Aanmelding

Kernwoorden
Invoegen
Signalen
Risicogroepen

Download hier de samenvattingsfiche.

Een belangrijk startpunt is om in te voegen in het verhaal en leven van de persoon die voor je zit. Deze persoon komt niet noodzakelijk met een vraag rond eten of gewicht, ook als jij je daar als arts wel zorgen om maakt. Maak eerst contact met de persoon voor je het probleem verkent. Verken de initiële hulpvraag, en vraag dan of er ook vragen zijn over voeding, eetgedrag of gewicht. Dit kan een opening geven. Je kan ook expliciet (toestemming) vragen om het even over deze zaken te hebben en hierrond wat informatie te geven.  

Niet elke patiënt die zich aanmeldt bij de huisarts kan of hoeft gescreend te worden op een eetstoornis. Tijdens de aanmelding en verkenning van de hulpvraag kan de arts echter oog hebben voor bepaalde signalen die uitnodigen tot screening. Het gaat hier over eetstoornisgerelateerde aanmeldingsklachten of bepaalde signalen tijdens het routineconsult. Ook is het zinvol om waakzaam te zijn bij bepaalde risicogroepen.  

Patiënten met een eetstoornis melden zich doorgaans niet aan omwille van een eetprobleem (wegens gebrek aan probleembesef en ziekte-inzicht of vanuit schaamte​ [10]​). Aanmeldingsklachten betreffen vaak vage klachten, zoals vermoeidheid en duizeligheid, of verstoord welbevinden. Klachten die de arts kunnen alarmeren om te screenen op eetstoornissen zijn maagdarmklachten, menstruatieklachten en patiënten die vragen hebben over diëten en gewicht, zonder met overgewicht te kampen. Ook negatieve reacties naar aanleiding van een weegmoment, of opvallende gewichtsveranderingen zijn reden tot verdere screening.   

Tabel 5. Mogelijke aanmeldingsklachten

Rechtstreekse klachten Onrechtstreekse klachten 
Klachten rond gewicht en/of groei: Vage klachten, o.a.: 
– te dik/ te dun 
– te klein/ te groot 
– maagdarmklachten 
– gynaecologische problemen 
– moeheid 
– hoofdpijn 
– duizeligheid 
Klachten rond voeding en eetgedrag: Gedragsmatige of psychologische problemen (verstoord welbevinden) 
– te veel/ te weinig 
– te frequent 
– te selectief 
– te snel/ te langzaam 
– braken
– problemen op school/werk 
– moeilijkheden bij sportprestaties 
– depressieve stemming 
– concentratieproblemen 
– angst 
– gepest worden 

Verder zijn er een aantal risicogroepen, die een hogere kans lopen op de ontwikkeling van een eetstoornis. Zeker bij vage aanmeldingsklachten kan kennis hierrond helpen om een oordeel te vormen rond wie verder gescreend moet worden.  

Vrouwen

Eetstoornissen komen het vaakst voor bij jonge vrouwen (15-25 jaar) met Westerse schoonheidsidealen. Ook vrouwen die afkomstig zijn uit een niet-Westerse cultuur en na migratie geconfronteerd worden met het slankheidsideaal lopen hierbij risico​ [3, 14]​. Vrouwen zijn echter kwetsbaar in verschillende levensfasen die een sociale transitie (en vaak ook hormonale veranderingen) met zich meebrengen: puberteit, de zwangerschaps- en postpartum periode, menopauze, verandering in relationele status ​[36]​.  

Omgeving gericht op uiterlijk

Personen die actief zijn in domeinen waar veel nadruk gelegd wordt op uiterlijk en slankheid, zoals de modellen- of balletwereld, hebben meer kans om een eetstoornis te ontwikkelen.  

Topsporters

Diverse internationale studies ​[37, 38]​ tonen ook aan dat topsporters een iets hoger risico hebben om een eetprobleem te ontwikkelen in vergelijking met wie niet aan topsport doet. Dit blijkt voornamelijk het geval bij vrouwelijke elitesporters binnen bepaalde sporttakken zoals duursporten, esthetische sporten, sporten met gewichtscategorieën, enz. 

Diabetes type 1

Verschillende studies tonen aan dat diabetes type 1 een risicofactor is voor subklinische en klinische eetpathologie ​[47, 48]​. De levensstijlaanpassingen die patiënten met diabetes moeten volgen zijn zeer strikt en brengen een sterke focus op voedsel en eetgedrag met zich mee. Tegelijk kunnen patiënten onvoldoende inname van insuline hanteren als middel om af te vallen. Dit kan zich uiten door een verhoogd Hb A1c. De combinatie van diabetes type 1 en een eetstoornis verhoogt het risico op ernstige complicaties sterk​ [49]​. Strikte educatie en opvolging is hier dan ook zeer belangrijk. 

Familiale risicofactoren

Er zijn ook een aantal familiale risicofactoren. Kinderen van moeders met een eetstoornis hebben vaker een verstoorde relatie met voeding en lopen meer risico om een eetstoornis ​[40]​ en andere emotionele problemen ​[41]​ te ontwikkelen. Ook depressie en angststoornissen bij gezinsleden vormen risicofactoren voor de ontwikkeling van een eetstoornis bij de patiënt ​[42]​. Ouders met een psychiatrische problematiek kunnen minder sensitief zijn voor de voedings- en verzorgingssignalen van hun kind ​[43]​. Middelenmisbruik (bijvoorbeeld alcohol) in het gezin wordt gekoppeld aan een verhoogd risico op boulimia nervosa​ [42]​ en eetbuien, wellicht vanuit  gedeelde genetische componenten gekoppeld aan een gebrekkige impulscontrole​ [44]​. Bij patiënten met alle types eetstoornissen  komt ook vaker een verleden van seksueel misbruik naar voor​ [45, 46]​. Seksueel misbruik kan het zelfbeeld en de lichaamsbeleving negatief beïnvloeden​ [42]​. 

Andere medische aandoeningen

Ook andere medische aandoeningen, zoals voedselallergieën, intoleranties, of maagdarmklachten, kunnen een verhoogde focus op voeding met zich meebrengen, restrictief eetgedrag, of angsten rond (mogelijke) negatieve gevolgen van voedsel ​[36]​.  

Tenslotte is er is ook een verhoogd risico op eetstoornissen bij personen uit de LGBTQ+ gemeenschap, en personen met emotionele problemen zoals angststoornis of depressie; persoonlijkheidskenmerken zoals rigiditeit en perfectionisme, en ontwikkelingsstoornissen zoals een autismespectrumstoornis​ [39, 36]​.