Risicotaxatie

In deze sectie worden verschillende criteria gegeven die helpen bij de risicotaxatie en bijhorende indicatiestelling. De samenvattingsfiche kan je hier downloaden.

Risicotaxatie gebeurt meestal niet op basis van één criterium (tenzij bij levensbedreigende alarmsignalen), maar op basis van de evolutie van en de link tussen een aantal criteria. Er bestaan verschillende tabellen met criteria voor (psychiatrische/medische) opname die onderling lichte verschillen kennen. De belangrijkste kenmerken die aan bod komen hebben betrekking op gewicht (BMI, ernst en snelheid van gewichtsverlies), dehydratatie (bewustzijnsverlies), verminderde hartfunctie (hartritmestoornissen), te sterke vertraging van basaal metabolisme (lage hartslag/bloeddruk, orthostatische hypotensie, hypothermie), verstoringen in elektrolyten (hypokaliëmie, hyponatriëmie), risico op hersen- en orgaanschade (hypoglycemie, nierinsufficiëntie) en infectierisico (leukopenie, neutropenie). De precieze grenswaarden vertonen soms lichte verschillen, ook omdat niet steeds het onderscheid gemaakt wordt tussen psychiatrische en medische opname. We vertrekken vanuit de criteria van de “Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists clinical practice guidelines” [8] omdat zij expliciet psychiatrische en medische opname van elkaar onderscheiden, aangevuld met andere richtlijnen. Bij gebrek aan overeenkomst tussen verschillende richtlijnen, werd gekozen om valse negatieven te vermijden.

Tabel 10. Risicotaxatie (gebaseerd op [13])

 Matig risico Ernstig risico 
 Specialistische hulp/ Psychiatrische opname Medische opnameb 
Gewicht BMI < 15 of ≤ p30 BMI < 13 of ≤ p20 of gewichtsverlies van meer dan 30% in 6 maanden 
Snel gewichtsverlies – >0,5kg per week gedurende verschillende weken 
– extreem lage voedselinname(bv. < 100 kcal/dag) 
– aanhoudend gewichtsverlies ondanks behandeling 
>1kg per week gedurende verschillende weken  
Systolische bloeddruk <90 mmHg < 80mmHg 
Posturale bloeddruk Bloeddrukval van > 10mmHg bij rechtstaan Bloeddrukval van > 20 mmHg bij rechtstaan 
Hartslag  – Bradycardie:  ≤ 40 slagen/min. 
– Tachycardie: > 120 slagen/min. 
– Posturale tachycardie: hartslagtoename van >20 slagen/min. 
Lichaamstemperatuur < 35.5°C of koude/blauwe extremiteiten < 35°C of koude/blauwe extremiteiten 
ECG  Elke hartritmestoornis, bv. QTc verlenging, niet-specifieke ST of T-golf veranderingen inclusief inversie of bifasische golven 
Bloedsuikergehalte (nuchter) <70 mg/dl < 50 mg/dl 
Natrium < 135 mmol/l <130 mmol/l 
Kalium <3,5 mmol/l < 3,0 mmol/l 
Magnesium 0.5-0.7 mmol/l <0.5mmol/l 
Fosfaat  <0,9 mmol/l (vanaf 17j) <1,1 mmol/l (onder 17 j) 
Glomerulaire filtratiesnelheid  – < 60 ml/min./1,73m² 
– Snelle afname (≥25% afname binnen een week) 
Albumine <35g/l < 32g/l 
Leverenzymen Licht verhoogd Sterk verhoogd  
Bilirubine >20 µmol/l >40 µmol/l 
Alkalische fosfatase >110 IU/l >200 IU/l 
ASAT/SGOT >40 U/l >80 U/l 
ALAT/SGPT >45 U/l >90 U/l 
Gamma-glutamyl transpeptidase >45 U/l >90 U/l 
Neutrofielen < 1,5 x 109/l 1,0 x 109/l 
Andere – Suïciderisico 
– Zelfverwondend gedrag 
– Matig tot hoge agitatie en psychisch lijden 
– Overschrijden draagkracht patiënt/gezin 
Elke gevaarlijke medische complicatie, bv. Scheurtjes in slokdarm, bloedbraken…​ [66]​ 

Noot: *Elke biochemische abnormaliteit die niet reageert op adequate suppletie binnen 24u moet bekeken worden door een medisch specialist; (a)Ook bij patiënten met minder ernstige symptomen kan een opname nodig zijn; (b)Medische opname verwijst naar opname in een medische afdeling, een korte termijn observatiedienst, of gelijkaardig [13].

De behandeling van een eetstoornis is multidisciplinair (medische opvolging, voedingsbegeleiding, bewegingsbegeleiding en psychotherapie). Bij kinderen en jongeren met anorexia nervosa is het belangrijk om het gezin in de behandeling te betrekken, en patiënten met eetbuien hebben baat bij cognitief-gedragstherapeutische technieken. Ambulante begeleiding heeft de voorkeur op residentiële begeleiding, indien de medische en psychosociale situatie van de patiënt dit toelaat [8, 6].

Centraal staat herstel van een gezond gewicht en een evenwichtig eetpatroon. Wanneer een eetstoornis niet gepaard gaat met complicaties, is een specifieke medisch interventie niet of zelden noodzakelijk. Bij herstel van de eetstoornis zullen de meeste lichamelijke verschijnselen namelijk weer verdwijnen [68, 54]. Wel moeten een aantal risico’s gemonitord worden, zoals uitdrogingsverschijnselen en hypoglycemie, maar ook langetermijngevolgen zoals osteoporose. Ernstig ondergewicht (al dan niet in combinatie met excessief bewegen), snelle gewichtsdaling, eetbuien en ongezond compensatiegedrag (bv. braken of het gebruik van laxeermiddelen) vormen medische risico’s en dienen zo snel mogelijk aangepakt te worden [8, 7, 44]. Patiënten met een eetbuistoornis kunnen medische opvolging nodig hebben voor obesitasgerelateerde complicaties [54]. In de eerste weken van herstel is ook aandacht voor het risico op hervoedingssyndroom.

De huisarts kan een coördinerende rol opnemen. In elk behandelplan is het belangrijk om af te spreken wie de verantwoordelijkheid neemt voor de fysieke opvolging en op welke manier medische risico’s aangepakt zullen worden. Dit vereist effectieve communicatie tussen eerstelijn en gespecialiseerde zorg [55]. De huisarts kan (het risico op) medische complicaties opvolgen (hartritmestoornissen, osteoporose, elektrolytenstoornissen) en de noodzaak voor hospitalisatie helpen bepalen [17]. Indien de patiënt (nog) niet bereid is tot een multidisciplinaire behandeling, kan de huisarts reeds in overleg met een collega arts-specialist in eetstoornissen concrete afspraken maken rond gewicht, voedselinname en compensatiegedrag, en fysieke toestand [17]. Via psycho-educatie (zie patiëntfiche) en motiverende gespreksvoering (zie motivatiekaders en e-learning rond motivatie) kan gewerkt worden aan probleembewustzijn.

Met behulp van de risicotaxatie kan de arts een inschatting maken van de nodige zorgintensiteit.

Bij patiënten met een beperkt (medisch/psychiatrisch) risico worden regelmatige check-ups gepland, in combinatie met eerstelijns multidisciplinaire opvolging.

Bij patiënten met een matig risico wordt wekelijkse monitoring aangeraden, met inschakeling van gespecialiseerde hulp, en overweging van psychiatrische opname.

Bij ernstig risico is urgente medische opname ter stabilisatie nodig.