Negotiëren

Waar wordt mee aan de slag gegaan?

Verken samen de initiële hulpvraag.  Bepaal een gezamenlijke agenda: “Waar willen we het vandaag over hebben?”. Vertrek van hoe opgroeien gaat, focus eerst rond het functioneren in het algemeen, en kom dan bij deelthema’s: “Zijn er ook vragen rond voeding, eetgedrag of gewicht?”

Er wordt vaak gebotst op de vraag ‘hoe motiveren we deze persoon om gedrag of gewoontes te veranderen?’ Maar eigenlijk gaat het er vaak om eerst te verkennen waarvoor iemand reeds gemotiveerd is, om vervolgens motivatieversterkend in te voegen. Drie kaders bieden hierrond houvast: De vraag waarvoor iemand reeds gemotiveerd is, wordt beantwoord via de veranderingscirkel van Prochaska en Diclemente (1982)[21]. De zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (1985; 2000) [23, 24] kan houvast bieden bij de vraag hoe er motivatieversterkend kan worden ingevoegd. De vraag hoe er motivationeel versterkend gecommuniceerd kan worden, is de topic van Miller en Rollnick (2014) [22] in hun kader van motivationele gespreksvoering. 

Meer informatie vind je in onze fiche Motivatie voor zorgverleners. Desgewenst kan ook de e-learning rond motivering gevolgd worden. 

Infofiche motivatie – zorgverlener

Motivatiekaders en basishouding voor gedragsverandering.

Infofiche

– 149 KB

Achtergrond

Men is er steeds meer van overtuigd dat kwalitatief goede motivatie nodig is om tot duurzame veranderingen te komen. Daarvoor is een groeibevorderende samenwerking essentieel. Hieronder worden de verschillende kaders besproken die handvaten kunnen geven om een groeibevorderende samenwerking te ondersteunen en aan een kwalitatieve motivatie te werken.

1. Zelfdeterminatietheorie (Ryan & Deci, [23,24]) 

Net zoals planten zonlicht, water en mineralen nodig hebben om te kunnen groeien zo kunnen mensen, volgens de zelf-determinatie theorie, pas groeien wanneer er aan drie basisnoden wordt voldaan: de nood aan autonomie, de nood aan verbondenheid en de nood aan competentie. Door Van Steenkiste en Soenens [25] ook wel “vitamines voor groei” genoemd.

De nood aan autonomie is het gevoel hebben zichzelf te mogen zijn en zelf beslissingen te kunnen nemen over het eigen gedrag, i.t.t. gecontroleerd worden door anderen.

De nood aan verbondenheid betreft het gevoel hebben ergens bij te horen, het gevoel hebben dat je geeft om anderen en dat anderen geven om jou.

De nood aan competentie is het gevoel op een effectieve manier te kunnen omgaan met de omgeving, het ervaren van successen en het gevoel hebben gedrag of uitdagingen tot een goed einde te kunnen brengen.

Om optimaal te kunnen samenwerken met de cliënt is het nodig dat er een context gecreëerd wordt waarbinnen optimaal tegemoetgekomen wordt aan de basisnoden van de cliënt. Dit kan op verschillende manieren:

Autonomie ondersteunen

De nood aan autonomie, of zelf zijn leven te kunnen bepalen is wellicht een van de belangrijkste noden over leeftijdsfases en over culturen heen. Invullen van deze nood is een belangrijke voorwaarde voor inzetten van veranderingsprocessen.

Belang van empathie en nieuwsgierigheid

Autonomie ondersteunen vertrekt altijd vanuit empathie. Het houdt in dat jij als hulpverlener benieuwd bent naar en begrip hebt voor de leefwereld van de cliënt. Het is cruciaal dat de situatie van de cliënt zo goed mogelijk begrepen wordt door te luisteren naar wat de cliënt wil vertellen zonder dat zijn/haar verhaal wordt ingevuld met het eigen referentiekader.

Het helpt om elk gesprek vanuit nieuwsgierigheid en een “niet-weten” te starten. Probeer om het verhaal van de cliënt zo concreet mogelijk te krijgen.  Het helpt om wat er door de cliënt verteld wordt zo concreet mogelijk voor zich te zien, als een film die zich voor de ogen afspeelt. Vanuit die houding gaat men automatisch meer open vragen stellen. Probeer ook zicht te krijgen op de hulpvraag van cliënt:

  • Wat is het probleem volgens de cliënt? Hoe denkt cliënt dat de problemen zijn ontstaan?
  • Wat vindt cliënt van begeleiding? Wat verwacht hij/zij van de begeleiding?
  • Hoe denkt de cliënt dat de problemen aangepakt moeten worden?
  • Wanneer heeft hij/zij haar doelen bereikt? Hoe ziet het einddoel er voor hem haar uit?

Maak de cliënt deelgenoot van het proces

Wees eerlijk en open over het traject. Geef cliënt inspraak bij beslissingen over behandeldoelen:

  • Waar wil hij/zij eerst mee aan de slag?
  • Heeft cliënt een idee hoe hij/zij hiermee aan de slag zou willen gaan?
  • Wanneer wil hij/zij bepaalde doelen bereikt hebben?
  • Verduidelijk het aanbod (“ik kan je wat technieken uitleggen, we kunnen samen zoeken hoe jij hier zelf mee aan de slag kan gaan”) en laat de cliënt kiezen.

Geef duiding bij structuur en regels

Een autonomie ondersteunende aanpak is geen ‘laisser faire’-aanpak. Het kader van de hulpverlener leidt tot een bepaalde structuur met afspraken. De kennis m.b.t. gezondheidsbevordering vormt ook een belangrijke input naast de cliëntexpertise, die soms zelfs kan leiden tot dringende beslismomenten. In het autonomie bevorderend werken wordt deze kennis niet ondergeschikt aan de wil van de cliënt, maar pleit men ervoor om voldoende uitleg te geven over het waarom van een bepaalde afspraak of beslismoment zodat de cliënt zelf kan kiezen om ‘toe te stemmen’. ‘Druk zetten’ en ‘autoriteit’ gebruiken wordt in deze aanpak vervangen door maximaal informeren van de cliënt. Dit verhoogt de kans dat de cliënt de afspraak zal aanvaarden en ook zal onderschrijven. 

Verbondenheid

Iedereen heeft behoefte aan ‘graag gezien’ worden en bevestigd te worden. In de hulpverleningsrelatie kan deze nood bevestigd worden door goed invoegen, door onvoorwaardelijke acceptatie en door de kracht van relaties te gebruiken.

Invoegen in de leefwereld van de cliënt

Door goed invoegen in de leefwereld van de cliënt, toont de hulpverlener maximaal respect t.o.v. de cliënt: Vraag naar het filmscript van een doorsnee-dag. Sluit zoveel mogelijk aan bij de leefwereld van de cliënt, blijf bij zijn/haar interesses en doelstellingen. Het kan soms helpen om de woorden, taal en metaforen van de cliënt over te nemen. Erken wat er moeilijk loopt en de gevoelens die de cliënt hierbij heeft.

Vraag ook naar betekenisvolle anderen in het leven van cliënt. Inventariseren van het netwerk is essentieel voor het maximaliseren van de behoefte aan verbondenheid.

Onvoorwaardelijke acceptatie

Blijf staan voor de cliënt, niet alleen op de momenten dat het goed loopt maar ook op de momenten dat het niet zo goed loopt. Wanneer cliënten voelen dat ze altijd bij ergens terecht kunnen ook als het moeilijk loopt, zal het ook mogelijk zijn om in moeilijke periodes te werken aan verandering. Reageer nieuwsgierig i.p.v. verwerpend bij verschil in mening in de begeleiding: ‘je reageert niet helemaal zoals ik gedacht had, maar je zal er wel je reden voor hebben. Kan je mij even vertellen waarom je …’

Gebruik de kracht van relaties

Ook in het werken aan verandering zijn betekenisvolle anderen sterke hefbomen. Ook in situaties waarin cliënten zelf nog niet veel meerwaarde zien van verandering, kan de reactie van anderen op verandering erg belonend werken. Gebruik de kracht van relaties. Bijvoorbeeld: Hoe zou het voor je partner zijn als dit jou lukt? Hoe zou jij je voelen ten opzichte van je partner als dit jou lukt?

Competentie en Krachtgericht

Om de nood aan autonomie te kunnen invullen is er ook nood aan competentie: Het vraagt om concretiseren van tussenstappen en uitvergroten van wat al in de richting werkte.

Werk in kleine stappen

Creëer een context waarbinnen de cliënt een duidelijk zicht heeft op wat er van hem of haar verwacht wordt. Splits samen met de cliënt de behandeldoelen op in kleine haalbare tussendoelen, evalueer en bespreek regelmatig de vorderingen. Op die manier wordt het voor de cliënt gemakkelijker om succeservaringen te zien.

Oog voor talenten en krachten

Spiegel tijdens veranderingsprocessen regelmatig de krachten, talenten en capaciteiten van de cliënt. Ook uitvergroten wat al lukte is bekrachtigend. Versterken van al aanwezig gedrag geeft sneller en duurzamer resultaat dan nieuw gedrag initiëren.

2. Motivationele gespreksvoering (Miller & Rollnick) 

Aansluitend bij de zelfdeterminatietheorie ontwikkelden Miller en Rollnick (2014) vanuit de praktijk het model van motivationele gespreksvoering. Het biedt een gespreksstijl die de cliënt toelaat om eigen motivatie en redenen voor verandering te versterken. Daarbij overtuigt de hulpverlener niet zelf om te veranderen maar laat hij de cliënt zijn redenen om te veranderen versterken. Om dit te bereiken dient de hulpverlener vier processen te ondersteunen:

Engageren omvat alles wat te maken heeft met relatieopbouw: contact maken, invoegen bij de cliënt, afstemmen op de cliënt.

Focussen heeft te maken met het bepalen van de richting van het begeleidingsproces. Met welke thema’s wil de cliënt aan de slag. Zijn er thema’s die jij als hulpverlener op de agenda zou willen zetten?

Ontlokken is het meest essentiële proces waarbij men bij de cliënt de eigen motivatie voor verandering ontlokt.

Plannen behelst twee belangrijke taken: het versterken van het engagement om te veranderen en het formuleren van een specifiek actieplan.

Om deze processen te ondersteunen kan de hulpverlener een beroep doen op een aantal gespreksvaardigheden samengevat in het acroniem ORBS:

  • Open vragen: door open vragen te stellen kan de cliënt zijn eigen situatie te verkennen.
  • Reflectie: aan de cliënt teruggeven wat gehoord of gezien werd. Niet zomaar herhalen maar proberen te raden wat er bedoeld werd of de beleving die het oproept. Opgelet: reflecties zijn een statement en geen vraag.
  • Bevestiging: het uiten van waardering en begrip voor de talenten en kenmerken van de persoon.
  • Samenvatting: samenvatten dient voornamelijk om te structureren. Het geeft houvast en door informatie die doorheen het gesprek gegeven werd samen te zetten kan de cliënt er betekenis aan geven.

Daarnaast is ook het geven van informatie en feedback belangrijk omdat de hulpverlener vanuit zijn eigen expertise en ervaring informatie heeft die de cliënt mogelijk zou kunnen helpen. Om informatie of feedback over te brengen gebruikt men best het ontlok-geef-ontlok principe waarbij je eerst de bereidheid om te luisteren ontlokt, daarna de informatie geeft en dan een reactie ontlokt met behulp van een open vraag.

Bijvoorbeeld:

OntlokEr is heel wat bekend over de mogelijke negatieve gevolgen van lijnen. Is het voor jou ok als ik jou hier iets meer over zou vertellen?

Geef: geef zoveel mogelijk gepersonaliseerde informatie maar breng deze op een neutrale en niet veroordelende manier.

Ontlok: Wat denk je als je dit zo hoort? Of Wat betekent dit voor jou?

Afhankelijk van het proces dat op de voorgrond staat komen bepaalde vaardigheden meer of minder aan bod.

3. De veranderingscirkel van Prochaska & Diclemente

Om in te voegen is het nodig een goede inschatting te maken van waar de cliënt gemotiveerd voor is. Prochaska en Diclemente (1982) beschrijven gedragsverandering als een proces waarin verschillende fases van motivatie worden doorlopen. Hoewel hulpverleners vrij actiegericht opgeleid zijn, zijn de meeste hulpvragen nog lang niet in de actiefase en dat vraagt andere interventies.  

Figuur 3.  De veranderingscirkel van Prochaska & Diclemente

Het model van Prochaska en Diclemente (1982) biedt een houvast bij het plannen van interventies die cliënten helpen om te reflecteren over het nut, het wat en het hoe van gedragsverandering.

Voorbeschouwingsfase

De voorbeschouwingsfase wordt gekenmerkt door de ontkenning van het probleem. De persoon vindt dat er geen probleem is en staat dus ook niet open voor hulp. In de voorbeschouwingsfase is het van belang om van de cliënt nog geen actie te verwachten. Het heeft ook geen zin om deze cliënten opdrachten mee te geven, de kans dat deze worden uitgevoerd is nihil.

Wat zijn wel mogelijke interventies in de voorbeschouwingsfase? 

  • actief luisteren;
  • zoeken naar een gemeenschappelijk hulpvraag: Iedereen is gemotiveerd voor iets. De cliënt is misschien nog niet gemotiveerd om aan zijn/haar eetprobleem te werken maar mogelijk is er wel iets anders waar hij/zij mee aan de slag wil gaan dat met  “eten” gerelateerd is;
  • informatie en feedback geven (zie ook 2. Motivationele gespreksvoering);
  • ontlokken van ambivalentie: aanmoedigen van reflectie over het conflict tussen iemands gedrag en wat hij belangrijk vindt. Men reflecteert over de discrepantie tussen wat men doet en de eigen waarden en doelen. Dit is niet evident. Reflectie wordt pas mogelijk wanneer mensen zichzelf aanvaarden.

Beschouwingsfase

Iemand die in de beschouwingsfase zit, kan zien dat er een probleem is maar men wil nog niet veranderen.  Ook binnen de beschouwingsfase is het van belang om nog geen actie te verwachten.

Interventies die mogelijk wel interessant zijn:

Zoals in de voorbeschouwingsfase:

  • actief luisteren;
  • informatie en feedback geven (zie ook 2. Motivationele gespreksvoering).

Bijkomende interventies in de beschouwingsfase:

  • ambivalentie ten opzichte van verandering verkennen. In situaties waarin cliënten nog maar weinig bereidheid tot verandering tonen kan het interessant zijn om gebruik te maken van een beslissingsbalans. Bij een beslissingsbalans wordt de cliënt gevraagd om de voor- en nadelen van verandering en van behoud op een rijtje te zetten.  Bij de beslissingsbalans wordt echter ook veel behoudstaal ontlokt, het is aan de hulpverlener om dit proces goed te begeleiden en te bepalen in welke mate er aandacht besteed dient te worden aan de behoudkant van de balans.  Gebruik het proces van de cliënt als houvast.

Beslissingsfase

Iemand in de beslissingsfase is zich bewust van het probleem en maakt de beslissing om er iets aan te doen. De beslissingsfase laat toe om samen met de cliënt stil te staan bij manieren waarop de verandering kan plaatsvinden en een veranderingsplan te maken.

Mogelijke interventies in de beslissingsfase zijn:

  • actief luisteren;
  • het opstellen en verduidelijken van doelen. Zorg voor haalbare en concrete doelen, liever kleine stappen dan grote stappen die niet haalbaar zijn. Een handige houvast bij het opstellen van doelen is het acroniem PRISMA: Doelen dienen: Positief, Relevant, Invloed, Specifiek, Meetbaar, Actiegericht te zijn;
  • identificeren van personen in de omgeving die kunnen helpen/supporteren bij verandering.

Actiefase

Iemand in de actiefase is reeds gestart met stappen zetten om verandering aan te brengen. 

  Mogelijke interventies in de actiefase zijn:

  • actief luisteren;
  • supporteren voor de veranderingen die de cliënt aanbrengt;
  • stilstaan en aanmoedigen om stil te staan bij vooruitgang van de cliënt (let hierbij op het verschil tussen procesgerichte en persoongerichte feedback).

Consolidatiefase

Als de cliënt actief stappen neemt om de verandering te behouden, bevindt hij/zij zich in de consolidatiefase.

Mogelijke interventies in de consolidatiefase zijn:

  • actief luisteren;
  • supporteren voor de veranderingen die de cliënt aanbreng;
  • reflecteren over de veranderingen, de gewenste doelen en helpen reflecteren indien strategieën moeten bijgesteld worden;
  • cliënt voorbereiden op een terugval: de terugval te normaliseren en samen stil te staan bij strategieën om “back on track” te komen.

Fase van terugval

Een fase van terugval is heel normaal in een gedragsveranderingsproces en biedt zelfs kansen! Door te reflecteren over de terugval kan er nagegaan worden hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden.

Zie ook Deel V: terugvalpreventie.