpverlening;
  • bij geringe draagkracht van cliënt en/of gebrekkig sociaal steunsysteem.

Voor observatie en crisisinterventie zijn meerdere settings mogelijk afhankelijk van de hoofdindicatie en leeftijd, bijv. internistische afdeling, PAAZ, kinderkliniek, opnameafdeling van algemeen psychiatrisch ziekenhuis. De intensieve behandeling hoort thuis op een afdeling die gespecialiseerd is in de aanpak van eet- en gewichtsproblemen. 

Materialen

Infofiche eetstoornissen – signalen van een (beginnende) eetstoornis

Checklist signalen van een (beginnende) eetstoornis.

Infofiche

– 682 KB

Infofiche eetproblemen en eetstoornissen – klachten en signalen

Rechtstreekse en onrechtstreekse klachten bij eetproblemen en gewichtsproblemen.

Infofiche

– 676 KB

Referenties arrow

American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed-TR). Washington, DC: APA.

Beers, M.H., Jones, T.V., & Berkwits, M. (2008). Merck manual leeftijd & gezondheid. Over gezond ouder worden. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Belgian Association for the Study of Obesity (2010). De consensus van de BASO. Een praktische gids voor de evaluatie en behandeling van overgewicht en obesitas. Link: http://belgie.easo.org/

Bloks, H. (2008). Eetstoornissen en overgewicht. Herkenning, behandeling, beheersing. Amsterdam: Nieuwezijds.

Defloor, T., Geurden, B., Bocquaert, I., Clays, E. e.a. (2010). Screening en evaluatie van de voedingstoestand van ROB – RVT bewoners. Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Eetexpert (2010). Herkenning en aanpak van eet- en gewichtsproblemen. Draaiboek voor het CGG. Brussel: Vlaamse Gemeenschap, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (verkrijgbaar via www.eetexpert.be).

Fonds Psychische Gezondheid (2007). Signalenkaart eetstoornissen. Link: www.psychischegezondheid.nl

Goeminne, L. (2009). Cahier ouderenzorg: Ondervoeding bij ouderen. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium NV.

Herzog, D. B., Nussbaum, K. M., Marmor, A. K. (1996). Comorbidity and outcome in eating disorders. Psychiatry Clinics of North America, 19, 843-859.

Landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie. Eetstoornissen bij jonge kinderen (0-10 jaar). Link: www.kenniscentrum-kjp.nl/nl

Levine, A., Bachar, L., Tsangen, Z., e.a. (2011). Screening criteria for diagnosis of infantile feeding disorders as a cause of poor feeding or food refusal. Journal of Pediatric Gastroenterology and Nutrition, 52, 536-568.

Levy, Y., Levy, A., Zangen, T., e.a. (2009). Diagnostic clues for identification of nonorganic versus organic causes of food refusal and poor feeding. Journal of Pediatric Gastroenterology and Nutrition, 48, 355-362.

Mond, J. M., Hay, P. J., Rodgers, B., & Owen, C. (2006). An update on the definition of ‘excessive exercise’ in eating disorders research. International Journal of Eating Disorders, 39, 147-153.

Pritts, S. D., & Susman, J. (2003).  Diagnosis of eating disorders in primary care. American Family Physician, 67, 297-304.

Roelants, M., & Hauspie, R. (2004). Vlaamse groeicurven. Laboratorium voor Antropogenetica, Vrije Universiteit Brussel. Link: www.vub.ac.be/groeicurven

Trimbos Instituut & CBO (2006). Multidisciplinaire Richtlijn Eetstoornissen. Link: http://www.cbo.nl/Downloads/704/rl_eetst_2006.pdf

Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (2012). De actieve voedingsdriehoek. Brussel: VIGeZ.