Opvolging van een herstelde patiënt

In deze sectie komen enkele aandachtspunten tijdens de herstelfase aan bod. De samenvattingsfiche met op te volgen parameters kan je hier downloaden. Je vindt in deze sectie ook een link naar extra uitleg rond zwangerschap en eetstoornissen.

De huisarts is voor de meeste mensen een belangrijke vertrouwenspersoon en is hulp die snel toegankelijk is. Deze vertrouwdheid en beschikbaarheid hebben een belangrijke en steunende functie. De huisarts kan bevragen hoe het gaat met het eetgedrag van de patiënt wanneer deze een stressvolle periode doormaakt. De huisarts is ook opmerkzaam voor signalen van (herval van) een eetstoornis. Vooral als de patiënt een verlieservaring heeft is extra waakzaamheid nodig [8].

De voedingstoestand van de patiënt wordt best op lange termijn opgevolgd, ook na herstel van de eetstoornis, en idealiter wordt het eetgedrag van de patiënt ook verder opgevolgd door een diëtist. De huisarts brengt op regelmatige tijdstippen de BMI in kaart, samen met een algemeen klinisch onderzoek (temperatuur, hartslag, bloeddruk en bloeddoorstroming). Tussentijds worden ook enkele biochemische parameters nagekeken, zoals hormoonprofielen en vitamine D [13].

Bij kinderen en adolescenten kan een eetstoornis impact hebben op hun groei. Hoewel de groei na herstel van een eetstoornis terug versnelt, kan de schade tijdens de eetstoornis leiden tot een kleinere lengte als volwassene. Er is ook bezorgdheid dat sommige structurele veranderingen in de (groeiende) hersenen, veroorzaakt door de eetstoornis, onomkeerbaar zijn [16].

Door de impact van (gebrek aan) vetweefsel op de geslachtshormonen kan een eetstoornis leiden tot een onvoldoende ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken en soms zelfs tot atrofie van de eierstokken met steriliteit tot gevolg [6]. Wanneer de herstelde patiënt een kinderwens heeft kunnen bezorgdheden rond en problemen met vruchtbaarheid naar voor komen [73, 21]. Voor meer info rond zwangerschap en eetstoornissen, zie verder.

Langdurige amenorroe is een risicofactor voor osteoporose, vooral wanneer de eetstoornis zich op jonge leeftijd ontwikkelt. Gezien de adolescentie een periode is van snelle botvorming, wordt de verwachte piekbotmassa niet gehaald bij anorexia nervosa die voor of tijdens de puberteit ontstaat. Wanneer de patiënt een botdensiteitsscan heeft gehad, wordt aangeraden dit om de twee jaar te herhalen zolang dit geïndiceerd is [14]. Een verminderde botdensiteit kan behandeld worden met vitamine D- en calciumsuppletie en botversterkende oefeningen [80]. Wees wel aandachtig voor (heropflakkering van) overmatig bewegen in kader van eetstoornissymptomatologie.

Indien de eetstoornis (tijdens de behandelfase) medische complicaties heeft veroorzaakt (bv. orgaanschade), die zich niet herstellen samen met herstel van de eetstoornis, is verdere opvolging van deze complicaties nodig, eventueel met tussentijdse consultaties bij een specialist.

Zwangerschap en eetstoornissen arrow

Eetstoornissen zoals anorexia nervosa (AN), boulimia nervosa (BN) en eetbuistoornis komen vaak voor in de adolescentie en bij jonge vrouwen. Terwijl de prevalentie van AN en BN stabiliseren tijdens de volwassenheid, blijft de prevalentie van de eetbuistoornis toenemen gedurende de volwassenheid. Dit voorkomen van eetstoornissen op een reproductieve leeftijd interfereert daarom geregeld met zwangerschap(swens). Bezorgdheden over lichaamsgewicht (25%), eetbuien (8,8%) en compensatiegedrag (2,3%) komen ook regelmatig voor bij zwangere vrouwen.

Meisjes en vrouwen met een eetstoornis blijken een verminderde vruchtbaarheid te hebben (door verminderde hormoonproductie en amenorroe). Vrouwen met een actieve eetstoornis en een kinderwens consulteren daarom vaker fertiliteitscentra. Zo blijkt 7,5% van de zwangere vrouwen in fertiliteitscentra aan de criteria van een eetstoornis te voldoen. Anderzijds blijken er meer ongeplande zwangerschappen en abortussen te zijn. De aanwezigheid van amenorroe doet vaak het foutieve vermoeden rijzen dat men niet zwanger kan worden, waardoor er geen accuraat gebruik van anticonceptie is. Er kunnen namelijk periodes zijn waarin deze vrouwen tijdelijk toch ovuleren.

Zwangere vrouwen met een actieve eetstoornis zouden minder eetsymptomatologie vertonen tijdens de zwangerschap uit angst om de foetus te schaden, al blijven er vaak latent verstoorde cognities over lichaam, gewicht en zelfbeeld aanwezig. Dit zorgt er wellicht voor dat zwangere vrouwen hun toevlucht nemen in andere symptomen zoals sport of roken. Het effect van een eetstoornis op de zwangerschap en bevalling is echter weinig onderzocht. Een risicomodel veronderstelt negatieve gevolgen zoals verstoorde bloedwaarden, groeivertraging, lager geboortegewicht, miskramen en problemen in de verdere ontwikkeling van het kind. Dit risicomodel wordt echter in wisselende mate bevestigd. Ondanks de afwezigheid van consistent wetenschappelijk bewijs, is het algemeen gesproken belangrijk om bij zwangere vrouwen met een eetstoornis rekening te houden met complicaties tijdens de zwangerschap en de geboorte en hen dus nauw op te volgen.

Na de zwangerschap kan eetsymptomatologie opnieuw toenemen, bv. door de stress gerelateerd aan de verwachtingen, spanningen en negatieve gevoelens gerelateerd aan de zorg van de baby. Moeders met (een voorgeschiedenis van) een eetstoornis blijken daarnaast meer depressieve klachten te rapporteren in vergelijking met moeders zonder eetstoornis en dit zowel tijdens als na de zwangerschap. Ook zou een eetstoornis bij de moeder zorgen voor een grotere kans op voedingsproblemen bij de baby en een verhoogde kans op het ontwikkelen van psychische klachten op latere leeftijd (7-10j). De gehechtheidsrelatie tussen moeder en kind kan eveneens moeilijker verlopen wanneer de moeder te ‘perfect’ wil zijn, wat gepaard gaat met extra druk en onzekerheid over de opvoeding van het kind.

Gezien een eetstoornis verschillende gevolgen kan hebben voor de zwangerschap, de bevalling en het welzijn van moeder en kind, is vroege screening en behandeling uitermate belangrijk. Voor een vroege screening kan de SCOFF- of ESP-vragenlijst gebruikt worden. Wanneer een vrouw met een kinderwens of een zwangere vrouw een actieve eetstoornis blijkt te hebben, is motiveren voor behandeling meestal de eerste stap. Hierbij is het belangrijk om motiverende gespreksvoering toe te passen op een respectvolle manier waarbij een gevoel van controle en vrijheid gecreëerd wordt. De behandeling van de eetstoornis is bij voorkeur multidisciplinair (psycholoog/psychiater, diëtist, psychomotorisch therapeut, relatietherapeut en arts). Tijdens de behandeling is eerst en vooral het aanpakken van de eetsymptomatologie belangrijk. Parallel hieraan worden ook overtuigingen rond lichaam, voeding en gewicht aangepakt. Via (relatie)therapie kunnen thema’s als vruchtbaarheid, kinderwens en ouderschap een centrale plaats krijgen.

Referentie

Norré, J. (2015). Hoofdstuk 7: Eetstoornissen. In M. Lambregtse-van den Berg, I. van Kamp, & H. Wennink, Handboek psychiatrie en zwangerschap (pp. 75-83). Utrecht: De Tijdstroom.

Tool

Informatiebrochure voor patiënten: klik hier