Beweging bij overgewicht

Beweging bij kinderen

Beweging is belangrijk voor jong en oud, en jong geleerd is oud gedaan. In deze ondersteuningstekst vind je de informatie en tools om beweging bij kinderen te ondersteunen, met extra aandacht voor de rol van de arts.  

Daarnaast zijn er ook adviezen rond beweging bij kinderen kinderen met overgewicht, uitgewerkt in het stappenplan Beweging bij overgewicht en obesitas bij kinderen.

Beweging bij volwassenen

Belang van beweging bij overgewicht

Met dank aan Prof. dr. Dominique Hansen, UHasselt.

De Europese richtlijnen raden aan om minstens 150 min per week aan matige intense activiteit te doen (of ongeveer een halfuur per dag, 5 dagen per week) in combinatie met 1 tot 3 keer per week krachtoefeningen. Deze aanbeveling klopt wel als het gaat over gezondheidsbevordering en preventie van overgewicht, maar is eigenlijk te weinig om personen die reeds obesitas ontwikkeld hebben vetmassa te doen verliezen, of om na een periode van vetmassaverlies het nieuwe lagere gewicht te behouden. Om op basis van beweging een significant vetmassaverlies te bekomen is minstens het dubbele nodig.

Beweging van matige intensiteit en krachttraining zijn vaak minder effectief dan verwacht op zichzelf om vetmassa te verliezen, maar wel een essentieel bestanddeel van de aanpak van overgewicht, om interventies op niveau van voeding en eetgedrag te ondersteunen. De gewichtsevolutie is namelijk gunstiger bij een combinatie van gezond eetgedrag en voldoende beweging: er wordt een grotere positieve invloed uitgeoefend op het cardiovasculaire risicoprofiel (bloeddruk, suikercontrole, buikomtrek en cholesterol) en fysieke fitheid. Krachttraining is hierbij belangrijk om de spiermassa op peil te houden: bij gewichtsverlies door dieet gaat vaak ook spiermassa verloren. Specifieke zones van je lichaam “shapen” via zone-specifieke oefeningen, levert echter niet noodzakelijk vetverlies op in die zones; je kan niet voorspellen waar in je lichaam vet gereduceerd wordt. Ook bewegen op een nuchtere maag zorgt niet voor extra vetmassaverlies in personen met overgewicht. Hoewel dit vaak beweerd wordt, leidt fysieke training aan een lage intensiteit (in de ‘vetverbrandingszone’) niet tot een groter vetmassaverlies in vergelijking met matig intense of zelfs hoog-intense training (met eenzelfde totaal calorieverbruik).

Vetmobilisatie tijdens bewegingsactiviteit verloopt fundamenteel anders bij personen met obesitas (die metabool ongezond zijn) dan bij personen zonder obesitas. Verstoorde vetcelmobilisatie zou bovendien een rol kunnen spelen in het ontstaan van obesitas. Ondersteuning van de vetmobilisatie, via leefstijlaanpassingen, is mogelijk, maar enkel bij de personen met obesitas die metabool gezond zijn. Insuline(resistentie) speelt namelijk een belangrijke rol in het proces van vetmobilisatie. Bij personen met insulineresistentie en diabetes blijft de vetmobilisatie tijdens en na beweging minder goed dan bij metabool gezonde obese personen.

Dit neemt niet weg dat beweging ook bij personen die metabool ongezond zijn, leidt tot gezondheidswinst, en dus een essentiële component is van de behandeling. Personen die metabool ongezond zijn, kunnen via leefstijlaanpassingen een betere gezondheidstoestand bekomen. Hun risico op hart- en vaatziektes wordt significant kleiner. Gezondheidswinst is dus het primaire behandeldoel. Of het mogelijk is om bij deze groep in een tweede fase de vetmobilisatie te verbeteren, en wat hiervoor de vereisten zijn, is voer voor verder onderzoek.

Meer info

Beweegadviezen bij gewichtsproblemen

Inleiding

Uit onderzoek blijkt dat een bewegingsprogramma op zichzelf geen betekenisvolle daling in gewicht geeft bij personen met obesitas. Hoewel sport een stijging in spiermassa kan geven, blijken de effecten op  een daling in vetmassa beperkt. Dit is vaak in strijd met de verwachtingen van de patiënt en zijn omgeving.

Prof. dr. Dominique Hansen legt in onderstaand filmpje van de Universiteit van Vlaanderen uit wat het belang is van beweging in de behandeling van overgewicht.

Waarom werkt beweging niet om gewicht te verliezen?
  • Klinisch: aanvankelijk bekomen personen die sporten een negatieve energiebalans (meer energieverbruik dan energie-inname), maar hoe langer de interventie duurt, hoe kleiner dit effect. Dit kan te maken hebben met:
    • Voedselinname: de ene persoon gaat minder eten door te sporten, de andere meer. Er is een grote variabiliteit.
    • Fysieke activiteit: De ene persoon is na het sporten nog steeds fysiek actief, de andere vertoont meer sedentair gedrag. Ook hier is er grote variabiliteit.

Het is dus belangrijk om voedselinname en fysieke activiteit te monitoren doorheen de interventie, ook tussen sessies.

Bovendien is het volume van inspanning belangrijk voor een mogelijk effect op gewicht: er wordt dan ook aangeraden om voldoende lang, frequent en intens te sporten. Maar dit betekent dat personen die reeds meer drempels ervaren om te sporten en dit mogelijk niet gewoonzijn, op termijn lang en intensief moeten sporten. Dat kan enkel stapsgewijs.

  • Endocrien: personen met een normaal gewicht hebben na 5 minuten inspanning een lipolytische respons (de afbraak van triglyceriden in de vetcel tot vrije vetzuren en glycerol, die dan in de bloedbaan terechtkomen), die steeds groter wordt naarmate de inspanning aanhoudt. Bij zwaarlijvigheid komt de mobilisatie van vetmassa nauwelijks op gang. Er wordt te weinig adrenaline, groeihormoon en ANP (atriaal natriuretisch peptide) vrijgegeven. Deze hormonen dicteren de vetcellen om aan lipolyse te doen. Deze disfunctie bij zwaarlijvigheid is er reeds op jonge leeftijd (7 jaar), en kan je enkel vaststellen bij een inspanning. Insuline, vaak verhoogd bij zwaarlijvigheid, doet het omgekeerde, en onderdrukt de lipolyse. Wanneer de basale lipolyse niet optimaal is, heeft een persoon meer risico op gewichtstoename.

Bovendien blijkt de onderdrukte lipolytische respons heel moeilijk remedieerbaar, zelfs na gewichtsverlies (verlies van vetmassa). Dit heeft te maken met de genexpressie van de vetcellen, die niet wijzigt door een bewegingsinterventie.

Wat is de rol van beweging en sport in de behandeling van zwaarlijvigheid?

Wanneer we enkel focussen op gewichtsverlies, lijkt beweging geen wondermiddel. Maar, lichaamsgewicht is slechtst 1 indicator van hoe gezond iemand is, of om therapiesucces te meten. De heilige graal van een obesitasbehandeling is misschien niet gewichtsverlies bekomen, maar eerder metabole gezondheid verbeteren. Een substantiële groep personen met obesitas heeft een goede metabole gezondheid, met minder risico op de ontwikkeling van diabetes type 2 en cardiovasculaire aandoeningen dan personen met obesitas die metabool ongezond zijn. Via beweging kan het metabool profiel verbeterd worden. Er is nog steeds een verhoogde kans op metabole en cardiovasculaire problemen in vergelijking met personen met een normaal gewicht die metabool gezond zijn, maar minder dan bij personen met obesitas die metabool ongezond zijn.

Naast metabole gezondheid draagt beweging ook bij aan fysieke fitheid. Uit een longitudinale studie waarbij een grote groep mannen 11 jaar werd gevolgd, blijkt dat een daling in BMI geen impact heeft op mortaliteitsrisico. Een stijging in fysieke fitheid, ongeacht BMI, blijkt het mortaliteitsrisico wel aanzienlijk te verlagen. Fitheid is dus belangrijker dan BMI voor de prognose van de patiënt (Lee et al., 2011).

Het totale gezondheidsprofiel en de kwaliteit van leven verbeteren dus via beweging.

Hoe kunnen we een beweegprogramma voorschrijven om metabole gezondheid en fitheid te verhogen?

Elk beweegprogramma moet afgestemd worden op het profiel van de patiënt, waarbij risicofactoren  (bv. hoge bloeddruk, (pre)diabetes), geneesmiddelengebruik, en fysieke fitheid in rekening gebracht worden. 

Bij een beweegprogramma start je met de basis die voor iedereen geldt: een half uur per dag matig intens sporten, 5 dagen per week. Bij een persoon met overgewicht is het relevant om het calorieverbruik via inspanning wat te verhogen, door de persoon geleidelijk aan wat intenser, langer en frequenter te laten sporten. Verder pas je aan op maat van de risicofactoren:

  • Hoge bloeddruk: de intensiteit van de inspanning moet voldoende hoog zijn voor gezondheidseffecten
  • (Pre)diabetes: de frequentie is belangrijk, en toevoeging van krachttraining met een goot volume (minstens 7 spiergroepen)
  • Lipiden: het totale calorieverbruik (sessieduur) is van belang, dus langere training per sessie

Om de fysieke fitheid te verhogen, is de intensiteit van hoger belang; Bij iemand die geen goede basisconditie heeft, start je met een lagere intensiteit. 

Uit onderzoek blijkt echter een grote variabiliteit in het voorschrijven van een beweegprogramma voor personen met obesitas door professionele hulpverleners (Foccardi et al., 2020). Daarom werd een tool ontwikkeld om een bewegingsprogramma op te stellen aan de hand van het individuele profiel van de patiënt: https://expert-tool.edm.uhasselt.be/.

Literatuur arrow

Arner, P., Andersson, D. P., Bäckdahl, J., Dahlman, I. & Rydén, M. (2018). Weight gain and impaired glucose metabolism in women are predicted by inefficient subcutaneous fat cell lipolysis. Cell Metabolism, 28, 45-54.

Hansen, D. (2020). Obesitas: Verminder het vet maar versterk de spieren! Voeding en beweging bij obesitas sarcopenie. Axxon Exclusief, 4,  11-15.

Foccardi, G., Hansen, D., Quinto, G., Favero, C., Coninx, K., Ruiz, G. R., Dendale, P., Niebauer, J., Ermolao, A., & Neunhaeuserer, D. (2020). How do General Practitioners assess physical activity and prescribe exercise in patients with different cardiovascular diseases? An Italian pilot study. European Journal of Preventive Cardiology. https://doi.org/10.1177/2047487320925221

Lee, D. C., Sui, X., Artero, E. G., Lee, I. M., Church, T. S., McAuley, P. A., Stanford, F. C., Kohl, H. W., 3rd, & Blair, S. N. (2011). Long-term effects of changes in cardiorespiratory fitness and body mass index on all-cause and cardiovascular disease mortality in men: the Aerobics Center Longitudinal Study. Circulation124, 2483–2490. https://doi.org/10.1161/CIRCULATIONAHA.111.038422

Schwingshackl, L., Dias, S., Strasser, B., & Hoffmann, G. (2013). Impact of different training modalities on anthropometric and metabolic characteristics in overweight/obese subjects: a systematic review and network meta-analysis. PLoS One, 8, e82853.

Swift, D. L., Johannsen, N. M., Lavie, C. J., Earnest, C. P., & Church, T. S. (2014). The role of exercise and physical activity in weight loss and maintenance. Progress in Cardiovascular Diseases, 56, 441-447.

Verboven, K., Stinkens, R., Hansen, D., Wens, I., Frederix, I., Eijnde, B. O., Jocken, J. W. E., Goossens, G. H., & Blaak, E. E. (2018). Adrenergically and non-adrenergically mediated human adipose tissue lipolysis during acute exercise and exercise training. Clinical Science, 132, 1685-1698.

Verboven, K., & Hansen, D. (2020). Critical Reappraisal of the Role and Importance of Exercise Intervention in the Treatment of Obesity in Adults. Sports medicine (Auckland, N.Z.), 10.1007/s40279-020-01392-8. Advance online publication. https://doi.org/10.1007/s40279-020-01392-8

Vieira, A. F., Costa, R. R., Macedo, R. C., Coconcelli, L., & Kruel, L. F. (2016). Effects of aerobic exercise performed in fasted v. fed state on fat and carbohydrate metabolism in adults: a systematic review and meta-analysis. British Journal of Nutrition, 116, 1153-1164.

World Obesity Federation (2021). The role of physical ctivity and exercise in obesity. A position statement from the World Obesity Federation. www.worldobesity.org

Zubin Maslov, P., Schulman, A., Lavie, C. J., & Narula, J. (2018). Personalized exercise dose prescription. European Heart Journal, 39, 2346–2355.

Vraag en antwoord arrow

Welke factoren, naast intensiteit, duur en frequentie van beweging bepalen de grote variatie in effecten van beweging bij mensen met obesitas?

Het type van inspanning: tracht ‘whole-body exercises’ te gebruiken. Denk hierbij aan wandelen, joggen, zwemmen, etc.

 

Kan beweging ook musculoskeletale klachten/aandoeningen veroorzaakt door het extra gewicht voorkomen of verhelpen? Zijn er hier reeds richtlijnen rond?

Indien er al musculoskeletale klachten aanwezig waren bij aanvang van het programma, moet het type van beweging hierop aangepast worden zodat de symptomen niet verder uitgelokt worden of verergeren. Het kan wel zijn dat door een groter gewichtsverlies en/of betere motoriek of spierkracht deze klachten ook minder zullen voorkomen, waardoor de voorheen klachten-veroorzakende bewegingsvormen terug mogelijk worden. Maar hier is wat tijd voor nodig vooraleer dit fenomeen begint op te treden.

 

Relatie tussen algemene bewegingsrichtlijnen en specifiek beweegadvies voor mensen met obesitas: Tot welk punt zijn de algemene bewegingsrichtlijnen voldoende (bij “normaal” gewicht? Indien er geen gezondheidsklachten zijn?)? Wanneer is er specifiek beweegadvies nodig (reeds bij overgewicht ter preventie? Of bij gezondheidsklachten?)?

Ik zou hiervoor de EOSS stadiëring aanraden. Bij een lage stadiering zijn algemene adviezen voldoende, echter bij hogere stadieringen is meer maatwerk vereist.

 

Nuchtere trainingen hebben geen impact op extra vetverlies, maar hebben deze soort trainingen negatieve gevolgen voor het lichaam?

Niet direct, zelfs niet bij personen met type 2 diabetes.

 

Wat vindt u van Long Slow Distance  (LSD) trainingen, hebben deze positieve effecten op de gezondheid?

Zeker: ze zullen een calorieverbruik genereren en bovendien zal dit ook impact hebben op spierfunctie, hartfunctie, vaatfunctie en metabolisme.

Materialen

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – leuk bewegen

Leuk bewegen is gepast bewegen + stilzitten onderbreken + plezier beleven.

Infofiche

– 352 KB

Tekst beweging kinderen – huisarts en kinderarts

Beweging bij kinderen: handvatten voor de huis- en kinderarts

Tekst

– 298 KB

Stappenplan overgewicht – Beweging – Kinderen

Kader voor interventies rond beweging bij kinderen en jongeren met overgewicht en obesitas

Stappenplan

– 1.6 MB