Diëtistische anamnese

Naast een voedingsanamnese is een diëtistische anamnese uitermate belangrijk om een totaalbeeld van het kind of de adolescent te verkrijgen en een diëtistische diagnose te kunnen stellen.

Algemene gegevens (verzameld tijdens screening)

Medische gegevens

Medische voorgeschiedenis, behandelvoorgeschiedenis, obesitasgerelateerde ziektebeelden, erfelijke aandoeningen, gendefecten, …

De lichamelijke gezondheid van het kind [8, 6]

Risicofactoren en comorbiditeiten [14]:

  • cardiovasculaire risicofactoren (hyperlipidemie, hoge bloeddruk, …) of hart- en vaataandoeningen;
  • endocriene klachten:
    • diabetes type 2 of verstoorde glucosetolerantie: bij een verhoogde nuchtere glucose (≥ 5,6 mmol/l) wordt door de arts nagegaan of er werkelijk sprake is van diabetes type 2 of een verhoogd risico daarop. Dit kan door middel van een OGTT (Orale Glucose Tolerantie Test) of een nuchtere glucosebepaling [60];
    • vroegtijdige puberteit [30];
  • respiratoire problemen (bv. slaapapneu), astma [30];
  • leversteatose, galstenen [30]
  • allergieën of intoleranties;
  • psychiatrische aandoeningen: depressie, angststoornis, …;
  • neurologisch (pseudotumor cerebri);
  • overbelasting van het bewegingsapparaat [30]:
    • rugpijn, knieklachten [30]
    • impact op de mobiliteit [6];
Medische oorzaken van overgewicht en obesitas

Overgewicht en obesitas kunnen veroorzaakt worden door medische oorzaken, zoals genetische syndromen en hormonale problemen. Meer toelichting over risicofactoren

Familiale voorgeschiedenis

Relevante familiale antecedenten worden bevraagd (ouders, grootouders, broers, zussen, …) [6]:

  • obesitas, obesitaschirurgie;
  • diabetes type 2;
  • zwangerschapsdiabetes bij moeder;
  • stoornissen in het vetmetabolisme;
  • hart- en vaatziekten, hypertensie en CVA (cerebrovasculair accident).
Medicatie

Medicatie die gewichtstoename tot gevolg kan hebben

Medicatie kan de energiehomeostase beïnvloeden, hoofdzakelijk door honger te bevorderen of door het rustmetabolisme te verlagen [61]. Een overzicht van geneesmiddelen die een potentieel gewicht verhogende werking hebben, is terug te vinden onderaan deze flowchart

Niet alle in de bovenstaande tabel aangehaalde geneesmiddelen worden reeds op jonge leeftijd voorgeschreven. Bij jongeren zijn de meest frequent gebruikte geneesmiddelen die tot gewichtstoename leiden: antipsychotica zoals aripiprazol (Abilify®) en risperidon (Risperdal®) [62].

Medicatie voor comorbiditeiten

Bv. medicatie voor diabetes, medicatie voor hypertensie

Medicatie ter behandeling van obesitas

Farmacologische interventies (metformine, sibutramine, orlistat en fluoxetine) kunnen een kleine daling teweegbrengen van de BMI, het lichaamsgewicht en de insulineresistentie bij kinderen en adolescenten met obesitas [63, 64]. Veel van deze geneesmiddelen zijn in België echter niet toegelaten voor de behandeling van obesitas bij kinderen en adolescenten, of zijn uit de handel genomen (sibutramine). Meer en degelijk onderzoek is nodig alvorens deze geneesmiddelen kunnen ingezet worden bij kinderen en adolescenten met obesitas [63, 65].

In België is heden geen enkel geneesmiddel geregistreerd voor de behandeling van obesitas bij kinderen en adolescenten [65].

Laboratoriumgegevens

Volgende parameters worden door de arts bepaald ter opvolging van het kind of de adolescent met overgewicht:

  • triglyceriden;
  • totaal cholesterol, LDL-cholesterol, HDL-cholesterol;
  • nuchtere bloedglucosewaarde (en HbA1c);
  • vrij T4 en TSH (schildklier). 

In deze fiche kan je meer informatie terugvinden omtrent de parameters die door de (huis)arts kunnen bepaald worden bij kinderen en adolescenten met overgewicht.

Activiteitenpatroon

Bij jongeren met overgewicht en obesitas wordt aanbevolen om tijdens de anamnese navraag te doen naar 2 belangrijke aspecten m.b.t. activiteitenpatroon [29]:

  • lichaamsbeweging (fysieke activiteit);
  • sedentair gedrag (fysieke inactiviteit), met speciale aandacht voor schermtijd.

Lichaamsbeweging

kinderen en adolescenten die weinig fysiek actief zijn (< 1 uur lichaamsbeweging per dag), hebben een hoger risico op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas [66, 67, 68]. Anderzijds stelt men vast dat kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas fysiek minder actief zijn dan jongeren met een normaal gewicht. Niet alleen de hoeveelheid sport- en bewegingsactiviteiten in de vrije tijd is lager, maar ook het gebruik van actieve vormen van transport (zoals wandelen, fietsen, steppen, skaten) om ergens naar toe te gaan [69, 70].

Bij kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas is het aanbevolen om volgende aspecten van lichaamsbeweging te bevragen [6, 8, 29, 71]:

  • hoeveelheid;
    • De hoeveelheid lichaamsbeweging omvat niet enkel de uren die besteed worden aan sport, maar ook verplaatsing naar school, beweging tijdens de speeltijd op school of lessen Lichamelijke Opvoeding, buiten spelen na school, … [6, 71].
    • Ook ervaringen van het kind tijdens de les Lichamelijke Opvoeding of tijdens de speeltijd op school zijn belangrijk als achtergrondinformatie. Vinden ze de lessen Lichamelijke Opvoeding op school leuk? Vinden ze van zichzelf dat ze goed zijn in sporten of bewegen?
  • type/soort;
    • Licht intensief: de jongere ademt niet sneller, de hartslag blijft normaal en hij/zij kan gewoon praten. Bv. staand bellen, staand knutselen, traag stappen, lichte huishoudelijke taakjes (afwassen, koken, tafel dekken, …) [72, 73].
    • Matig intensief: de jongere gaat sneller ademen (aeroob bewegen), maar is niet buiten adem, de hartslag gaat sneller en hij/zij kan gewoon praten. Bv. fietsen naar school, de trap nemen (rustig omhoog), wandelen (5km/u), … [72, 73].
    • Hoog intensief: de jongere zweet en ademt veel sneller (aeroob bewegen), de hartslag gaat sneller en hij/zij kan moeilijk praten. Bv. stevig doorfietsen naar school, joggen, touwtje springen, … [72, 73].
  • eventuele inspanningsintolerantie;
  • barrières om niet aan lichaamsbeweging te doen.

Onderstaande tabel vat de beweegaanbevelingen voor kinderen en adolescenten samen, met een indeling per leeftijdscategorie [73, 74].

Tabel 6: Beweegaanbevelingen per leeftijdscategorie [73, 74]

Uitbreidingsmateriaal:

  • Het Vlaams Instituut Gezond Leven geeft bovenstaande beweegaanbevelingen visueel weer a.d.h.v. een ‘Bewegingsdriehoek’.
  • Een visueel overzicht van de aanbevelingen voor baby’s, peuters en kleuters vind je hier.
  • Een visueel overzicht van de aanbevelingen voor kinderen en adolescenten vind je hier.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van vragen die tijdens het diëtistisch onderzoek gesteld kunnen worden, om de lichaamsbeweging van het kind of de adolescent in kaart te brengen.

Tabel 7: Template bevraging lichaamsbeweging, gebaseerd op [71]

Uitbreidingsmateriaal:

Gezond Leven ontwikkelde een beweegdagboek (voor volwassenen, eventueel aan te passen voor kinderen en adolescenten).

 

Sedentair gedrag

Sedentair gedrag wordt gedefinieerd als alle tijd die niet slapend wordt doorgebracht, gekenmerkt door een laag energieverbruik, in een zittende of liggende houding [73]. Voor kinderen onder de 5 jaar omvat dit bv. de tijd doorgebracht in een autostoeltje, kinderstoel, wandelwagen, Maxi-Cosi, draagzak/doek, … Een toename van sedentair gedrag (die vaak gepaard gaat met een daling van de hoeveelheid lichaamsbeweging) wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op de ontwikkeling van overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten [75] .

In onderstaande tabel staan de aanbevelingen rond sedentair gedrag weergegeven per leeftijd [73, 74]. 

Tabel 8: aanbevelingen rond sedentair gedrag bij kinderen en adolescenten [73, 74]

Schermtijd

De hoeveelheid schermtijd wordt in verband gebracht met het risico op overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten. In een systematische review kon overmatige schermtijd bij kinderen van 0 tot 7 jaar in verband gebracht worden met een verhoogd risico op overgewicht en obesitas, abdominale vetopstapeling en een verhoogde BMI, middelomtrek en lichaamsvet (o.b.v. huidplooimetingen). Kinderen van 0 tot 7 jaar die buitensporig veel naar tv of andere schermen keken, bleken tot twee keer meer risico op obesitas te hebben [76]. Een gelijkaardige review concludeerde dat kinderen en adolescenten (5-18 jaar) met meer dan 2 uur schermtijd per dag een groter risico op overgewicht en obesitas hadden dan kinderen en adolescenten die minder dan 2 uur per dag schermtijd hadden. Zowel voor totale schermtijd, tijd specifiek besteed aan tv-kijken en computertijd werd een positief verband gevonden met overgewicht en obesitas [77].

De hoeveelheid schermtijd werd in de eerste review ook in verband gebracht met een aantal andere gedragsindicatoren die het risico op overgewicht en obesitas vergroten. Zo werd een negatief verband teruggevonden tussen schermtijd en slaapduur (zie Slaap), gezond eetgedrag en fysieke activiteit [76].

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelde in 2019 aanbevelingen op voor de schermtijd van kinderen van 0 tot 5 jaar, weergegeven in onderstaande tabel. De WHO gebruikt hierbij de term ‘sedentaire schermtijd’, die gedefinieerd wordt als: “Tijd die passief wordt doorgebracht door het kijken naar entertainment op een scherm (tv, computer, mobiele apparaten).” Deze definitie omvat dus niet de actieve spelletjes op een scherm, waarvoor fysieke activiteit of beweging nodig is [73].

Tabel 9: aanbevelingen rond schermtijd voor kinderen en adolescenten [73, 74]

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van vragen die tijdens het diëtistisch onderzoek gesteld kunnen worden, om het sedentair gedrag en de schermtijd van de jonge cliënt in kaart te brengen.

Tabel 10: Template bevraging sedentaire gedrag en schermtijd, gebaseerd op [71]

Slaap

Hoewel kinderen en adolescenten minder eten als ze moe zijn, zoals na een drukke dag op school, gaat langdurige vermoeidheid vaak gepaard met meer eetlust en voedselcravings. Dit wordt waargenomen bij zowel kinderen uit de lagere school die onvoldoende nachtrust krijgen, bv. door late bedtijden, als bij adolescenten met een verstoord slaap-waakritme, bv. door minder ’s nachts en ook overdag te slapen [39].

Langdurige vermoeidheid en slaaptekort vormen dus een risicofactor voor overgewicht. Dit wordt bevestigd in verschillende onderzoeken die een verband konden aantonen tussen slaapduur en (het risico op) overgewicht bij kinderen en adolescenten van alle leeftijden (0-18 jaar) [68, 78, 79, 80, 81, 82].

De potentiële verklaringen voor de relatie tussen slaapduur en overgewicht bij kinderen en adolescenten zijn talrijk en worden nog verder onderzocht [81]. Zo heeft het mogelijk te maken met de verstoring van de hormonen die de eetlust regelen (leptine, ghreline), en dus een invloed uitoefenen op zowel het honger- als het verzadigingsgevoel [39, 78], alsook de ontwikkeling van insulineresistentie als gevolg van slaaptekort. Een kortere slaapduur geeft bovendien meer tijd waarin gegeten kan worden of die kan besteed worden aan sedentaire activiteiten.

Ook een invloed van slaap op de kwaliteit van de voedingsinname wordt teruggevonden [81], wat een oorzaak kan zijn van gewichtstoename. Zo ging een recente systematische review het verband na tussen slaap en voedingsinname bij 0 tot 5-jarigen. Alle geïncludeerde studies (n=5) gaven aan dat een verminderde slaapduur geassocieerd is met een hogere energie-inname of een verminderde voedingskwaliteit bij 0 tot 5-jarigen [83]. Córdova en collega’s konden een verkorte slaapduur bij kinderen in verband brengen met een hogere consumptie van snacks en frisdrank. Bovendien nam de fruit- en groenteconsumptie van kinderen toe naarmate de slaapduur toenam [84].

De aanbevolen slaapduur varieert met de leeftijd (zie tabel) [73, 85, 86].

Tabel 11: slaapaanbevelingen voor jongeren [85, 86]

Leefstijlpatroon

Studies hebben in het verleden veelal individuele gezondheidsfactoren onderzocht, zoals voedingsinname, lichaamsbeweging, sedentair gedrag en slaap, als mogelijke voorspellers van overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten. In de dagelijkse omgeving staan deze factoren echter niet los van elkaar. Om gerichte interventies te ontwikkelen die de gezondheid van kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas kunnen verbeteren, is het dan ook interessant om de gecombineerde invloed van al deze gedragingen te onderzoeken [87, 88]. kinderen en adolescenten die bijvoorbeeld minder tijd besteden aan lichaamsbeweging, hebben ook de neiging om meer sedentair gedrag te vertonen. Dit samen voorkomen van gedragingen/factoren op dagelijkse basis, kan worden beschouwd als een “leefstijlpatroon”.

Het leefstijlpatroon kan in kaart gebracht worden door alle individuele factoren samen te brengen in één overzicht. Bv. in een 24 uurs-overzicht: aantal uren lichaamsbeweging, sedentaire activiteiten (inclusief schermtijd), en slaap.

Uit studies die een leefstijlpatroon hanteren, blijkt (naar analogie met de bevindingen uit studies met individuele leefstijlfactoren) dat kinderen en adolescenten met een combinatie van weinig lichaamsbeweging/meer sedentair gedrag/minder slaap een hoger risico hebben op overgewicht en obesitas, dan kinderen en adolescenten die een patroon hanteren dat zich kenmerkt door veel lichaamsbeweging/minder sedentair gedrag/meer slaap [87, 88].

Inschatten van de motivatie

Voor het inschatten van de motivatie kunnen verschillende motivatiekaders als leidraad gebruikt worden.

zelfdeterminatietheorie

Ryan & Deci roepen in hun zelfdeterminatietheorie op om bij inschatting van motivatie vooral in te zoomen op de kwaliteit van de motivatie in plaats van de hoeveelheid motivatie [12, 23].

Goede motivatie is gebaseerd op iets zelf ‘willen’ i.p.v. iets ‘moeten’: “Hoe kunnen we zorgen dat mensen verandering willen?”. Volgens de zelfdeterminatietheorie willen mensen maar werken aan verandering als hun basisbehoeften zijn ingevuld. Frustratie van hun basisbehoeften leidt tot onrustig zoeken naar invulling van die basisbehoeften en dan is er geen ‘leren’ of ‘veranderen’ mogelijk. Mensen hebben drie psychologische basisbehoeften, namelijk de nood aan autonomie, de nood aan verbondenheid en de nood aan competentie. In overeenstemming met deze 3 basisbehoeften wordt motivatie bij kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas (en hun ouders) beïnvloed door [8, 23]: 

  • de mate waarin de jongere en ouders de vrijheid voelen om zelf te bepalen welke verandering ze wanneer en op welke wijze doorvoeren (autonomie);
  • in hoeverre zowel de jonge cliënt als de ouders zich gesteund voelen door anderen (verbondenheid);
  • hoe bekwaam de jongere en de ouders zich voelen om de verandering te realiseren (competentie)
Veranderwens verkennen

Onderzoek de veranderwens van de jonge cliënt. De bereidheid om te veranderen kan in kaart gebracht worden met behulp van de veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente (1992). Volgens dit model verloopt de verandering van gezondheidsgedrag over volgende stadia:

  • Voorbeschouwing (precontemplatie): de jongere stelt zich weinig of geen vragen bij het huidige gedrag en overweegt geen gedragsverandering.
  • Beschouwing (contemplatie): de jongere begint voor- en nadelen af te wegen maar op vlak van gedrag is er nog niet veel verandering.
  • Voorbereiding (preparatie): de jongere neemt de beslissing om het gedrag te veranderen (hoe klein ook) en maakt voornemens.
  • Actie: de jongere levert zichtbare inspanningen om te veranderen door ‘vallen en opstaan’.
  • Consolidatie (handhaving): na voldoende succeservaringen heeft de jongere zich de nieuwe gewoontes eigen gemaakt, het begint meer ‘vanzelf te gaan’.

Belangrijk bij het bepalen van de motivatie is dat de hulpverlener zich focust op een gedrag. Lichaamsgewicht of gewichtsverlies is geen gedrag en dus geen goed thema om naar motivatie te peilen (de maakbaarheid van lichaamsgewicht is trouwens veel kleiner dan ooit gedacht werd). De vraag is dus niet of het kind of de adolescent bereid is om te vermageren, maar welke bestaande gewoontes hij/zij bereid is om te veranderen.

Motiverende gespreksstijl

Het kader van Miller en Rollnick pleit ervoor om bij het bevragen van motivatie een motiverende gespreksstijl te gebruiken: wat is de veranderwens, wat is de behoudswens? De vraag is niet ‘of’ de jongere wil veranderen maar ‘wat’ de jongere zelf veranderd wil zien? Voeg in op basis van gelijkwaardigheid [26].

Meer informatie over de drie motivatiekaders

Psychosociale gegevens

Verzamel gegevens omtrent opleiding, werk/schoolsituatie, woonsituatie (thuiswonend, alleenwonend,…), samenlevingsvorm, broers/zussen, gezinssamenstelling, leefomgeving, … (deze maakt vaak al deel uit van de algemene gegevensverzameling tijdens de intake).

Psychologische en sociale risicofactoren

Gezien verstoord eetgedrag kan leiden tot overgewicht, is het zinvol om ook de psychologische en sociale factoren in kaart brengen die een rol spelen in verstoord eetgedrag. Deze factoren vormen dus risicofactoren voor gewichtsproblemen [89].

Psychologische en gedragsfactoren
  • Lijngedrag (zie ook Eetgedrag): onvoldoende voedselinname en lijngericht denken kunnen leiden tot overeten. Uit een studie bij Vlaamse jongeren blijkt dat lijngedrag toeneemt met de leeftijd en het meest voorkomt bij jongeren met overgewicht of obesitas [42].
  • Negatief zelfbeeld en lichaamsontevredenheid (zie Persoonlijke factoren).
  • Mediagebruik en sociale vergelijking.
  • Gebrekkige emotieregulatie: maladaptieve manieren om met negatieve emoties om te gaan worden gelinkt aan verstoord eetgedrag: bv. emotioneel eten (zie ook Eetgedrag en Persoonlijke factoren)
  • Temperamentsfactoren (temperament verwijst naar de individuele verschillen in reactiviteit en regulatie):
    • negatief affect;
    • problemen in zelfregulatie: bij gebrek aan zelfregulatievaardigheden wordt de verleiding van voedsel en beloning niet weerstaan;
    • moeite hebben met grenzen.
  • Persoonlijkheidstrekken:
    • impulsiviteit;
    • gerichtheid op beloning en plezier.
  • Psychische en ontwikkelingsproblemen:
    • stemmings- en angststoornissen: bv. depressie;
    • mentale beperking: bij personen met een lichte mentale beperking wordt een hogere prevalentie aan obesitas waargenomen. Dit wordt gelinkt aan onder meer een minder goede zelfcontrole rond (a) de hoeveelheid voedsel die gegeten wordt, (b) de eetsnelheid en (c) het maken van evenwichtige voedselkeuzes. Bij personen met een ernstige mentale beperking komt voedselweigering dan weer vaker voor;
    • ADHD;
    • autismespectrumstoornissen (ASS).
Sociale factoren

De leefomgeving en context heeft een grote invloed op het eetgedrag en de eetgewoonten van kinderen en adolescenten. Een duidelijk beeld krijgen van de leefomgeving van de jongere is helpend bij het opstellen van een haalbaar behandelplan op maat. Volgende factoren kunnen bevraagd worden:

  • opvoedingsfactoren (zie externe factoren – (Op)voedingsstijl zorgfiguren);
  • socio-economische status (SES): uit de Vlaamse prevalentiecijfers rond overgewicht bij kinderen en adolescenten blijkt dat overgewicht en obesitas vaker voorkomen bij jongeren met een lagere SES. Omgevingsfactoren zoals de woonomgeving, financiële situatie, stress en beschikbaarheid van gezonde voeding kunnen overgewicht mee in de hand werken [90];
  • eetpathologie of psychopathologie bij de ouder;
  • pesten en stigmatisering;
  • misbruik en mishandeling (link met o.a. lichaamsontevredenheid, gebrekkige emotieregulatie en impulsiviteit).

Meer info over risicofactoren voor eet- en gewichtsproblemen

(Op)voedingsstijl zorgfiguren

De voedingsinname en het eetgedrag van kinderen en adolescenten worden beïnvloed door een veelheid van op elkaar inwerkende factoren, waaronder ook de thuisomgeving. Zorgfiguren (ouders, grootouders, actoren in de opvang … ) hebben door hun gedragingen en hun interacties met het kind of de adolescent een sterke invloed op de fysieke, cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling en dus ook op het eetgedrag van de jongere. Dit kan een directe invloed zijn, door pogingen om het eetgedrag te sturen, maar ook indirect, door het voorbeeld dat zorgfiguren zelf stellen (modeling) [39]. Deze invloeden worden vaak besproken in termen van “opvoedingsstijl” en “opvoedingspraktijken” [91]:

  • Opvoedingsstijl verwijst naar het emotionele klimaat van de ouder-kind relatie. Op basis van de parameters ‘warmte’ en ‘responsiviteit’ in vergelijking met ‘controle’ en ‘veeleisendheid’, worden ouders ingedeeld in 1 van 4 opvoedingsstijlen: autoritair, autoritatief, toegeeflijk en verwaarlozend [92].
  • Opvoedingspraktijken verwijzen naar het gedrag of de handelingen (opzettelijk of onopzettelijk) die ouders verrichten voor de opvoeding van hun kind en die de attitudes, gedragingen of overtuigingen van hun kind beïnvloeden [91].

Over de jaren heen werden deze termen ook meer specifiek toegepast op het domein voeding, resulterend in de ondertussen breed gebruikte begrippen ‘ouderlijke voedingsstijlen’ en ‘ouderlijke voedingspraktijken’.

Ouderlijke voedingsstijlen

Hughes en collega’s formuleerden 4 ouderlijke voedingsstijlen, naar analogie met de 4 opvoedingsstijlen [92, 93] (zie afbeelding):

Autoritaire voedingsstijl 

De autoritaire voedingsstijl wordt getypeerd door lage scores op warmte/responsiviteit en een hoge score op controle, en omvat strategieën zoals verbod op bepaalde (bv. ‘ongezonde’) voedingsmiddelen en druk op het kind om andere (‘gezonde’) voedingsmiddelen (zoals groenten) te eten. Door straffen en belonen wordt het kind gedwongen om het voedsel te eten dat hij afwijst. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de signalen die het kind geeft rond smaakvoorkeur en verzadiging;

Autoritatieve voedingsstijl

De autoritatieve voedingsstijl wordt getypeerd door een hoge score op warmte en een matige tot hoge score op controle. Hierbij wordt het kind aangemoedigd om gezonde voedingsmiddelen te eten, maar wordt ook een zekere mate van keuze geboden. De zorgfiguur beslist uit welke voedingsmiddelen gekozen kan worden;

Toegeeflijke voedingsstijl 

De toegeeflijke voedingsstijl wordt getypeerd door een hoge score op warmte en een lage score op controle. Hierbij liggen de voedingskeuzes volledig bij het kind, en wordt geen eetstructuur geboden door de ouder. De wensen van het kind worden voortdurend ingewilligd, en enkel de lievelingsmaaltijden van het kind worden bereid om conflicten te vermijden;

Verwaarlozende voedingsstijl

De verwaarlozende voedingsstijl wordt getypeerd door lage scores op warmte en controle. Hier wordt weinig rekening gehouden met de noden en signalen van het kind, er is een gebrek aan eetstructuur, en de zorgfiguren zijn weinig consistent in hun regels.

Figuur 2: Typologie van (op)voedingsstijlen (gebaseerd op Hughes et al., 2005) [93] [39]

Een autoritatieve voedingsstijl wordt als het meest optimale klimaat beschouwd. Deze voedingsstijl draagt bij tot een evenwichtige voedingsinname en een normale gewichtsevolutie bij kinderen [14, 39]. 

Ouderlijke voedingspraktijken

Ouderlijke voedingspraktijken verwijzen naar specifieke praktijken of strategieën die ouders gebruiken om te regelen wat, wanneer en hoeveel hun kinderen eten en om het eetpatroon van hun kinderen te vormen [91].

Ouderlijke voedingspraktijken kunnen soms contraproductief werken. Door overmatige controle uit te oefenen op het eetgedrag van het kind, gaat het kind net het tegenovergestelde doen van wat de ouder wil bereiken. Overmatige controle kan zowel gaan over druk leggen op de keuze van voedingsmiddelen (en restrictie van bepaalde voedingsmiddelen) als over druk en beperkingen leggen op de hoeveelheid die het kind eet. Klassiek gaat het over pogingen om de consumptie van groenten en fruit te verhogen en de consumptie van suiker-, zout-, en vetrijke snacks te beperken. Het kind wordt bijvoorbeeld gedwongen om een bepaald voedingsmiddel te eten of het bord leeg te eten door middel van (materieel) belonen en straffen, en suiker-, vet- en zoutrijke snacks worden verboden [21].

Controlerende voedingspraktijken

Controlerende voedingspraktijken worden in verband gebracht met de gewichtsstatus bij kinderen. Uit verschillende studies blijkt een positief verband tussen restrictieve praktijken en het voorkomen van overgewicht bij kinderen [94] [95] [96] [97], hoewel dit verband niet in alle studies wordt weerhouden [98]. Het uitoefenen van ‘druk om te eten’ wordt dan weer geassocieerd met ondergewicht bij kinderen [94] [95] [96] [97] .

De bezorgdheid van ouders of zorgfiguren over het lichaamsgewicht van het kind kan een belangrijke risicofactor zijn voor controlerende voedingspraktijken [99]. Ouders kunnen restrictiever optreden wanneer ze zich zorgen maken over het lichaamsgewicht van hun kind [100, 101]. Meer onderzoek is nodig om deze bidirectionele relatie tussen ouderlijke voedingspraktijken en het gewicht/eetgedrag van een kind te bevestigen [94, 102]. Diëten of het beperken van de hoeveelheid voedselinname kan bovendien een negatief effect hebben op de competentie van het kind om de voedselbehoefte te reguleren, zelfs als het gaat over het dieetgedrag van de zorgfiguur en niet van het kind zelf [39].

Een overzicht van controlerende ouderlijke voedingspraktijken is terug te vinden in onderstaande tabel [91].

Dwangmatige controle
Wordt omschreven als “druk, opdringerigheid en dominantie van de ouders ten opzichte van de gevoelens, de gedachten en het gedrag van het kind”.
RestrictieDe ouder legt strenge beperkingen op aan de toegang van het kind tot voedsel of de mogelijkheid om dat voedsel te consumeren. Gewoonlijk worden restrictieve praktijken gebruikt om controle uit te oefenen over de inname van ‘ongezond’ voedsel door het kind.
Druk om te etenDe ouder dringt aan, eist of worstelt fysiek met het kind om het meer te laten eten.
Straffen en belonenStraffen en belonen
– Voedingsgerelateerde straffen en beloningen met oog op eetgedrag
– Voedingsgerelateerde straffen en beloningen met oog op gedrag (algemeen)
– Niet-voedingsgerelateerde straffen en beloningen met oog op eetgedrag
De ouder dreigt het kind iets af te nemen bij wangedrag of belooft/biedt het kind iets aan in ruil voor gewenst gedrag. Deze straffen en beloningen worden zowel gebruikt met oog op algemene gehoorzaamheid als specifiek voor eetgedrag. De straffen en beloningen kunnen betrekking hebben op voedsel (bv. wel of niet laten eten van dessert), maar evengoed ook niet. 
Gebruik van voeding om negatieve emoties te controlerenDe ouder gebruikt voedsel om het kind te beheersen of te kalmeren wanneer hij/zij overstuur, kribbig, boos, gekwetst of verveeld is.

Tabel 12: definities ouderlijke voedingspraktijken binnen het construct ‘dwangmatige controle’ [91]
Voedingspraktijken die structuur en autonomie bevorderen

Naast controlerende voedingspraktijken worden nog twee grote categorieën onderscheiden binnen de ouderlijke voedingspraktijken: voedingspraktijken die te maken hebben met structuur en voedingspraktijken die autonomie bevorderen [91]. In onderstaande tabel wordt een overzicht weergegeven van deze voedingspraktijken. Deze tabel voorziet in een taalkader om praktijken te verwoorden, maar geeft geen evaluatie van wat goed of niet goed is.

Structuur
Wordt omschreven als “de organisatie van de omgeving door ouders om de competentie van kinderen te faciliteren”.
Regels en grenzenDe ouder stelt duidelijke verwachtingen en grenzen over wat, wanneer, waar en hoeveel zijn/haar kind moet eten.
Begeleide keuzesDe ouder laat het kind kiezen wat het eet, maar de opties waaruit het kind moet kiezen, worden bepaald door de ouder.
MonitoringDe ouder houdt bij wat en hoeveel het kind eet, zodat hij/zij ervoor kan zorgen dat het kind voldoende gezonde voeding eet en niet te veel ongezonde voeding binnenkrijgt.
Routines bij maaltijden en tussendoortjes– Maaltijdsfeer
– Afleidingen
– Aanwezigheid familie
– Maaltijdschema
De ouder zorgt voor consistentie en voorspelbaarheid rond maaltijden en tussendoortjes voor wat betreft de plaats, het tijdstip, de aanwezigheid van gezinsleden, de gesprekstoon en het al dan niet aanwezig zijn van afleiding. 
Model-lerenDe ouder vertoont doelbewust gezonde voedingskeuzes en eetgedrag om het kind aan te moedigen hetzelfde te doen; of de ouder vertoont onbewust ongezond eetgedrag in het bijzijn van het kind.
Beschikbaarheid van voedselDe hoeveelheid en de soort voeding die een ouder in huis haalt.
Toegankelijkheid van voedselHoe gemakkelijk maakt de ouder de toegang tot gezonde en ongezonde voedingsmiddelen?
VoedselbereidingDe bereidingswijzen die een ouder gebruikt bij het bereiden van maaltijden en tussendoortjes, die van invloed kunnen zijn op de voedingswaarde van voedingsmiddelen.
Ongestructureerde praktijken– Verwaarlozing
– Toegeeflijkheid
De ouder geeft het kind de volledige controle over zijn eten, inclusief de timing en frequentie van maaltijden en tussendoortjes, en de hoeveelheid en het soort voedsel dat het eet.
Ondersteuning/bevordering van autonomie
Wordt omschreven als “het bevorderen van psychologische autonomie en het aanmoedigen van onafhankelijkheid”.
VoedingseducatieDe ouder geeft uitleg, waardoor het kind meer leert over voedingswaarde. Bv. uitleg over de voordelen van gezonde voeding of de gevolgen van ongezonde voeding.
Betrokkenheid kindDe ouder biedt het kind een specifiek voedingsmiddel aan als een aansporing om dat voedingsmiddel te eten. Ouders kunnen hun kind ook bevelen of opdragen om te eten, maar bij niet-naleving ervan, volgen er geen consequenties (geen straffen).
Aanmoediging 
BekrachtigingDe ouder zorgt voor positieve bekrachtiging, door het kind mondeling te prijzen voor het eten van bepaald voedsel of het proberen van nieuw voedsel.
ArgumentatieOuder gebruikt logica of verklaringen om het kind te overtuigen zijn of haar eetgedrag te veranderen
OnderhandelingDe ouder tracht om met het kind tot een overeenkomst te komen over wat  of hoeveel het kind zal eten. Onderhandelen maakt het mogelijk om meningsverschillen tussen ouder en kind op te lossen, door het zoeken naar een aanvaardbaar compromis

Tabel 13: Ouderlijke voedingspraktijken, horende bij de constructen ‘structuur’ en ‘bevorderen van autonomie’ [91]

 

Signalen van controlerende voedingspraktijken

In onderstaand overzicht worden een aantal signalen opgesomd die kunnen aangeven dat ouders (of andere zorgfiguren) gebruik maken van controlerende voedingspraktijken. Uiteraard kunnen deze signalen ook andere oorzaken hebben [103, 39]:

  • “Het kind lijkt de hele dag door te eten, en eet systematisch grote hoeveelheden.”
    • Ga na of er sprake is van restrictie, of het kind bv. om genetische of biologische redenen (inhaalgroei, groeispurt, … ) een verhoogde energiebehoefte heeft.
  • “Het kind heeft geen belangstelling voor de maaltijden, verzet zich ertegen of blijft zeer lang aan tafel.”
    • Ga na of er sprake is van druk tijdens de maaltijden, directe of indirecte restrictie.
  • “Het kind vertoont aanhoudende weerstand om nieuwe voeding te proeven.”
    • Ga na of er sprake is van druk om te eten, maar denk ook aan neofobie, onaantrekkelijk (bv. vetarm, ongekruid) voedsel, negatieve ervaring in het verleden (bv. verslikking), intolerantie, ….
  • “Het kind eet stiekem en verstopt voedsel”.
    • Ga na of er sprake is van restrictie, druk tijdens de maaltijden, portiecontrole, onaantrekkelijk voedsel, het strikt vermijden van “verboden voedsel”.
  • “Het kind denkt vaak aan eten en vraagt er vaak naar: het kind zegt voortdurend ‘ik heb honger’, praat over eten, vraagt naar eten, …
    • Ga na of er sprake is van onregelmatige tijdstippen voor maaltijden/snacks, voedselrestrictie, emotioneel eten. Het kan ook zijn dat het kind gewoon enthousiast is over eten.
Contextfactoren

Ouderlijke voedingspraktijken worden niet enkel beïnvloed door de ouderlijke (op)voedingsstijlen, maar ook door contextfactoren zoals cultuur, etniciteit, gezinsinkomen, opleidingsniveau, voedselzekerheid, enz.…  [91]. Deze contextfactoren hebben dus ook een invloed op het eetgedrag van het kind en worden best in kaart gebracht (zie Psychosociale gegevens).

Voorbeelden van andere externe factoren die van invloed kunnen zijn op het functioneren van het kind of de adolescent met overgewicht of obesitas [30]: 

  • Houding van het gezin/steunfiguren t.o.v. het overgewicht? Staan ouders/steunfiguren achter de jongere? Bieden ze steun?
  • Zijn er mensen in de directe omgeving van de jonge cliënt die een (energiebeperkt) dieet volgen? Zijn er mensen in de familie gekend met overgewicht of obesitas?
  • Wat is de houding van het gezin/steunfiguren t.a.v. het slankheidsideaal? Dringen ze aan om af te vallen?
  • Welke gewoonten heeft de vriendengroep waartoe de adolescent behoort?
  • Is er sprake van pesten, emotionele verwaarlozing of mishandeling?

Persoonlijke factoren

Groeithema’s eigen aan de leeftijd

Bij het opstellen van het behandelplan zal worden ingevoegd bij de groeithema’s die eigen zijn aan de leeftijdsfase van de jonge cliënt. Niet enkel groeithema’s rond de ontwikkeling van eetgedrag en smaak- en voedingsvoorkeuren zijn hiertoe relevant, ook bredere groeithema’s, zoals lichaamsbeeld, emotieregulatie, zelfwaardering en identiteitsontwikkeling, zijn zinvol om mee te nemen in het behandelplan.

Meer informatie omtrent de groeithema’s die eigen zijn aan normale groei en ontwikkeling van de jongere is terug te vinden in de Groeiwijzer of de samenvattingsfiche

Groeithema’s in het licht van eet- en gewichtsproblemen

Verschillende persoonlijke factoren kwamen al aan bod in de alinea rond psychosociale risicofactoren voor eet- en gewichtsproblemen. Bijkomend, kunnen factoren die een rol spelen in het ontstaan van eet- en gewichtsproblemen, gebundeld worden onder drie grote groeithema’s. Binnen elk groeithema zijn er factoren die risico’s kunnen vormen om de groeitaak tot een goed einde te brengen, en beschermende factoren die ‘bufferen’ tegen problemen. De thema’s zijn:

Ontwikkelen van een positief lichaamsbeeld

Dit gaat verder dan tevreden zijn met hoe je er uitziet. Een positief lichaamsbeeld bestaat uit een waarderende, aanvaardende en respectvolle attitude tegenover het eigen lichaam, waarbij zorg wordt gedragen voor het lichaam, en men dankbaar is voor alles wat het lichaam voor zichzelf doet (functionaliteit) en wat men met het lichaam kan doen (plezier).  Bij kinderen wordt bijvoorbeeld gewerkt rond kennis van de verschillende functies die het lichaam heeft, rond begrip van en waardering voor biologische diversiteit in lichaamsgewicht en lichaamsvormen (naast andere vormen van diversiteit), rond plezier beleven aan sport en spel  en ook rond het verkennen van andere bronnen van zelfwaardering, naast gewicht/uiterlijkheden (bv. school, hobby’s, vriendschappen…)

Emotieregulatie

Over een breed gamma strategieën beschikken om met (negatieve) emoties om te gaan (zoals problemen actief aanpakken, sociale steun zoeken, emoties uiten…) en deze flexibel kunnen inzetten. Bij kinderen wordt onder meer gewerkt rond vertrouwen hebben in zichzelf en in anderen (wat het zoeken van sociale steun stimuleert) en in het aanleren van probleemoplossingsvaardigheden.

De regulatie van eetgedrag

Idealiter willen we dat er een goede afstemming is op de noden van het lichaam (zowel wat hoeveelheid betreft – luisteren naar honger- en verzadigingssignalen – als wat voedingsstoffen betreft – gevarieerde en evenwichtige voeding) en dat er een ontspannen houding is t.o.v. voeding en eetgedrag (geen zwart-wit denken, geen schuldgevoel). Bij kinderen wordt onder meer ingezet op gedeelde verantwoordelijkheid – de ouder beslist wat het kind eet, het kind beslist hoeveel het eet – op het overwinnen van neofobie en uitbreiding van het smakenpallet, en op het leren omgaan met verleidende extraatjes zoals frisdrank, snoepgoed en chips, zonder dat deze een ‘verboden vrucht’ worden.

De diëtist kan deze thema’s gebruiken om zicht te krijgen op factoren die het ontstaan en voortbestaan van een eet- of gewichtsprobleem bij hun patiënt hebben beïnvloed, om zo deze factoren mee te nemen in het uitwerken van zorg op maat.

Meer informatie over deze groeithema’s, risicofactoren, beschermende factoren en zorg op maat is terug te vinden in deze samenvattingsfiche

Overige persoonlijke factoren

Een ander belangrijk aspect na te vragen in het diëtistisch onderzoek is de houding van het kind of adolescent ten opzichte van lichaamsgewicht en figuur [104] [105, 51]:

  • Is er sprake van ontevredenheid over lichaamsgewicht en -vormen?
  • Maakt het kind zich overmatig zorgen over lichaamsgewicht en -vormen?
  • Hoe belangrijk zijn lichaamsgewicht en -vormen voor het kind?
  • Worden sociale contacten vermeden vanwege de beleving van het gewicht?

Andere voorbeelden van persoonlijke factoren zijn [51, 105]:

  • ziekte-inzicht;
  • kennis rond overgewicht en invloed op gezondheid/functioneren;
  • cognities ten aanzien van eten en lichaamsgewicht;
  • mentaal welbevinden: eigenwaarde/zelfrespect, zelfbeeld, veerkracht, mentale belastbaarheid, …;
  • therapietrouwheid;
  • vrijetijdsbesteding en sociale contacten;
  • gebruik van sociale media;
  • roken, alcohol, drugs, …;
  • culturele en religieuze achtergrond;
  • kwaliteit van leven.