Antropometrie

Bij kinderen en adolescenten met (een vermoeden van) overgewicht en obesitas wordt aanbevolen om na te gaan of het lichaamsgewicht van een kind past bij zijn/haar leeftijd, geslacht en lengte. De methode die hiervoor gebruikt wordt, verschilt naargelang de leeftijd van het kind. Naast lichaamsgewicht kan ook de taille-lengteverhouding (of middel-lichaamslengte ratio) bepaald worden, die een maat is voor abdominale vetopstapeling. Omdat lichaamsgewicht vaak een gevoelig thema is, wordt in dit hoofdstuk eveneens een paragraaf opgenomen rond het ‘praten over gewicht’.

Lichaamsgewicht

Normale gewichtsgrenzen worden bepaald in functie van geslacht, leeftijd en lengte. Bij volwassenen gebruikt men hierbij de Body Mass Index (BMI), waarbij een normaal lichaamsgewicht zich situeert tussen BMI 18.5 en 25 [56]. Bij kinderen en adolescenten kunnen niet dezelfde grenswaarden gebruikt worden. De BMI bij kinderen en adolescenten is namelijk zeer leeftijdsafhankelijk, omdat de verhouding tussen lichaamsgewicht en lengte verandert met de leeftijd.

Voor kinderen en adolescenten worden leeftijds- en geslachtsspecifieke grenswaarden gebruikt. Op elke leeftijd geldt zowel voor jongens als voor meisjes een andere waarde als grens voor overgewicht en obesitas.

Leeftijd 0-2(,5) jaar

Kind en Gezin volgt vanuit haar preventieve opdracht de lichamelijke groei (gewicht, lengte en hoofdomtrek) van elk kind op. Het vroegtijdig opvolgen van de groei draagt immers bij tot gezondheidswinst op korte en lange termijn. Zo kan het tijdig opsporen en gepast opvolgen van afwijkingen in het groeipatroon complicaties helpen voorkomen door het tijdig opsporen van een niet optimale borstvoeding, voedingsfouten, ziekten of beïnvloedende omgevingsfactoren. De criteria om te beoordelen of de groei geruststellend verloopt, zijn vastgelegd in samenspraak met experten.

Kind en Gezin wil bijdragen aan gezonde groei en ontwikkeling van kinderen. Daartoe zijn verschillende aspecten belangrijk: goede eetvaardigheden opbouwenvoldoende bewegengezond slaappatroon, etc. Kind en Gezin volgt de lichamelijke groei van elk kind op aan de hand van de Vlaamse groeicurven 2024 ingebouwd in een elektronische groeimodule: Zij beschrijven de groei van kinderen die in Vlaanderen opgroeien aan de hand van:

  • Gewicht-voor leeftijd-curve
  • Lengte-voor-leeftijd-curve
  • Hoofdomtrek-voor-leeftijd-curve
  • Gewicht-voor-lengte-curve (voor kinderen van jonger dan 2 jaar)
  • BMI-curve (voor kinderen vanaf 2 jaar)

Bij de interpretatie van de lichamelijke groei wordt ook rekening gehouden met beïnvloedende of verklarende factoren zoals het voedingspatroon, de ontwikkeling (gezondheid, bewegen/motoriek, slapen, troostbaarheid/emotieregulatie) van het kind, een recent doorgemaakte infectie of onderliggende ziekte.

Kind en Gezin maakt voor de opvolging van het gewicht een onderscheid tussen twee soorten curves:

  • De “gewicht-voor-leeftijd-curve”
  • De “gewicht-voor-lengte-curve” en (bij kinderen vanaf 2 jaar) de BMI-curve

Gewicht-voor-leeftijd-curve 

  • Het absolute gewicht van het kind op de betreffende leeftijd
  • De positie van het gewicht ten opzichte van kinderen met dezelfde leeftijd en van hetzelfde geslacht. Deze positie wordt weergegeven als “standaarddeviatiescore”, afgekort SDS, met als grenswaarden 2 standaarddeviaties van de mediaan (de mediaan is hetzelfde als  percentielscore 50). Deze parameter beantwoordt de vraag: “Is het gewicht van dit kind op dit moment binnen de verwachte spreiding voor de leeftijd?”
    • Verwachte spreiding: -2 ≤ SDS ≤ +2
    • Positie gewicht is lager dan verwacht: SDS < -2
    • Positie gewicht is hoger dan verwacht: SDS > +2
  • De evolutie van het gewicht ten opzichte van de voorgaande meting. Deze evolutie wordt weergegeven als “standaarddeviatiescore van de conditionele groei”, afgekort SDSc, met als grenswaarden 1 standaarddeviatie van de mediaan. Deze parameter beantwoordt de vraag: “Is de evolutie van het gewicht ten opzichte van de voorgaande meting zoals verwacht?”
    • Verwachte spreiding: -1 ≤ SDSc ≤ +1
    • Evolutie in gewicht is lager dan verwacht: SDSc < -1
    • Evolutie in gewicht is hoger dan verwacht: SDSc > +1

Gewicht-voor-lengte-curve

De gewicht-voor-lengte-curve en (vanaf 2 jaar) de BMI-curve tonen of het gewicht in evenwicht is ten opzichte van de lengte (de verhouding). Een afwijking van 2 standaarddeviaties van de mediaan/p50 wordt als grenswaarde beschouwd.

  • Verwachte spreiding: -2 ≤ SDS ≤ +2
  • Gewicht lager dan verwacht voor lengte: SDS < -2
  • Gewicht hoger dan verwacht voor lengte: SDS > +2

Je vindt de nieuwe groeicurven op de website van Kind en Gezin, op de website van het Agentschap Opgroeien, en op de website van Eetexpert.

Bovenstaande informatie geldt voor kinderen die à term geboren zijn. Info over de groei van te vroeg geboren kinderen, vind je hier.

Ook voor kinderen met een syndromale aandoening vind je voor bepaalde syndromen aparte groeicurven. Meer info rond de opvolging van groei door Kind en Gezin vind je hier.

Datum laatste aanpassing: 10 april 2024

Leeftijd 2(,5)-18 jaar

Er bestaan een aantal manieren om in te schatten of het lichaamsgewicht van een kind past bij zijn/haar leeftijd, geslacht en lengte. In dit draaiboek wordt de in de praktijk meest gehanteerde methode beschreven. Meer informatie omtrent andere methoden voor gewichtsopvolging kan je hier terugvinden.

Hieronder worden de criteria weergegeven voor kinderen vanaf 2 jaar, waarvan minstens 1 ouder van Vlaamse herkomst is. Criteria voor kinderen met een migratieachtergrond kan je hier terugvinden.

Een eerste manier om in te schatten of het lichaamsgewicht van een kind past bij zijn/haar leeftijd, geslacht en lengte, is door het gebruik van groeicurven. Deze vergelijken (de evolutie in) BMI (of gewicht, lengte, hoofdomtrek) met een referentiegroep. In Vlaanderen wordt doorgaans gebruik gemaakt van de Vlaamse groeicurven 2004, met een referentiegroep van Vlaamse jongens en meisjes . 

De Body Mass Index (BMI) wordt ook bij kinderen berekend met behulp van de gekende formule:
BMI = lichaamsgewicht (kg) / lengte² (m²) 

Meer informatie omtrent hoe de lengtemeting kan uitgevoerd worden, rekening houdend met de leeftijd van de het kind of de adolescent, vind je hier terug.

De curven die op 18-jarige leeftijd de BMI-grenzen van 25 en 30 bereiken, geven de respectievelijke grenswaarden voor overgewicht en obesitas aan. Deze waarden werden geëxtrapoleerd naar de jongere leeftijden. Op die manier worden de zones “overgewicht” en “obesitas” aangeduid in het grijs.  

Indicator (BMI-groeicurven) Interpretatie 
BMI-waarden boven de hoge grijze zone  obesitas  
BMI-waarden binnen de hoge grijze zone  overgewicht  
BMI-waarden tussen de hoge en lage grijze zone normaal gewicht 
BMI-waarden binnen de lage grijze zone ondergewicht/laag gewicht 
BMI-waarden onder de lage grijze zone ernstig/zorgwekkend ondergewicht 
Tabel 4. Gewichtsinschatting bij kinderen vanaf 2 jaar

Een andere methode om overgewicht en obesitas bij kinderen te bepalen is door het berekenen van het percentage overgewicht (ook wel gewichtsindex genoemd). Hierbij wordt de BMI van het kind vergeleken met de gemiddelde BMI (percentiel 50) van kinderen van hetzelfde geslacht en dezelfde leeftijd. Dit geeft een percentage:  % overgewicht = (huidige BMI/ p50 BMI x 100) %. De p50 kan afgelezen worden op de Vlaamse groeicurven. Vanaf 120% spreekt men van overgewicht, vanaf 140% van obesitas klasse 1, vanaf 160% obesitas klasse 2 en vanaf 180% obesitas klasse 3.  

De inschatting van het lichaamsgewicht van een kind op basis van de gewichtsindex en op basis van de groeicurven is niet dezelfde, in het bijzonder bij kinderen tot en met 9 jaar 0 maanden. Binnen de CLB-context, waar het gaat over screening van een doorgaans gezonde populatie, is de huidige consensus om tot en met 9 jaar 0 maanden het criterium voor overgewicht en obesitas te gebruiken volgens de gewichtsindex. In alle andere situaties (oudere leeftijd, ondergewicht, klinische context) worden de grenzen van de BMI-groeicurven gebruikt.  

Indicator (Gewichtsindex/groeicurven) Interpretatie 
140 – hoger %  obesitas  
120 – 140 %  overgewicht  
120 % tot grens met de onderste grijze BMI zone* normaal gewicht 
BMI-waarden binnen de lage grijze zone ondergewicht/laag gewicht 
BMI-waarden onder de lage grijze zone ernstig/zorgwekkend ondergewicht 
Tabel 5. Gewichtsinschatting bij kinderen tot en met 9 jaar in de CLB-context

Naast het bepalen van een gewicht, is het goed om ook de evolutie van het overgewicht te bevragen:

  • Op welke leeftijd is het overgewicht ontstaan?
  • Was er een snelle of langzame toename van het overgewicht?
  • Was er een afbuiging van de lengtecurve bij toename van het overgewicht?

Verhouding taille-lengte

De BMI dient met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden, wanneer het gaat om het inschatten van het metabool gezondheidsrisico dat gepaard gaat met obesitas (bv. risico op hart- en vaatziekten, hypertensie of diabetes). Om dat gezondheidsrisico na te gaan, wordt gekeken naar de hoeveelheid vet die zich centraal heeft opgestapeld (abdominale of centrale vetopstapeling). De BMI is geen directe maat voor deze abdominale vetopstapeling. Volgens zeer recente NICE-richtlijnen kan het zinvol zijn om bij kinderen vanaf 5 jaar de verhouding tussen de taille (of buik- of middelomtrek) en de lengte van het kind (verhouding taille-lengte, middel-lichaamslengte ratio of ‘waist-to-height-ratio’) te bepalen. De verhouding tussen taille en lengte is wel een directe maat voor abdominale vetopstapeling en is dus een betere voorspeller van het metabool gezondheidsrisico [57].

Het bepalen van de verhouding taille-lengte wordt als volgt aanbevolen [57]:

1. Meet de middelomtrek:

  • Bepaal het onderste punt van de ribbenkast en het bovenste punt van de heup.
  • Plaats tussen deze twee punten in een meetlint rond het middel van het kind (gewoonlijk situeert het meetlint zich net boven de navel).
  • Laat het kind uitademen en lees de middelomtrek af van het meetlint.

2. Bereken de taille/lengte verhouding

  • Gebruik voor zowel de middelomtrek als de lengte van het kind, het resultaat in centimeters.
  • Deel de middelomtrek (cm) door de lengte (cm)
  • Het resultaat geeft de taille/lengte verhouding aan.

Definieer de mate van abdominale vetopstapeling op basis van de taille-lengteverhouding bij kinderen en adolescenten als volgt [57]:

  • gezonde abdominale vetopstapeling: taille-lengteverhouding 0,4 tot 0,49, wat duidt op een gezondheidsrisico dat niet verhoogd is;
  • verhoogde abdominale vetopstapeling: taille-lengteverhouding 0,5 tot 0,59, wat wijst op een verhoogd gezondheidsrisico;
  • hoge abdominale vetopstapeling: taille-lengteverhouding 0,6 of meer, wat wijst op een verder verhoogd gezondheidsrisico.

Deze classificaties kunnen gebruikt worden voor kinderen en adolescenten van beide geslachten en alle etnische groepen (vanaf 5 jaar).

Gesprek over gewicht

Overgewicht en obesitas kunnen gevoelige thema’s zijn, waardoor het gesprek hieromtrent als moeilijk kan ervaren worden. Een verkeerde aanpak kan bovendien weerstand oproepen en de relatie met de jonge cliënt en het gezin onder druk zetten.

Uit een Nederlands onderzoek blijkt dat hulpverleners uit diverse disciplines (artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, diëtisten, …) over het algemeen voldoende vertrouwen hebben in de eigen vaardigheden om lichaamsgewicht met kinderen, adolescenten en ouders te bespreken. Ongeveer 1 op 10 gaf zichzelf toch onvoldoende op dit onderdeel [58, 59]. Barrières die de hulpverleners uit dit onderzoek het meest ervaren [58]:

  • het kind en/of de ouders hebben Nederlands als tweede taal;
  • de ouders hebben zelf overgewicht;
  • de verwachting dat het kind of de ouders negatief reageren;
  • gebrek aan tijd;
  • de angst dat het gezin het bespreken van het lichaamsgewicht als een negatief oordeel ervaart.

Tips om doordacht te communiceren over gewicht:

  • Vraag toestemming aan kinderen, adolescenten en hun ouders (of andere zorgfiguren) alvorens te praten over de mate van overgewicht, obesitas en abdominale vetopstapeling, en bespreek dit op een gevoelige en aan de leeftijd aangepaste manier [57].
  • Spreek en schrijf neutraal over BMI, ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht. Vermijd termen als ongezond gewicht, dik, vet, ongezond. Gebruik ‘people-first’ taal (bv. Een kind met obesitas).
  • Vergelijk de jongere met zichzelf, niet met de groep (leeftijdsgenoten, …).
  • Maak een onderscheid tussen een normaal lichaamsgewicht en een gezond gewicht. Gezondheid kan je niet afleiden van lichaamsgewicht alleen. Spreek daarom niet over ‘ongezond’ gewicht.
  • Link gezondheid aan gezond gezinsgedrag.
  • Durf praten over gewichtsstigmatisering en erken moeilijke ervaringen en emoties.
  • Corrigeer stigma’s. kinderen en adolescenten en hun omgeving kunnen stigma’s opgenomen hebben in hun zelfbeeld, en zelf de vele negatieve vooroordelen geloven.
  • Wees alert voor onbewuste vooroordelen bij jezelf als hulpverlener. Ze kunnen je gedrag en communicatie tegenover de jonge cliënt beïnvloeden.

Uitbreidingsmateriaal en ondersteunend materiaal:

Eetexpert ontwikkelde fiches die hulpverleners kunnen ondersteunen bij het praten over lichaamsgewicht en uiterlijk, bij: Kleuters, Lagere schoolkinderen en Adolescenten 

Infofiche gesprek rond de weegschaal jongeren – CLB

Groeiconsult jongeren in het CLB.

Infofiche

– 117 KB

Infofiche gesprek rond de weegschaal kinderen – CLB

Groeiconsult kinderen lagere school in het CLB.

Infofiche

– 103 KB

Infofiche gesprek rond de weegschaal kleuters – CLB

Groeiconsult kleuters in het CLB.

Infofiche

– 96 KB


Via deze link kan je de informatiebrochure ‘Deze woorden over mijn gewicht vind ik goed’ raadplegen, deze werd in Nederland ontwikkeld door het team van Care for Obesity (VU Amsterdam).
Hetzelfde team ontwikkelde ook een andere folder ‘Praten over gewicht’ voor zorg-, wijk- en schoolprofessionals en een e-learning omtrent dit thema.