Terugval bij eet- en gewichtsproblemen

Terugvallen na een behandeling voor een eetstoornis is niet zo uitzonderlijk. Onderzoeken tonen aan dat 6 tot 57% van cliënten die hersteld zijn van AN terugvallen. Voor BN liggen de cijfers tussen de 21 tot 55% en voor BED liggen de cijfers tussen de 20 tot 30% (Noordenbos & van Elburg, 2018) waarbij het risico vooral verhoogd is in de eerste twee jaar na behandeling (Berends, van Meijel & van Elburg, 2010).  

Ook bij herstel van obesitas zijn momenten van terugval eerder regel dan uitzondering. Obesitas vraagt een doorgedreven leefstijlaanpassing en gedragsverandering waarbij oude gewoontes doorbroken worden. Het opbouwen en automatiseren van nieuwe gewoontes is een proces van lange duur waarbij grote stress vaak doet teruggrijpen naar gedrag dat het langst geleerd is.   

Terugval en herval  

Er is echter een onderscheid tussen een terugval en een herval. 

Bij terugval gaat het om een kort teruggrijpen naar vroeger (symptoom)gedrag op een moment van druk. Men zegt dat terugval onderdeel van herstel is: nieuwe stappen kunnen extra spanning geven, die doen grijpen naar vroegere ongezonde copingstrategieën (omdat de nieuwe strategieën nog niet voldoende zijn geautomatiseerd).

Herval gaat veel verder dan ‘terugval’: herval begint met een terugvalreactie op een spannende situatie, maar wordt niet/onvoldoende bijgestuurd waardoor het vroegere symptoomgedrag niet alleen opgezocht wordt als reactie op de tijdelijke druk, maar de overhand krijgt en de dagstructuur weer stuurt. 

Prognostisch: bij terugval is het nodig om voor kortere tijd het behandelcontact te intensifiëren om de draad terug op te nemen,  bij een herval moet het behandelcontact voor langere tijd (> 3 maanden) geïntensifieerd worden (Noordenbos & van Elburg, 2018).  

Het proces van terugval en herval  

Terugval verloopt in verschillende fases. Ingrijpen in een vroeg stadium laat toe om herval te voorkomen, schade te beperken en herstel te laten optreden (Berends, van Meijel & van Elburg, 2010). Een terugval start vaak met factoren die de terugval uitlokken (‘de uitlokkers).  Geleidelijk zullen er steeds meer signalen van een terugval zichtbaar worden voor de cliënt en zijn/haar omgeving. Wanneer er niet ingegrepen wordt zal de impact op diverse levensdomeinen toenemen en spreekt men van herval.  

Volgens het herval-model van Marlatt & Gordon (1985) wordt een terugval bepaald door iemands reactie op een hoog-risico situatie. Hoe iemand reageert hangt af van een aantal persoonlijke en interpersoonlijk determinanten waaronder de mate waarin men zelf denkt in staat te zijn om bepaald gedrag te kunnen stellen en sociale steun.  Wanneer iemand in staat is om op een effectieve manier met de hoog-risico situatie om te gaan, stijgt het vertrouwen in zichzelf waardoor de kans op een volledig herval verlaagt. Er niet in slagen om op een effectieve manier met een hoog-risico situatie om te gaan, verhoogt de kans op een herval. Een belangrijk effect hierbij is het “Abstinence Violation Effect” (AVE) waarbij iemand gevoelens van schaamte en schuld ervaart als hij/zij niet kan voldoen aan de regels die hij/zij zichzelf had opgelegd. Of de AVE de kans op een volledig herval verhoogt hangt af van hoe de persoon de factoren die tot de terugval hebben geleid ervaart: factoren die als intern, algemeen en oncontroleerbaar worden ervaren verhogen de kans op herval.  Ziet de persoon de factoren daarentegen als extern, niet stabiel en controleerbaar dan is de kans op een herval verlaagd.   

Hulpverleners kunnen cliënten helpen om herval te voorkomen door hen voor te bereiden op een mogelijke terugval. Dit doet men door samen met de cliënten hoog-risico situaties te identificeren, vroege tekenen van terugval te helpen herkennen en met hen helpen om strategieën te vinden die hen bij hoog-risico situaties en bij vroege voortekenen kunnen helpen.  Een terugvalpreventieplan kan daarbij helpen. Door een terugval voor te bereiden wordt de terugval door de cliënt verwacht en heeft de cliënt  handvaten om met de terugval om te gaan. Het draagt bij aan het gevoel van controle dat de cliënt over het proces heeft en in zijn/haar mogelijkheden om met de terugval om te gaan en kan daardoor een ernstiger herval voorkomen.  

Uitlokkers van terugval  

Bloks et al. (1999) maakten een overzicht met factoren die een terugval kunnen uitlokken maar deze lijst is zeker niet exhaustief: 

  • Emoties, zowel negatieve emoties als positieve emoties.
  • Veranderingen in de leefsituatie: overlijden, verhuizing, verandering van studie of beroep, etc.
  • Verandering in het dagschema zoals bij vakanties of bv. in lockdown.
  • Sociale veranderingen en interpersoonlijke conflicten.
  • Stress op het werk of school, thuis (bv. financiële problemen).
  • Schokkende gebeurtenissen.
  • Focus op gewicht bv. bij gewichtstoename, opmerkingen over uiterlijk of bij aanmoediging van anderen om te lijnen.
  • Onevenwichtige eet- of dagstructuur.  
  • Ontmoetingen met mensen die de cliënt kenden uit de tijd van ondergewicht.  
  • ….. 

Vroege voortekenen van terugval  

Vroege voortekenen zijn tekenen die als waarschuwingsteken voor de terugval kunnen begrepen worden. Voortekenen zijn niet alleen gedragingen maar ook gevoelens, gedachten en lichamelijke signalen.  Ook voortekenen zijn sterk individueel bepaald (Berends, van Meijel & van Elburg, 2010). Het is daarom belangrijk om voor elke cliënt individueel de voortekenen te identificeren.  Hoe meer zicht men krijgt op voortekenen van zichzelf, hoe beter men een terugval zal kunnen voorspellen en hoe eerder men kan ingrijpen.  

Bij eet- en gewichtsproblemen zijn de voortekenen onder te brengen in vijf categorieën 

Eetpatroon: (irrationele) gedachten rond eten, angst bij het moeten eten van bepaald voedingsmiddel, steeds kleiner porties kiezen, niet meer luisteren naar honger- en verzadigingssignalen.  

Bewegingspatroon: meer bewegen, bewegen met blessure, zich schuldig voelen als beweging niet kon doorgaan, geen rust gunnen, staan ipv zitten,… .

Lichamelijk functioneren: afname in gewicht, slecht slapen,… .

Psychologisch functioneren: negatievere zelfwaardering, negatieve selftalk, piekeren en rumineren.

Sociaal functioneren: conflicten met omgeving rond eten, vermijden van situaties waarin gegeten wordt,…. .