Vroegdetectie van eetproblemen bij lagereschoolkinderen

Fluctuaties in de voedselinname zijn eigen aan de ontwikkeling van het jonge kind. In de meeste gevallen worden de groei en de gewichtstoename van het kind hierdoor niet verstoord. Wanneer dit wel het geval is, spreken we van een eetprobleem. Zodra het abnormale eten de gezondheid kan verstoren en een op zichzelf staande problematiek vormt, en dus geen teken of symptoom van een andere stoornis of aandoening is, spreken we van een eetstoornis.

Kieskeurig eten

  • Voedselweigering is problematisch als het een ernstig gelimiteerd eetpatroon betreft, met of zonder verstoring van de groei, sinds verschillende weken.
  • Voedselaversie is de afkeer van bepaalde soorten voedsel of drank. De inname ervan wordt vermeden of zelfs geweigerd, of gaat gepaard met (neiging tot) misselijkheid, braken, angst of andere ongemakken.
  • Selectief/eenzijdig eten betekent dat een veelheid aan smaken, temperaturen en texturen niet wordt geaccepteerd. Er is geen bereidheid om nieuwe soorten voedsel te proberen. Dit kan zijn oorsprong hebben in een leeftijdsgerelateerde neofobie (angst voor nieuw voedsel) waar inadequaat werd mee omgegaan, of in het temperament van het kind.

Te veel eten

  • Objectief overeten: het kind eet te veel in vergelijking met wat anderen van dezelfde leeftijd/sekse eten, ofwel bij maaltijden ofwel tussendoor.
  • Objectieve eetbuien: dit is een variant van het vorige waarbij tijdens het eten controleverlies optreedt (niet kunnen stoppen).
  • Subjectief overeten: ouder of kind rapporteert dat het kind teveel eet, maar in feite is dat niet het geval in vergelijking met wat anderen van dezelfde leeftijd/sekse eten, ofwel bij maaltijden ofwel tussendoor.
  • Subjectieve eetbuien: ouder of kind rapporteert dat het kind controleverlies vertoont tijdens het eten (moeite om te stoppen), maar het eet niet echt teveel, bijvoorbeeld omdat de ouder dit niet toelaat.

Te frequent eten

Als gezond eetpatroon wordt aanbevolen: drie hoofdmaaltijden per dag en twee tot drie tussendoortjes. Frequenter eten, tussen de maaltijden door, zal er vaak toe leiden dat de eetlust vermindert, zodat er minder gegeten wordt tijdens de hoofdmaaltijd. Omdat dit meestal de gelegenheid is waarop groenten en fruit worden aangeboden, zal tussendoor eten ten nadele van een gezond voedingsaanbod zijn. Bij kinderen die tussendoor geregeld frisdrank of gesuikerde melkdranken drinken, kan ook een vermindering van de eetlust optreden.

Te snel of te traag eten

Te snel of te traag eten is relatief. Wanneer het kind en de ouders hiervan zelf geen hinder ondervinden, is er eigenlijk geen probleem.

  • Te snel eten kan echter leiden tot verteringsongemakken of tot zich overeten, aangezien het een twintigtal minuten duurt vooraleer het verzadigingsgevoel optreedt. Te snel eten kan ook kaderen binnen een eetbui en dus een signaal zijn van een eetprobleem.
  • Te traag eten kan teken zijn van verschillende, al dan niet ernstige eetproblemen. Algemeen kan men stellen dat een maaltijd niet langer mag duren dan 30 minuten. Wanneer het te traag eten sporadisch voorkomt, is het waarschijnlijk eerder een kwestie van ‘niet lusten’. Bij een kind dat systematisch te traag eet kan men denken aan voedselweigering of slikproblemen.

Te veel snoepen

Snoepen verwijst naar het eten of drinken van voedingsmiddelen die men lekker vindt, maar die behoren tot de restgroep van de ‘actieve voedingsdriehoek’ en dus niet noodzakelijk zijn voor een gezonde voeding (chocolade, koeken, cola, chips,…). Snoepen mag met mate. Het is niet eenduidig vast te leggen wanneer iemand te veel snoept. Men zou kunnen stellen dat wanneer de eetlust erdoor vermindert, er sprake is van te veel snoepen. Dit kan uiteraard ook leiden tot gewichtstoename.

Andere eetproblemen

  • Het kind bereikt niet de verwachte gewichtstoename of heeft nutritionele tekorten doordat voedselinname wordt vermeden of beperkt.
  • Slikangst: vermijden van het inslikken van bepaald voedsel of drank, meestal uit angst voor verslikken en/of verstikken (slik-/stikfobie).
  • Ruminatie: half verteerd voedsel wordt zonder inspanning uit de maag naar boven gewerkt, herkauwd en weer ingeslikt (DSM-5, APA, 2013).
  • Pica: herhaald eten van stoffen die niet eetbaar zijn, waarbij dit geen deel uitmaakt van het ontwikkelingsniveau of de cultuur (komt vaak voor bij kinderen tussen 18 en 36 maanden, maar wordt daarna steeds zeldzamer) (DSM-5, APA, 2013).